Stad

Ik was te vroeg vertrokken. Om vier uur zouden we verzamelen voor het belastingkantoor bij het station, stond in de brief die ik had gekregen. Maar ik ben zo iemand die liever het zekere voor het onzekere neemt – vooral als ik zelf onzeker ben. En dat was ik.

Twee keer eerder was ik in de stad geweest waar ik ging studeren. Eén keer op een open dag en een keer om mijn fiets er neer te zetten. Op een verkeerd treinstation, bleek achteraf. Dat werd mijn excuus om zo vroeg al in de trein te stappen; voor wie ik mij moest excuseren wist ik niet precies. In de trein luisterde ik muziek op mijn mp3-speler, zenuwachtig bladerde ik wat door een gratis krant die inmiddels behoort tot het imposante rijk der vergane media.

Ik moest overstappen en had daarvoor welgeteld twee minuten. Als een bejaarde die bang is niet op tijd uit te kunnen stappen sloot ik minuten van tevoren mijn tas en liep ik naar de deuren. De trein remde af. Ik drukte op de knop om de deuren te ontsluiten en zette het op een sprinten zoals ik het nog tientallen keren op dat station zou doen. Tunnel in. Onder de sporen door. Roltrap op. Het perron op. Het fluitje ging. De treindeuren sloten zich. En ik stond aan de verkeerde kant.

Een half uur wachtte ik. Het was zondagmiddag en er was niemand op het station. Ik werd met de minuut zenuwachtiger. Ik had nauwelijks nagedacht over hoe ik ooit met mijn fiets het Belastingkantoor bij dit station kon bereiken. Toen een volgende trein zich meldde en na meer dan tien minuten vertrok keek ik als een bezetene uit het raam om het fietspad langs het spoor te kunnen zien dat ik later kon volgen.

Na drie minuten stapte ik weer uit. Mijn argusogen bleken overbodig: er liep een kaarsrechte roodgeteerde laan langs het spoor. Toen ik aankwam bij het Belastingkantoor was er niemand. Ik draalde wat, keek nog eens goed rond, zette mijn fiets op slot, ging zitten, haalde mijn fiets weer van het slot en besloot nog wat rond te fietsen. Nauwkeurig oplettend welke wegen ik insloeg en welke gebouwen ik passeerde was ik nog geen vijf minuten later terug bij het Belastingkantoor waar ik tot mijn opluchting iemand zag.

Deze week was ik, op de dag af elf jaar later, terug; terug in de enige stad waar ik altijd de weg terugvind en waar ik op iedere rotonde de juiste afslag kies. Ik liep langs het Belastingkantoor. In het gebouw zag ik stapelbedden staan. Een jongetje op een verkleurde driewieler. In de open ramen zag ik Arabische mannen hangen, lurkend aan hun sigaret. De Belastingdienst is allang vertrokken, net zoals de hoogleraar die mij mijn eerste college gaf. Het lot van de fiets waar ik die zondag op fietste is me onbekend. Maar die stad, het is mijn stad geworden.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.