Met Diederik Stapel gaat het best goed

“Denken is lekker. Het is een soort onanie in je hoofd.” Bij lezing van De Fictiefabriek schiet die uitspraak van Connie Palmen je onwillekeurig te binnen. Het boek is een kermis van (wilde) gedachten, en misschien daarom 150 bladzijden lang een ware page turner. Daarna stokt het.

Literaire dagboeken en briefwisselingen gaan vaak gebukt onder trivia. Karel van het Reve omschrijft dat zo: ‘Of iemand zijn bibliotheekboeken nu wel of niet op tijd inlevert, het zal ons (de lezer) een zorg zijn’. Het gekke is: De Fictiefabriek neigt naar het andere uiterste. Iets meer alledaagsheid, anekdote, sparsa had prima gewerkt.

Donald Duck
Stapel doet het nog het meest: hij is erg amusant als hij het ‘klein’ houdt. Een ontmoeting met een Marokkaanse scholier in de trein; zijn grootvader die een groot deel van zijn leven bezig is met het schilderen van de Hembrug. De heldere, sympathieke tekeningetjes. Dautzenberg daarentegen blijft meer op de vlakte over zijn persoonlijke leven. Er zit weinig ontspanning in zijn brieven. Krampachtig bijvoorbeeld zijn zijn pogingen om de wetenschap verder te ontmaskeren. Op een goed moment stuurt Daan Achterbergh ? commissaris van de Vereniging voor Technische Physica ? een brief naar Donald Duck. In een stripje is de formule van één van de Wetten van Newton foutief weergegeven: r2 [subscript] in plaats van r2 [superscript]. Kijk, dat is humor. Dautzenberg noemt het briefje naïef. ‘Schattig, de naïviteit waarmee wetenschappers hun constructies verdedigen.’

Stapels wetenschapsfraude wordt neergezet als een ‘spel van waarheid en fictie’. Het is natuurlijk veel meer, en daarom is het eerste deel van het boek zo ongemeen spannend. Menselijk gezien alles erop en eraan. Stapel komt met hangende pootjes aan en laat ons zijn twijfel en tranen zien. Dautzenberg (in het jargon waar hij zelf zo’n hekel aan heeft) faciliteert. Hij helpt Stapel op de been en heeft in dit boek een interessante rol: hij blijft een beetje op de achtergrond. Dat zijn we niet van hem gewend. Prikkelend als de auteurs daadwerkelijk spelen met waarheid en fictie. Anton redt een denkbeeldig haaitje van het Vlielandse strand. Diederik fingeert een hersenscan die aantoont dat hij geneigd is tot liegen. Leuk!

Masturberen
De Fictiefabriek doet recht aan de klassieke roman: ook daarin streeft de hoofdpersoon iets na dat is gedoemd te mislukken. Stapel en Dautzenberg willen het theater in. Daar zullen ze spiernaakt opkomen en de stilte steeds ongemakkelijker laten groeien. Eigenlijk willen ze (toeval?) op het podium masturberen. Als de theaterproductie afketst, is er een motor uit het boek weg. Jammer: want tegen die tijd is ook het intellectuele discours een beetje te voorspelbaar geworden.

Wat blijft hangen? Het gevoel dat Stapel meer uit de correspondentie haalt dan zijn vriend. De ‘gevallen’ sociaal-psycholoog kruipt gemakkelijk op de biechtstoel. Ook hij formuleert ampele gedachtenspinsels, maar zegt bovendien waar het op staat. Bijvoorbeeld op een oudejaarsavond zonder visite vroeg in bed met Ik Hou van Holland en kinderchampagne. Stapel is waarschijnlijk geen betere schrijver dan Dautzenberg. Maar omdat hij meer heeft om over te schrijven, omdat hij zichzelf meer permitteert, valt hij in dit boek het meeste op. Het maakt je ronduit nieuwsgierig naar Ontsporing, het relaas van de val.

Diederik Stapel & A.H.J. Dautzenberg, De Fictiefabriek. Uitgeverij Atlas Contact, 406 pag.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.