Opinie “Vous êtes Charlie?” van Herman de Regt

Is er eigenlijk iemand die het vermoorden van de redactie van het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo niet krachtig veroordeelt? Is er eigenlijk iemand die de slachting van cartoonisten en journalisten in Parijs in januari van 2015 niet ten volste afkeurt? Is er eigenlijk iemand die het koelbloedig executeren van de om genade smekende agent (die zich opwierp als een bewaker van de burelen van Charlie Hebdo), daar op de stoep van de rue Nicolas-Appert, niet volstrekt barbaars acht? Ja, zo iemand is er. Sterker nog: ja, zulke mensen zijn er. Precies omdat er zulke mensen zijn, hebben wij een probleem. Want hoe combineren wij vrijheid van meningsuiting met prudentie – het wijs gebruik van gewonnen vrijheid?

Er is een ongemakkelijke vraag die we moeten beantwoorden, juist na de tragische en dramatische recente religieuze moordaanslagen in het hart van Europa. Op 2 november 2004 in Amsterdam werd columnist en cineast Theo van Gogh vermoord. Op 1 januari 2010 werd Jyllands-Posten-cartoonist Kurt Westergaard in zijn Deense huis bijna vermoord. Op 7 januari 2015 in Parijs werden de cartoonisten van Charlie Hebdo vermoord. De ongemakkelijke vraag die in Parijs, in Frankrijk, in Europa, als taboe wordt gezien is deze: ‘Moeten we wel de spot drijven met de religieuze ideeën van andersdenkenden?’

In Parijs, in Londen, in Amsterdam, en in Berlijn – ik acht het geen toeval dat dit de steden zijn die we steeds als eerste noemen – gingen direct na de brute moord op Charlie Hebdo velen de straat op met een eenvoudige en veelzeggende leuze: ‘Je suis Charlie’. Uiteraard moeten we dit in eerste instantie begrijpen als: ‘Ook ik vind dat beledigingen nooit tot fysiek geweld mogen leiden; ook ik vind dat spot nooit beantwoord mag worden met moord; ook ik vind dat met de moord op Charlie Hebdo de zwaar bevochten democratische vrijheid van meningsuiting is geschonden; ook ik geniet die vrijheid van meningsuiting; ook ik wil die genieten; en ook ik wil dat wij die genieten’. Maar het ‘Je suis Charlie’ dat tijdens de mars van de Place de la République tot aan de Place de la Nation zo massaal klonk, herbergt ook die ongemakkelijke vraag. Een net wat andere weg naar die ongemakkelijke vraag wordt uitgedrukt in de volgende cartoon: “Bent U Charlie?” “Nee, nee, das mijn buurman!”


Wanneer ik u de vraag stel ‘Vous êtes Charlie?’, dan zien we meteen het probleem. Iedereen die snapt hoe mensen in elkaar zitten, begrijpt ook dat je rekening moet houden met geweld als antwoord op verbale of visuele spot. Voor slechts weinig wandelaars in de mars door Parijs zal, zo meen ik, gelden dat wanneer de volgende gewapende jihadist aanbelt en vraagt of u Charlie bent, een volmondig ‘Oui!’ zal klinken. Als we weten dat er andersdenkende mensen zijn die gewelddadig reageren op bijtende spot, als we weten dat slechts weinig democraten bereid zijn te sterven door geweld als antwoord op grofgebekte satire, dan komt de vraag bovendrijven hoe we prudent met onze vrijheid van meningsuiting om kunnen en moeten gaan.

