Promoveren in Nederland, wat mag dat kosten?

In Nederland hebben promovendi het goed voor elkaar. Ze krijgen salaris, vakantiegeld en een dertiende maand. Maar volgens critici promoveren er door dit dure stelsel te weinig jonge onderzoekers. De oplossing wordt gezien in studentpromovendi, die werken voor een beurs. Niet iedereen staat te springen. “Hoezo zijn er meer promovendi nodig?”

De laatste twintig jaar is een enorme toename te zien van het aantal promovendi. In 2011 schreef Nature over de wereldwijde ‘PhD factory’. Het aantal doctorstitels dat jaarlijks wordt uitgereikt, was toen al flink toegenomen. In China alleen promoveerden destijds meer dan 50.000 wetenschappers per jaar. De kwaliteit van die proefschriften stond ter discussie, maar de Chinese wetenschap en economie stonden erom te springen. Ook in Duitsland, dat in 2005 met 25.000 promovendi de grootste Europese producent was van doctoren, kwamen de kersverse wetenschappers goed terecht, ook als er aan de universiteit zelf geen plek was.

In landen als Japan, de Verenigde Staten en Polen zijn de vooruitzichten minder goed. En dat geldt ook voor Nederland, waar het aantal promoties verdubbelde van zo’n 2.500 in 2000 naar 5.000 in 2016. Zonder doctorstitel is er eigenlijk geen carrière meer mogelijk binnen de universiteit, maar ook met deze titel zijn de vooruitzichten niet best. Minder dan dertig procent komt in de wetenschap terecht, volgens het Rathenau instituut in 2014 in het rapport ‘Promoveren in Nederland’. En in het bedrijfsleven en de maatschappij lijkt een doctorstitel ook weinig meerwaarde te hebben. Opgeroepen wordt om meer aandacht te besteden aan carrièreperspectieven.

Er valt nog wel wat te verbeteren aan het promotietraject. Ongeveer drie op de vier promovendi rondt de promotie daadwerkelijk af, en gemiddeld hebben ze daar vijf jaar voor nodig, blijkt uit cijfers van de VSNU tot 2013, terwijl een aanstelling meestal voor vier jaar is, of zelfs maar voor drie.

Meer promovendi

De VSNU heeft andere zorgen. De vereniging van universiteiten wijst erop dat Nederland slechts 6,6 gepromoveerden heeft per 1000 inwoners. Dat is lager dan het EU-gemiddelde van 7,5. Na 2012 steeg het aantal proefschriften nog wel, maar dat gebeurde vooral door buitenpromovendi, want de instroom bij universiteiten nam juist af. Net als de KNAW vindt de VSNU dat alarmerend: ‘De achterstand wordt alleen maar groter. Het is dus van groot belang dat het Nederlandse promotiestelsel aansluit bij de internationale ontwikkelingen.’ Daarvoor wil de VSNU toe naar een gemengd stelsel, met werknemer-promovendi én student-promovendi. Alleen zo kan de onderzoeksproductie stabiel blijven of groeien, stelt ook het Rathenau-instituut.

“PhD-studenten moeten zoveel weten!”

Promovendi in dienst van de universiteit doen onderzoek en geven onderwijs. Daarnaast volgen ze zogeheten graduate trainingen, bijvoorbeeld in presenteren of schrijven. Heel anders gaat het eraan toe in Amerika, waar gewerkt wordt met PhD-students. De nadruk ligt veel meer op leren. De studenten moeten een proefschrift schrijven, maar ook examen afleggen in bijvoorbeeld statistiek en methodologie, en ook basiskennis wordt getoetst. Epidemioloog Cecile Janssen verzuchtte in 2014 in NRC: “Ik zou, al ben ik hoogleraar en heb ik in Nederland belangrijke onderzoekssubsidies binnengesleept, faliekant gezakt zijn. De PhD-studenten hier moeten zoveel weten!”

Studentpromovendi

De Nederlandse overheid zag studentpromovendi in ieder geval wel zitten. Omdat deze promovendi geen medewerker zijn, krijgen ze geen salaris maar een beurs. Zo kunnen er meer promovendi afgeleverd worden, voor minder geld. De Raad van State gaf in 2013 al tegengas. Volgens de hoogste bestuursrechter, en tevens adviesorgaan van de overheid, wordt promoveren daardoor minder aantrekkelijk. Bovendien had de RvS al geconstateerd dat het Nederlandse promotiestelsel er juist op vooruit was gegaan door het aio-stelsel, waarbij universiteiten hun eigen personeel vanaf de promotie opleiden.

Jet Bussemaker, destijds onderwijsminster, besloot in 2015 desondanks tot een landelijk experiment voor de periode van acht jaar. Bussemaker verwachtte dat promovendi sneller klaar zouden zijn, niet in vijf maar in vier jaar. De VSNU verwachtte dat er tien universiteiten zouden deelnemen, dat werden er in 2016 twee. De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) met inmiddels 595 promotiestudenten en de Erasmus Universiteit Rotterdam met tien. Ook de Tilburgse faculteit TiSEM wilde meedoen, maar daar stak de medezeggenschap een stokje voor. Eind 2021 wordt het experiment geëvalueerd, de minister heeft laten weten dat er tot die tijd geen promotiestudenten meer bij komen.

