1964 05 06

Til burgs
jaargang 1
Redactie: H. B. Kramer W. G. Boerboom
Hogeschoolblad
nummep 6 6 mei 1964 P. J. J. Af. van Overveld
R. S. F. J. M van der Lugt Redactie-adres: Hogeschoollaan 22^, Tilburg
Prof. Dr. P. P. van Berkum
25 jaar hoogleraar
Op 1 mei j.l. vierde Prof. Dr. P. P. van Berkum zijn zilveren jubileum als lioogleraar aan de Katholieke Hogeschool.
Het is op verzoek van de jubilaris zelf ge- weest, dat voorgestelde huldigingen achter- wege zijn gebleven; hetgeen uiteraard geres- pecteerd diende te worden.
Niettemin is de redactie van mening ge- weest dit heuglijke feit niet helemaal on- gemerkt voorbij te kunnen laten gaan. Na overleg werd daarom besloten een drietal artikelen in dit nummer op te nemen, een geschreven door Prof. Dr. P. B. Kreukniet over de wetenschappelijke verdiensten van zijn vriend en collega, een van de hand van Drs. L. J. G. de Mast, die samen met Prof. van Berkum hier studeerde en sindsdien nauw contact met hem is blijven Itouden en
J. E. E. de Smit J. H. Weitenberg
J. J. M. de Bont (Hoofd Bureau Senaat)
een van J. H. M. Peters, die namens de studenten dank komt brengen aan deze grote leermeester.
De redactie hoopt met deze artikelen ener- zijds aan het verzoek van Prof. van Berkum tegemoet te zijn gekomen, anderzijds uit- drukking te hebben gegeven aan gevoelens van dankbaarheid binnen de Hogeschoolge- meenschap, hem gedurende 25 jaar in haar midden te hebben gehad.
Moge het hem gegeven zijn nog vele jaren de wetenschap te blijven dienen, die hem zo dierbaar is.
1
Van Berkum vijf en twintig jaar hoogleraar!
Hoe snelt de tijd!
Mijn gedachten gaan vanzelf een kwarteeuw terug en verder nog naar de jaren dat de jubilaris van nu chef was van het Econo- misch Researchbureau van het Ministerie van Economische Zaken, en Hennipman, Korteweg & Keesing, Kuin, ik en nog enkele anderen de verdere bezetting ervan uitmaak- ten. Het was een prachtige leerschool die wij allen daar hebben doorlopen. Wij leer- den Ñ heel veel Ñ van elkander, in discus- sies, in openhartige onderlinge critiek, in gezamenlijk werken. Wij leerden van ons werk, dat zeer veelzijdig was en daardoor schoolde in het koelbloedig te lijf gaan, met het instrumentarium van het theoretisch economisch denken, van welk voorgelegd probleem dan ook. Vooral ook, geloof ik, op die tijd terugziend door de laan der ver- vlogen jaren, leerden wij door de weten- schappelijke sfeer waarin wij in een betrek- kelijk klein groepsverband studeerden en bestudeerden. Wij bestudeerden de vaklite- ratuur; voor de economische tijdschriften hadden wij al spoedig een privilege voor de “inner circle” van het researchbureau, in de vorm van een volkomen inoffici‘le “voor- circulatie” weten te forceren. Wij bestudeer- den echter ook de bewogen economische realiteit van die jaren, waarin de ondergang van de Gouden standaard zich afspeelde, de wereld zich langzamerhand aan “the great depression” ontworstelde, de kreet “Lieber Kanonen als Butter!” weerklonk en Ñ om op een geheel ander terrein over te springen Ñ Keynes’ revolutionaire Gene- ral Theory verscheen, het boek waarover Van Berkum twintig jaar later als Rector Magnificus op de Tilburgse Dies zo boeiend zou spreken. Ik herinner mij nog duidelijk de dag dat hij en ik het op onze gemeen- schappelijke kamer voor het eerst in handen hadden. De prijs van het boek was toen vijf shilling, voor ruim 400 pagina’s van Mac Millan.
Van Berkum was bezig aan het schrijven van zijn proefschrift over de betalingsbalans, een onderwerp dat ons op het researchbu- reau ook vrijwel dagelijks bezighield in die tijd van devaluaties, deviezenrŽgimes, clea- ringverdragen en andere uitwassen op het gebied van het internationale betalingsver- keer. Zijn dissertatie legde beslag op zijn
avonden en overdag was er het bureau, waar steeds werk in overvloed was. Maar altijd werkte hij met de vriendelijke en gelijkmoe- dige kalmte en rust die hem ook nu nog steeds kenmerken.
Wat wij in die toch betrekkelijk korte jaren voor ons verdere leven hebben medegekregen Ñ ik weet het uit ervaring, ik weet dat het ook voor Van Berkum geldt Ñ is een vaar- digheid en trefzekerheid bij het aanvatten van problemen op het terrein van de toege- paste economie. Dat zijn kwaliteiten die den jubilaris ook nu nog in hoge mate sieren, zoals nog onlangs weer is gebleken uit het rapport van de drie wijze mannen over de steenkolenmijnenindustrie en o.a. ook enige jaren geleden uit het voortreffelijke rapport omtrent de mogelijkheid en wenselijkheid van de stichting van een hoogovenbedrijf op Rozenburg.
Men wordt echter geen eersterangs econo- mist door het aanleren van dit soort vak- manschap. Of, beter gezegd: als men de aan- geboren eigenschappen van den economist Ñ welke dat dan precies mogen zijn Ñ mist, leert men ook het vakmanschap niet. Van Berkum bezit die eigenschappen in bij- zondere mate maar ook op een bijzondere wijze.