U ziet dat ik niet fysiek intimiderend overkom. Op mijn lagere school zat ik in de schoolbanken naast de laatste leden van de laatste bendes van Osse Messentrekkers. Terwijl ik mijn tekeningen trok, vroeg de vele jaren oudere Hannes Meijer van De Meijers of het ook wat zachter kon, want zo kon hij niet slapen. En dat deed ik dan. Natuurlijk niet zonder dat ik hem grinnikend toefluisterde, verbaal ad rem als ik was, ‘Oké, dan teken ik met zachte gum’. Hij begreep niet wat daar zo grappig aan was, maar voelde onmiddellijk aan dat ik zijn luiheid en gebrek aan leergierigheid bespotte. Later die week ving de kleine Arnold Meijer, onder supervisie van broers Hannes en Bernhard, mij op in het fietsenhok, met boksbeugel. Of ik mijn brilletje nog af wilde zetten voordat ik de pijn in mijn neus zou voelen. Hulpeloos om mij heen kijkend, deed ik dat. Daarna volgde de pijn. Vanaf dat moment zorgde ik dat ik de benodigde back-up had van de sterkste jongen van de school die zelfs De Meijers angst inboezemde, voordat ik weer een humoristisch bedoelde opmerking de wereld in slingerde. De geleerde les: als je wil zeggen wat je denkt, zeker wanneer dat bijtende spot is, zorg dat je bescherming geniet voor het geweld dat je klaarblijkelijk oproept. En opnieuw brengt dit dus de ongemakkelijke vraag naar boven die we in het Parijse licht moeten beantwoorden: ‘Hoe gaan wij prudent om met de vrijheid van meningsuiting?’

In 1859 introduceerde de weduwnaar en Brits filosoof John Stuart Mill, het zogeheten en beroemde ‘no-harm principle’ dat hij samen met Harriet Taylor Mill ontwikkelde. Het wordt als volgt geformuleerd: ‘The object of this essay is to assert one very simple principle, asentitled to govern absolutely the dealings of society with the individual in the way of compulsion and control, whether the means used be physical force in the form of legal penalties, or the moral coercion of public opinion. That principle is, that the sole end for which mankind are warranted, individually or collectively, in interfering with the liberty of action of any of their number, is self-protection. That the only purpose for which power can be rightfully exercised over any member of a civilized community, against his will, is to prevent harm to others.’ (Mill, 1859, pp. 13-14)
Over dit principe kan veel gezegd worden, en is veel gezegd.

Laten we het hier als volgt vertalen: ‘Men is alleen gelegitimeerd om de vrijheid van iemand te beperken, wanneer dit voorkomt dat anderen leed wordt aangedaan’. Toegepast op het uiten van een mening in onze democratie, betekent het dat iedereen alles mag zeggen zolang dit anderen geen leed toebrengt. Als we dan een ongemakkelijke vraag durven stellen, dan is het wel deze: ‘Hadden we de satire van Charlie Hebdo moeten verbieden, om het leed dat sommige moslims daarmee wordt aangedaan te voorkomen’?
.
Ik begrijp goed dat deze vraag bij principiële democraten in het verkeerde keelgat zal schieten. Zij zullen zeggen dat de vrijheid van meningsuiting een verworven democratisch recht is, en dat bijtende spot nog nooit teksten en cartoons hebben opgeleverd die op zichzelf mensen van het leven beroven of ook maar enigszins fysiek schaden! In dit opzicht is de pen dus helemaal niet scherper dan het zwaard: de pen is geen zwaard en doodt of verwondt geen mensen. Dat is de reden, zeggen de principiële democraten, waarom je mag zeggen wat je wil, ook wanneer het gaat om bijtende spot in de vorm van tekst of prent. Het vrije woord en beeld brengen anderen immers geen schade en leed toe en dus is er geen reden om zulke meningsuiting te verbieden. Schelden doet geen pijn. Of ook: ‘Sticks and stones may break my bones, but words will never hurt me’.