“Riant,” zei de RUG bij aanvang van het experiment tegen de NOS over een beurs van 1.700 euro per maand. Studentpromovendi zijn inderdaad goedkoper. Toch gaat het de voorstanders niet alleen om het geld. Studentpromovendi hebben geen werkverplichtingen zoals onderwijs geven, dus blijft er meer tijd over voor het onderzoek, waarin ze bovendien vrijer zouden zijn, aldus de RUG tegen NRC afgelopen augustus. Het blijkt allemaal tegen te vallen. De helft van de medewerkers is aangesteld op een onderwerp dat door de promotor is bedacht, bij studenten is dat alsnog ruim een derde. En geen onderwijs geven? Dat kunnen promovendi zich niet veroorloven, daarmee zouden ze de toch al povere vooruitzichten nog meer geweld aandoen.

Promotiebonus

Per afgeronde promotie krijgt een universiteit een promotiebonus. Twintig procent van het overheidsbudget voor onderzoek wordt verdeeld over de universiteiten, naar gelang het aantal gerealiseerde promoties. Een universiteit kan meer promovendi afleveren, maar dan wordt de bonus per promotie minder. Andere universiteiten kunnen tegelijkertijd niet achterblijven, anders krijgen zij een nog kleiner deel van de koek. Dus maken universiteiten allemaal de vlucht naar voren en doen meer werk, voor minder geld. “Universiteiten moeten samen afspraken maken,” zegt Anne de Vries van PNN. “Om hiermee op te houden.”

De laatste slaven

Wat nog wel eens vergeten lijkt te worden, is dat promovendi kwetsbaar zijn. Ze zijn zeer gemotiveerd, geven onderwijs, doen origineel onderzoek waar universiteiten afhankelijk van zijn en waar hoogleraren hun naam bij kunnen schrijven. Zelfs als ze een contract hebben, doen ze dit allemaal voor een startsalaris van tweeduizend euro per maand, een fractie van de ruim negenduizend euro die een hoogleraar maandelijks kan verdienen. Bovendien zitten universiteiten hooguit een paar jaar aan ze vast. Over promovendi zei rector magnificus Emile Aarts eerder tegen ScienceGuide: “Dit is de laatste vorm van slavernij in het Westen. Hoogleraren houden promovendi. Zo praten ze er ook over, alsof het lijfeigenen zijn.”

“Je kan ook zeggen dat Nederland een mooi voorbeeld vormt”

Slaven dus, maar in het beste geval wel met een salaris dat ieder jaar toeneemt, een dertiende maand, zwangerschapsverlof, vakantiegeld, pensioenopbouw en een verzekering tegen werkloosheid. Wat dit betreft is Nederland een lichtend voorbeeld, vindt Anne de Vries, voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). De belangenorganisatie is fel tegen het gebruik van studentpromovendi. “Onderzoek en onderwijs zijn kerntaken van de universiteit. Het is wel heel vreemd als je dan zegt dat promovendi studenten zijn.”

De Vries somt nogal wat nadelen op, zodat de vraag je bekruipt wie hier nou eigenlijk beter van wordt. De beurspromovendi lopen ruim twintigduizend euro aan inkomsten mis. Medewerkers worden vervangen door studenten, omdat die goedkoper zijn en universiteiten geen geld over hebben. Universiteiten moeten tegelijkertijd meer docenten aannemen, omdat studentpromovendi geen onderwijs behoren te geven. En de studenten worden minder of niet voorbereid op een docent-functie na het schrijven van een proefschrift, zodat de carrièreperspectieven nog slechter zijn.

Hoezo, meer promovendi?

Dat er meer promoties gerealiseerd kunnen worden voor minder geld, en dat andere landen het anders doen, zegt De Vries niet veel. Vaak is het arbeidsrecht elders uitgekleed. “Je kan ook zeggen dat Nederland een mooi voorbeeld vormt.” Door de nadruk op kostenbesparing ziet De Vries onwenselijke constructies ontstaan, zoals de sandwichconstructie. Promovendi werken het eerste jaar aan een universiteit in Nederland, het tweede en derde jaar bijvoorbeeld in Afrika, en komen het vierde jaar terug. Zo wordt maar de helft van de kosten gemaakt, terwijl de volledige promotiebonus wordt binnengehaald. “Of iemand moet eerst jaren in eigen tijd werken, met uitzicht op een contract, wat dan niet komt.”

Volgens De Vries wordt te snel geroepen dat er meer promovendi moeten komen. “Hoezo zijn er meer promovendi nodig? Is daar daadwerkelijk behoefte aan op de arbeidsmarkt? Doe daar eerst eens fatsoenlijk onderzoek naar.” Als uiteindelijk toch besloten wordt dat er meer promovendi nodig zijn, dan hangt daar wat het PNN betreft een prijskaartje aan. “Onafhankelijk onderzoek kost geld, promotieonderzoek ook. Als de overheid meer promovendi wil, zal er ook meer geld voor uitgetrokken moeten worden.”

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.