De overbodige mens

Technologie is de grote wegbereider van de toekomst, maar kan ons ook platwalsen. Wat gaan we doen als robots en kunstmatige intelligentie ons overbodig hebben gemaakt? En hoe bereiden we ons daarop voor?

De mens is het dier met gereedschap. Zo groeide de met stenen spelende apensoort homo sapiens uit tot wereldheerser met smartphones, satellieten en seksspeeltjes. En we zijn pas net begonnen. Technologische ontwikkelingen volgen elkaar op in toenemend tempo en veranderen het aangezicht van de wereld sneller dan ooit. Robots maken salto’s achterover, drones kunnen zelfstandig steden platbombarderen. Artificiële intelligentie verslaat ’s werelds grootste schaakkampioen, is beter in het stellen van medische diagnoses en kan auto’s besturen. De tijd komt in zicht dat niemand nog hoeft te werken, zodat we allemaal achterover kunnen leunen in een heerlijk luilekkerland.

Of dit is het einde van de mensheid zoals we die kennen? Er gaat een enorme massa nutteloze mensen ontstaan, waarschuwt de Israëlische geschiedkundige Yuval Harari in zijn wereldwijde bestseller Homo Deus. In de voorbije eeuwen was ieder paar handen hard nodig in de fabrieken en loopgraven, dus werden de verzorgingsstaat, het onderwijs en mensenrechten bedacht. De elite had baat bij een ontwikkelde en gezonde bevolking, redeneert Harari. Zodra de maatschappij draait op robots en AI hebben de machtigen andere prioriteiten: zoals zichzelf met technologie upgraden tot onsterfelijke, altijd gelukkige supermensen. Het beste waar de gewone man of vrouw op kan hopen is bezigheidstherapie in een wereld zonder werk.

Singulariteit

Angst voor de toekomst, het idee dat we in het einde der tijden leven – er is niets nieuws onder de zon. Er lijkt wel wat veranderd. In de jaren vijftig werd ‘de computer’ gevreesd als de grote vervanger van de mens en in 1968 figureerde er een alwetende intelligentie in de film 2001: A Space Odyssey. Het bleef bij fantasieën over de mogelijkheden van wetenschappelijke uitvindingen. Deze science fiction wordt nu werkelijkheid omdat er een onuitputtelijke stroom van data op gang is gekomen en we de rekenkracht hebben om die te verwerken. Computerkracht verdubbelt iedere achttien maanden en volgens de futuroloog Ray Kurzweil moeten de mogelijkheden in de toekomst daarom oneindig zijn.

Hoogleraar kunstmatige intelligentie Pieter Spronck kent de berekeningen. “Het lijntje wordt doorgetrokken naar de toekomst. Eerst hebben computers de capaciteit van muizen, daarna die van mensen en rond 2040 die van alle mensen op de wereld.” In 2049 zou het volgens Kurzweil leiden tot de singulariteit, het moment waarop computers intelligenter zijn dan mensen. Maar Spronck ziet geen reden om aan te nemen dat de verdubbeling oneindig doorzet. “Als een AI-expert zegt dat iets over vijftig jaar gebeurt, zeg ik: hij heeft geen idee.” Er zijn problemen die niet altijd op te lossen zijn, zoals processoren die op een dag niet nog kleiner kunnen worden.

Bovendien is alleen rekenkracht niet voldoende. Hardware doet pas iets als er software op draait. Vooralsnog wijst niets er volgens Spronck op dat we over een paar decennia superintelligentie software hebben. Wetenschappers proberen de menselijke hersenen na te bootsen of in computers te stoppen, maar weten nauwelijks hoe het brein werkt. “En hebben geen zinnig antwoord op de vraag hoe bewustzijn ontstaat en wat de menselijke geest is.”

Voorzien wordt ook dat mens en technologie samensmelten. We krijgen sensoren in hersenen en lijf, die het lichaam voortdurend scannen. Of ons bewustzijn wordt aangesloten op het net, waardoor de grens tussen mens en technologie nog verder vervaagt. Spronck lacht. “Dat is zoiets vaags… hoe ga je dat in godsnaam doen?”