Wanneer er in Parijs nu slachtoffers te betreuren zijn, namelijk de redactieleden van Charlie Hebdo en hun bewakers, dan is dat omdat Fransen, onder invloed van Jemenitische Al Qaida-propaganda, met kalashnikovs begonnen te schieten in de rue Nicolas-Appert. Maar die jihadisten is geen fysiek geweld aan gedaan, zeggen de principiële democraten. Cartoons veroorzaken immers geen leed bij anderen. Woorden of tekeningen doden niet. Opnieuw, de vrijheid van meningsuiting is een onvervreemdbaar recht binnen democratieën, maar het lijkt toch ook, gegeven de kennis die we hebben over wat cartoons en teksten kunnen doen bij mensen, op te roepen tot prudent gebruik van dat recht. Waarom hebben we ook al weer die vrijheid van meningsuiting? Een paar bladzijden verder in Mill’s beroemde essay ‘On Liberty’ (1859) worden vier klassieke argumenten voor de vrijheid van meningsuiting gegeven:
(1) the opinion expressed might be true: ‘To deny this is to assume our own infallibility’;
(2) although false, the opinion might be partially true: ‘it is only by the collision of adverse opinions that the remainder of the truth has any chance of being supplied’;
(3) even if the received opinion is the whole truth, ‘[unless it is] vigorously and earnestly contested, it will, by most of those who receive it, beheld in the manner of a prejudice’ – and we don’t want that;
(4) only if we keep discussing dissenting opinions, do the broadly accepted and reasonable dogmas keep their meanings vital in regard of character and conduct.

We houden de vrijheid van meningsuiting hoog omdat we het onderzoek naar de waarheid niet willen blokkeren. Alleen wanneer we alle stemmen horen, hebben we maar kans in de richting van de waarheid te bewegen, en daarom moeten alle stemmen klinken. Dat is de reden dat we de vrijheid van meningsuiting moeten koesteren. En alleen met de waarheid aan onze kant zullen we kans maken om door ons gezien onrecht recht te zetten. Zoals de Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen (in 1837) liet zien, pas wanneer iemand, onbevreesd voor autoritaire sancties, roept dat de keizer in zijn blootje loopt, komt de waarheid aan het licht over de nieuwe kleren van de keizer. Pas dan worden de dwaasheden van de machthebbers onthuld. Dat is de meest basale reden waarom we de vrijheid van meningsuiting hoog moeten houden. Nu die ongemakkelijke vraag nog een keer: ‘Mag je de spot drijven met de religieuze ideeën van anders denkenden, omdat we daarmee ridicule denkbeelden aan de kaak denken te stellen die vele mannen, vrouwen, en kinderen, leed berokkenen?’ En als we de vrijheid van meningsuiting gebruiken om het leed dat anderen wordt aangedaan aan de kaak te stellen, hoever mogen we dan gaan in onze spot en kritiek? Een imam zegt dat zijn liefde voor de Profeet groter is dan zijn liefde voor zijn ouders, of voor wie dan ook, behalve voor Allah. Zo ervaren vele moslims hun relatie met Mohammed – vrede zij met hem, en Allah. Om te voorkomen dat moslims de Profeet gaan aanbidden in plaats van Allah is er een ‘ongeschreven wet’ om Mohammed niet af te beelden. Het is het serieus nemen van het (ook Bijbelse) gebod dat zegt: ‘Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is’. En zelfs dit verbod op het afbeelden van de Profeet, is niet zo streng dat er geen enkele afbeelding te vinden is van Mohammed, de boodschapper van het woord van Allah. Het gaat vooral om het negatief afbeelden en beledigen van de Profeet. Het is het krenken van iemand door iemand anders waar hij zielsveel van houdt te bespotten.
.
Hoeveel spot en kritiek zijn wij bereid te accepteren, wanneer onze ideeën en onze geliefden het mikpunt van die spot en kritiek zijn? Wie durft er te pissen opeen elftalfoto van Ajax of Feyenoord in bijzijn van de betreffende fans? Wie durft een kopie van de Amerikaanse Constitution te verbranden op het veld achter Independence Hall in Philadelphia, of een Stars ’n Stripes op Arlington National Cemetery in Washington DC (‘Our most sacred shrine’) tussen de graven van twee Navy Seals soldaten? En dat allemaal om de verheerlijking van het voetbal, de slinkse wereldpolitiek of de schending van de soevereiniteit van staten te bekritiseren en aan de kaak te stellen. Wie durft pontificaal de ogen uit te steken van een fotoportret van het dochtertje van de buurman in bijzijn van de buurman? Is het voorstelbaar dat iemand ontoerekeningsvatbaar verklaard wordt wanneer hij, door liefde verblind, een crime passionel pleegt? Willen we iemand krenken door te spotten met degene waar hij of zij zielsveel van houdt? Willen we iemand krenken door te spotten met degene waar hij of zij zielsveel van houdt, terwijl we weten dat hij of zij gewelddadig zal reageren omdat hij of zij nu eenmaal niet anders kan? Dat hangt er vanaf wat we ermee willen bereiken. Komt dat wat we beogen dichterbij met de bijtende spot? Hoe schatten we dat in met alles wat we weten? Prudentie betekent wijs omgaan met de vrijheid die je hebt. Wanneer we dus de vraag stellen: ‘Mag je de spot drijven met de religieuze ideeën van andersdenkenden?’, dan is het antwoord: ‘Ja, dat mag, want de vrijheid van meningsuiting is een onmisbaar instrument om de democratie in stand te houden’.

