Minder wiskunde maakt economie-onderwijs relevanter

De laatste tijd is er veel discussie over de aard en inhoud van het (academische) economie-onderwijs. Ook David Hollanders (docent Finance bij TiSEM) mengt zich graag in dat debat: ‘Of het nu gaat om de groeiende ongelijkheid, zeepbellen op de huizenmarkten, de massieve lobby van banken of belastingontduiking door multinationals- het wordt goeddeels genegeerd in het onderwijs’.Recent is er door studenten economie herhaaldelijk kritiek geuit op het (academische) economische curriculum. Zowel nationaal als internationaal. Prominent buitenlands voorbeeld is de Post-Crash Economic Society uit Manchester. In ons land is er nu SIREN, het Student Intitiative for rethinking Economics in the Netherlands. De kritiek is terecht. Het hoofdverwijt luidt dat de economische wetenschap maatschappelijk gezien irrelevant is. En inderdaad: of het nu gaat om de groeiende ongelijkheid, zeepbellen op de huizenmarkten, de massieve lobby van banken of belastingontduiking door multinationals- het wordt goeddeels genegeerd in het onderwijs.

Volgens mij is die geringe maatschappelijke relevantie een direct gevolg van de mathematisering van de economie. Dat geldt zowel in de wetenschap als in ons onderwijs. Economie dient dan ook minder wiskundig te zijn wil het relevanter worden.

In de economische wetenschap is wiskunde steeds belangrijker geworden; ons vakgebied is steeds verder gemathematiseerd. Gevolg daarvan: artikelen worden zelden gepubliceerd als ze niet een (theoretisch) wiskundig of (empirisch) econometrisch model bevatten. Hiermee samenhangend wordt bij economieopleidingen vooral wiskunde en statistiek gedoceerd. Natuurlijk, wiskunde heeft ook een voordeel. De gedachten-uitwisseling wordt gestructureerd en gedisciplineerd door het opleggen van interne consistentie. Een argument moet geformaliseerd worden voordat het tot de discussie toegelaten wordt. Maar tegelijkertijd is dit de keerzijde van een medaille. De interne consistentie gaat ten koste van de externe validiteit. Er is sprake van een afruil.

Wiskundige modellen, hoe complex ook, zijn alleen oplosbaar als veel zaken genegeerd worden. Neem bijvoorbeeld het standaard macro-model dat aan eerstejaars wordt voorgeschoteld (met een zogenoemde Cobb-Douglas-productiefunctie). Dit model vóóronderstelt dat het deel van het nationaal inkomen dat arbeid en kapitaal ontvangt, constant is. De Franse econoom Thomas Piketty heeft laten zien dat dit niet het geval is: kapitaal trekt de laatste veertig jaar steeds meer naar zich toe. Op basis van ongelijkheid – die sinds 1980 toeneemt, ook in Nederland − kan dit standaardmodel evenmin geanalyseerd worden. Hetzelfde geldt voor veel andere standaardmodellen. Er wordt steevast gebruikgemaakt van één representative agent. Eén fictief persoon staat symbool voor de hele bevolking. Dat is nodig om zo’n model wiskundig oplosbaar te maken. Maar daarmee kan ongelijkheid niet meer geanalyseerd worden.

In de economische wetenschap is wiskunde steeds belangrijker geworden; ons vakgebied is steeds verder gemathematiseerd

Ongelijkheid, geopolitiek, bubbels, schuldopbouw, financiële crises en vraaguitval worden genegeerd in de dominante macro-modellen. Toegegeven: deze zaken worden niet in alle modellen genegeerd. Maar als ze dan aan bod komen, gelden ze als ‘speciale’ gevallen of exotische uitbreidingen. En: wat meer is, om de modellen overzichtelijk te houden, kunnen deze zaken nooit in samenhang worden geadresseerd. Dat is evenwel van groot belang. Ongelijkheid gaat hand in hand met de afbouw van de verzorgingsstaat. Dat laatste wordt gelegitimeerd door overheidsschulden die echter niet los gezien kunnen worden van de impotentie van de staat om kapitaal te belasten. En dit, op zijn beurt, staat weer niet los van globalisering − versneld en verdiept door het einde van de Koude Oorlog − en van de agressieve lobby van banken.

Toch ontgaat dit de meeste economen, of in elk geval krijgt het geen plaats in het onderwijs. Geopolitiek, klassieke economie (Ricardo, Marx), de Oostenrijkse school (von Hayek, Schumpeter), feministische economie of Keynes worden tenslotte niet onderwezen. Economische geschiedenis (kapitalisme als historisch fenomeen) wordt genegeerd en ook van Polanyi of Foucault heeft geen econoom ooit hoeven horen.

Dit alles is geen toeval. Mathematisering is een performatieve daad. Wiskunde sluit een groot publiek uit, terwijl het bij datzelfde publiek de indruk vergroot dat economie puur wetenschappelijk is. Mathematisering werpt een toetredingsbarrière op voor nieuwe (academische) economen, die − als die barrière eenmaal genomen is − daarna zelf een geïnstitutionaliseerd belang hebben bij het in stand houden van die barrière. Vanwege de grote inspanningen om toe te treden is er tijd noch energie om gedachten, laat staan woorden, te wijden aan geschiedenis, politiek, methodologie of sociologie. En dat staat maatschappelijke zegggingskracht in de weg.

Een model (ook als het wiskundig is) is altijd een metafoor. Zeker, het is in de economische wetenschap dikwijls een inzichtelijke metafoor. Maar waarvóór het een metafoor is, dat moeten we gewoon in duidelijke, ‘natuurlijke’ taal uitdrukken. Wiskunde is precies, natuurlijke taal is veelomvattend. Het eerste is nuttig, het tweede noodzakelijk om de wereld − waar ongelijkheid, lobby’s, zeepbellen, failliete banken niet eenvoudig uit elkaar gehouden kunnen worden − te begrijpen.

Een bijdrage van David Hollanders

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.