Advancing Society

De historicus Harari waarschuwt voor een elite die zich afzijdig houdt van de wereld, maar Tilburg University, toch een bolwerk van de intellectuele elite, zoekt de verbinding met de maatschappij. In het in december 2017 verschenen essay Advancing Society in a Digital Era wordt rekenschap gegeven van de snel veranderende tijden en de vraag gesteld wat de rol van de universiteit hierin is. Het antwoord: verantwoordelijkheid nemen en de samenleving vooruithelpen.

“Universiteiten zijn begonnen als vrijplaats voor het objectieve denken, niet om kennis te ontwikkelen en daar niets mee te doen,” zegt Ton Wilthagen, naast Dick den Hertog en Margriet Sitskoorn kartrekker van het impactprogramma. De universiteit wordt betaald door de maatschappij, is er onderdeel van en kan veel betekenen. “De toekomst is moeilijk te voorspellen, maar met kennis kan je wel nadenken over hoe je op veranderingen inspeelt. Om ervoor te zorgen dat de zwakste groepen niet het hardst geraakt worden.” Want zwakke groepen zijn er. In 2013 rekenden wetenschappers van Oxford voor dat tot 47 procent van de banen in Amerika op het spel staat door nieuwe technologie. De eerste en grootste verliezen vallen bij ongeschoolde arbeid.

martien-bos-3Samenwerking is voor de universiteit een sleutelwoord. Zoals te zien bij het Virtual Reality-programma (Univers 5, 16-11-2017), waar de universiteit samenwerkt met dertien spelers uit de maatschappij. Geen ‘u vraagt, wij draaien’, maar synergie. Wilthagen: “Sommige wetenschappers zijn bang dat we ons uitleveren aan een Shell, maar dat is contractonderzoek. Voor het impactprogramma vertrekken wij vanuit onze eigen rol, we kijken waar we verstand van hebben en brengen dat samen.”

Ook voor de manier waarop studenten worden opgeleid, roepen de ontwikkelingen vragen op. Een jurist die niets leert van data loopt waarschijnlijk nu al achter de feiten aan, een arts die geen weet heeft van robotisering komt slecht beslagen ten ijs. “Bij veel studies is er te weinig aandacht voor de technologische ontwikkelingen,” zegt Wilthagen. Misschien moet het facultaire systeem op de schop, want welk probleem laat zich nog vanuit één discipline oplossen? “Er zal iets moeten gebeuren, net zoals je kinderen op de basisschool al moet leren programmeren. Zodat ze de technologie kunnen aansturen.”

De menselijke meerwaarde

De toekomst is inherent onvoorspelbaar, maar de toekomst is ook al hier. Wilthagen sprak iemand die direct contact had met IBM’s Watson (de computer die in 2011 mensen versloeg bij het spelprogramma Jeopardy). “Watson vroeg wat voor onderzoek hij wilde doen en had binnen drie minuten voor zestig procent de relevante bronnen en voetnoten bij elkaar.” Mensen zijn heel goed in patroonherkenning, AI is er nog beter in. Menselijke oncologen hebben beperkte ervaring en kennis, worden moe of verveeld en herkennen kankergezwellen niet altijd op een scan. Een computer is onvermoeibaar en heeft een enorme dataset.

martien-bos-1Het biedt kansen, denkt Pieter Spronck. “Een oncoloog hoeft dat routinematige werk niet meer ’s avonds te doen maar kan de laatste controle doen. Een zorgmedewerker krijgt tijd voor menselijk contact, want dat blijft belangrijk.” De mens verdwijnt niet ineens uit beeld. Auto’s kunnen zelfrijdend worden, maar wie helpt bejaarden uit de auto, wie let op de kinderen, wat doe je bij een onvoorziene verkeersituatie? Er blijft in het begin een mens nodig achter het stuur.

Wat is de mens?