Maar de ongemakkelijke vraag wordt nu: ‘Moet je de spot drijven met de religieuze ideeën van religieuze andersdenkenden, louter omdat het mag?’, of ‘louter om te lachen’, of ‘louter om te beledigen’? Er is direct de vervolgvraag: ‘Waarom iets doen louter omdat het mag, of waarom iets doen louter omdat het leuk is, of waarom iets doen louter om te beledigen?’ En als we al iets bekritiseren en aan de kaak willen stellen, volgt nog weer een vervolgvraag: ‘Waarom dit nu doen, terwijl we beter iets anders kunnen doen om te bewerkstelligen wat we wensen?’ De meest ongemakkelijke vraag die we stellen na de tragedie in Parijs is deze: ‘Hadden de cartoons van Charlie Hebdo wel gepubliceerd moeten worden, gezien het leed dat sommige moslims daarmee wordt aangedaan, en de gewelddadige reactie die deze oproepen onder fanatici?’ Het antwoord is dat in onze democratie die cartoons vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Het mag dus. We hebben geleerd dat het beter is de publicatie van de cartoons niet te verbieden. Dat hebben we dan ook niet gedaan. Maar is het prudent om de cartoons te publiceren, wetende dat de reactie van hen die je ten diepste kwetst gewelddadig zal zijn? Dat hangt er dus van af: wat wil je bereiken met het publiceren van zulke cartoons en is het publiceren van die cartoons de beste manier om te bereiken wat je wil bereiken? De redactie van Charlie Hebdo heeft dit allemaal afgewogen en kwam tot de slotsom dat hun cartoons gepubliceerd moeten worden. In dat geval is het goed de cartoon in onderhavige tekst in herinnering te halen.

Wat wij zeer waarschijnlijk zouden zeggen wanneer een jihadist ons vraagt: ‘Vous êtes Charlie?’, is: ‘Non, je ne suis pas Charlie’. Met andere woorden, wanneer Charlie Hebdo besluit, alles afwegende, tot publicatie van spotprenten over te gaan, dan rest ons niets anders dan onze democratische plicht te doen: de redactie van Charlie Hebdo tot het uiterste fysiek te verdedigen. Hebben we dat gedaan? Dit lijkt mij uiteindelijk de meest precaire vraag: ‘Hebben we Charlie Hebdo fysiek voldoende beschermd binnen onze republiek?’ En dat vraagt weer om een verdere discussie – helaas met net wat minder creatieve cartoonisten dan voor 7 januari 2015.

Herman C.D.G. de Regt

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.