Slapeloze nachten

Het gebeurt wel eens dat de Socioloog des Vaderlands wakker ligt. En dat heeft wel eens met dit te maken, of met dit. Maar soms ligt ie ook al eens wakker omdat de maatschappelijke realiteit zijn sociologische verbeelding op hol doet slaan. Van tijd tot tijd sluimert een bijzonder leuke en relevante onderzoeksvraag, maar dan breek je je hoofd of er hiervoor wel aansluitende data beschikbaar zijn, of dat je het wel kan rekken met je batterij onderzoeksmethoden, of dat je juist eerder slapeloze nachten tegemoet gaat in Colchester of Ann Arbor. Nee, dat liever niet.

Een van die slapeloze nachten viel intussen meer dan een jaar geleden, nadat ik samen met Wim van Oorschot over de idee zat te tobben om een onderzoekje op te zetten over opinies over welvaartsherverdeling onder inwoners van buitenlandse origine (om maar niet het woordje ‘allochtonen’ te moeten gebruiken). Nu zijn er wel eens mensen die zich afvragen: “Attitudes tegenover de welvaartsstaat, wat boeit dat nu eigenlijk?” Nou, verschillende onderzoekers stellen een verband vast tussen de omvang van de welvaartsstaat en de publieke opinie, waardoor het juist fascinerend is om te weten wat die legitimiteit van de verzorgingsstaat beinvloedt. Maar ook de idee voor dit paper lag voor hard voor de hand. Enkele invloedrijke sociale wetenschappers stellen namelijk dat immigranten aangetrokken worden door genereuze verzorgingsstaatvoorzieningen – de ‘welfare magnet’-hypothese die vooral op Amerikaans onderzoek is gestoeld. Volgens deze hypothese zouden ‘betere’ welvaartsstaten – waaronder Nederland – disproportioneel meer immigranten aantrekken. Onderzoek op Europese data heeft dan weer aangetoond dat er niet noodzakelijk meer migranten trekken naar genereuze verzorgingsstaten, maar wel naar landen met tewerkstellingsmogelijkheden. Maar goed, stellen dat migranten naar Europa komen vanwege de uitgebreide sociale voorzieningen impliceert dus ook dat allochtonen ook bijzonder hoge verwachtingen van de overheid koesteren, en dat dit dus meer uitgesproken is in de meer genereuze welvaartsstaten.

En daar beginnen de slapeloze nachten. Wanneer we het eerder al gehad hebben over representatieve steekproeven, dan is dit een bijzonder moeilijke onderneming bij onderzoek naar allochtonen – een van de groepen die moeilijk te bepeilen zijn vanwege verschillende oorzaken: taalachterstand, waardoor ze de taal van het survey niet eigen zijn; een hoger wantrouwen, waardoor ze sowieso niet snel geneigd te zijn aan sociaalwetenschappelijk onderzoek deel te nemen; de illegaliteit van bepaalde immigranten, waardoor ze sowieso niet in officiele statistieken zitten. Bovendien hebben representatieve surveys het nadeel dat immigranten geen bijzonder grote groep uitmaken van de bevolking, waardoor je vaak niet meer dan een handvol respondenten van buitenlandse origine in je steekproef heb – balanceren op een slappe methodologische koord.

Ondanks die verschillende methodologische beperkingen zijn Wim en ik de uitdaging toch aangegaan en hebben we enkele analyses uitgevoerd op de European Social Survey van 2008 – deze bevat een specifieke module rond attitudes over de welvaartsstaat. Uit onze analyses blijkt dat residenten van buitenlandse oorsprong lichtjes meer inspanning van de overheid vragen om in het levensonderhoud te voorzien dan de zgn. ‘natives’ – maar ook al zijn die verschillen statistischsignificant, substantieel zijn de verschillen niet zo groot. En die verschillen zijn dan ook nog eens vooral te verklaren door het feit dat de inwoners van buitenlandse origine iets meer gedepriveerd zijn, en dat ze een iets negatievere opinie hebben over de socioeconomische toestand van het land waarin ze leven.

Maar wat juist het interessante is aan onze analyse, is dat de opinie van immigranten over welvaartsherverdeling bijzonder sterk de voorkeuren van de algemene bevolking weerspiegelt; in tegenstelling tot de ‘welfare magnet’ hypothese doet de omvang van de verzorgingsstaat er niet toe. Kort gezegd: als allochtonen in Zweden vinden dat de overheid in het levensonderhoud moet voorzien, dan verschillen ze hierin eigenlijk nauwelijks van de autochtonen. En hetzelfde geldt uiteraard voor andere Europese landen, waarin we gewoon een grote overlap zien tussen allochtonen en autochtonen. In andere woorden: er lijkt een grote acculturatie te zijn van opinies tegenover de verzorgingsstaat.

En bij deze heeft dit onderzoek voor wat bijkomende slapeloze nachten gezorgd. Want hoe verloopt deze acculturatie nu eigenlijk? Dit soort kwantitatieve analyse maakt het nu eenmaal niet eenvoudig om dergelijke processen goed bloot te leggen. Daarom is het goed dat er landenvergelijkend onderzoek in de stijgers staat, o.m. met Nijmegen-collega Marcel Lubbers. Dit onderzoek gaat via een oversampling van etnische minderheden op een meer gedetailleerde manier wil nagaan wat immigranten vinden van de verzorgingsstaat. Maar tot die tijd is het natuurlijk niet slecht om lekker ongegeneerd aan zelfpromotie te doen, al was het maar dat de bijdrage in European Sociological Review evenveel pageviews heeft als deze blog.

En nu dit onderzoekje achter de rug is, is het tijd voor nieuwe slapeloze nachten. Maar de komende dagen zullen die waarschijnlijk meer te maken hebben met iets anders. Alaaf!

TR

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.