Technologie maakt angstig. Als de mens grotendeels overbodig wordt, wat zijn we dan nog? Alix Rübsaam maakt zich daar niet zo druk om. Volgens de UvA-promovendus weten we ook nu niet wat de mens is. We dénken het te weten, sinds het humanisme ons vertelt dat mensen bijzonder zijn. Er zou een bepaalde eigenschap zijn die door alle culturen en tijden heen aan te wijzen is als menselijk. Zoals onze taal, of onze geest. Een achterhaald idee. Rübsaam: “De mens wordt bepaald door de omgeving.” Lang geleden waren we jager-verzamelaars, de hele dag op zoek naar voedsel. Daarna werden we boeren, die dieren en gewassen hielden. Tijdens de industriële revolutie gingen we producten maken en nu leven we toevallig als informatieverwerkers.

Pin een mens niet vast op een bepaalde eigenschap, zegt Rübsaam. We kunnen rekenen en autorijden, maar er is meer. Creativiteit bijvoorbeeld is iets dat alleen de mens in de vingers heeft. Logisch: creativiteit is geen kwestie van braaf de regeltjes volgen, maar eerder ongeschreven regeltjes breken of verbuigen. Artificiële intelligentie kan schilderen of componeren, maar maakt zelden iets van enige kwaliteit. Want wat is goede kunst, wanneer waarderen we een symfonie? Niemand die het echt weet. Een AI zou wel kunnen registreren welk muziekstuk het meeste dopamine vrijgeeft, en kunst maken die ons een enorme kick geeft. Pieter Spronck: “Zoiets kunnen we nu ook al uitlezen, kunstmatige intelligentie zou dan alleen maar aanpassingen maken op hoe mensen reageren.” Het is volgens Spronck nogal beperkt en helemaal niet intelligent. “Het zou mooi zijn als AI ook begrip heeft, weet waarom iets mooi is en dat uitlegt. Dan leren we als mensen ook iets.”

De angst voor technologie is volgens Rübsaam misplaatst. Niet technologie, maar de mens is het grote gevaar. Ze promoveert op het posthumanisme, een stroming die gehakt maakt van het humanisme, dat hoogtij viert sinds de achttiende eeuw. De angst dat we naar een ongelijke samenleving toegaan? Rübsaam: “Doe je ogen open, daar zijn we al lang. Wij zijn zelf de elite waar we zo zenuwachtig van worden.” De welvaart in het Westen is ongekend.

Onrechtvaardigheid en ongelijkheid

Het humanisme predikt rechtvaardigheid en redelijkheid, maar door de mens centraal te stellen staat de rest van het universum in de kou. Zo werden zogenaamd minder ontwikkelde slaven uit Afrika gehaald. Zo hadden vrouwen geen stemrecht. Worden grote delen van de wereld onverminderd uitgebuit. Eten we dieren en stoppen we ze in dierentuinen. Een star idee van wat het betekent om mens te zijn, vernauwt onze blik. De hoop van het posthumanisme: inzien dat ons mens-zijn niet in beton is gegoten, maar vloeibaar is, afhankelijk van de omstandigheden. Opdat we de moeder der vragen kunnen stellen: wat als het niet allemaal om ons draait? Misschien zien we dan eindelijk in hoeveel onrechtvaardigheid en ongelijkheid er nog is.

Het kan nog alle kanten op. Ton Wilthagen merkt op dat ‘robot’ in het Tsjechisch slaaf betekent, en dat wij voorlopig de hand van de robot vasthouden. Het probleem is dat steeds minder mensen dit kunnen, omdat ze er niet voor geschoold zijn. Alix Rübsaam denkt dat we nog lang aan het werk blijven. “Honderdvijftig jaar geleden had je geen wedding planners of HR-managers. Het is moeilijk te voorspellen wat voor banen erbij komen, maar het zal iets zijn waar we tegen die tijd behoefte aan hebben. Wie weet zien we een enorme terugkeer van lichamelijk werk.” Ze denkt dat één of twee generaties buiten de boot kunnen vallen bij de transitie naar een nieuwe samenleving. Toch is ze wars van grootse toekomstvoorspellingen. “Het voelt altijd alsof er in jouw generatie meer verandert dan ooit tevoren.”

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.