Wat ik met dit laatste bedoel zal ik trach- ten duidelijk te maken.
De meeste economisten scheppen er beha- gen in zich bij tijd en wijle te verdiepen in het abstracte denken van de zuivere theorie, die trouwens uiteraard een onmisbaar on- derdeel van het economische leergebouw vormt. Dit nu is iets hetgeen Van Berkum’s grote belangstelling niet heeft. Hij is veel meer de man enerzijds van het bespiegelend denken, anderzijds van het realistisch han- teren van de economische theorie tot het oplossen van praktische vraagstukken dan van de ijle wereld der theoretische analyse. En toch heb ik telkens weer met verwonde- ring en bewondering kunnen constateren hoe hij door wat ik bij gebrek aan een be- tere term maar zal omschrijven als een soort intu•tief theoretisch denken Ñ of wellicht beter nog: begrijpen Ñ, voortkomend uit een ruime wijsheid, hetzelfde en meer be- reikt dan een ander door gezette theoreti- sche analyse, en dit zowel actief, scheppend, als passief, kennisnemend van de vruchten
van andermans wetenschappelijke arbeid.
2
Ten aanzien van Van Berkum’s zoeven ge- signaleerde tweezijdige belangstelling spreekt zijn oeuvre duidelijke taal. Eigenlijk mag men niet spreken van een tweezijdigheid, want hoe gevarieerd is de lange reeks arti- kelen, opstellen, rapporten, prae-adviezen enz. die hem in zijn vijf en twintig hoog- leraarsjaren uit de pen zijn gevloeid! Daar is in de eerste plaats de unieke tour de force van het overgaan van de bedrijfseconomie naar de algemene leer der economie, maar voorts de wijde spreiding van de onderwer- pen zijner publikatie, op beide terreinen. Telkens weer treft de mengeling van wijs- heid, gezond verstand en geestelijke onbe- vangenheid.
Een magnum opus heeft Van Berkum ons niet geschonken. Dat verwondert mij niet. Als men uit een wijd en diep inzicht kan putten om overeenkomstig zijn belangstel- ling telkens weer nieuwe problemen aan te vatten en men voorts beschikt over het ge- zonde verstand en het realiteitsbesef om in te zien dat er al veel te veel economieboe- ken verschijnen komt men tot het weten- schappelijke werk zoals V an Berkum dat heeft gekozen en dan dient iedereen daar- voor dankbaar te zijn, vooral als men de opportunity cost in de beschouwing betrekt.
In Tilburg is van Berkum aangekomen in januari 1929, op Driekoningenavond. Van die dag af heb ik hem gekend en het is op grond daarvan, dat ik de uitnodiging aanvaard heb om dit artikel te schrijven over deze mens, over zijn opkomst en ontplooiing, nu hij op 1 mei 1964 zijn zilveren jubileum viert als hoogleraar aan de Tilburgse hogeschool.
Hij was ontdekt door Cobbenhagen, als ik het goed heb op het economie-examen voor de akte M.O. Boekhouden, want van Berkum was aanvankelijk begonnen met middelbare akten- studie, die hem in het bezit stelde van de akten M.O. Boekhouden en M.O. Staathuis- houdkunde en Statistiek.
Op grond van deze bevoegdheden was hij be- noemd in een leraarsfunctie bij het middelbaar onderwijs in Middelburg, een functie die hij niet aarzelde prijs te geven toen zich voor hem het wijdere perspectief van een hogeschool- studie op het gebied van de economische we- tenschappen opende.
Het is op zichzelf volstrekt niet verdienste- lijk een vijf en twintigjarig jubileum als hoogleraar, of in welke andere functie ook, te vieren. Is men eenmaal benoemd, dan behoeft men er verder slechts zorg voor te dragen vijf en twintig jaar in leven te blij- ven. Reden tot complimenteren van den jubilaris is er dus eigenlijk niet, maar wel is de bereikte mijlpaal een welkome gele- genheid, steeds met graagte aangegrepen, om hem de lof toe te zwaaien die men in de dagelijkse gang van zaken moeilijk kan uiten. Ik heb dit in de bovenstaande regels reeds enigszins gedaan doch wil nog even voortgaan. Naar ik aanneem wordt dit blad hoofdzakelijk door studenten gelezen en tot hen richt ik mij nu.
Een hoogleraar moet meer zijn dan alleen docent; hij dient ook te zijn een voorbeeld waaraan zijn leerlingen zich kunnen spiege- len en waarnaar zij kunnen trachten zich te vormen. Geeft hierbij een grote plaats aan Professor V an Berkum, den bescheiden en beminnelijken mens, den toegewijden ge- leerde met zijn wijsheid, zijn openheid van geest en bovenal zijn intellectuele integriteit.
P. B. Kreukniet.
De assimilatie in Tilburg bleek voor hem geen enkel probleem op te leveren. Zijn anteceden- ten, zijn leeftijd Ñ hij was toen 27 Ñ en ook zijn volumieuse gestalte brachten hem onmid- dellijk in de gelederen van de ,,oudste-jaars” van de prille studenten-hi‘rarchie, zoals die in oktober 1927 met een getal van 28 ingeschre- venen gesticht was, Ñ waaraan er in oktober 1928 nog ruim vijftig waren toegevoegd Ñ aanzienlijke getallen nochtans, indien men in aanmerking neemt, dat men bij de opening van de r.-k. handelshogeschool in oktober 1927 uit- ging van een prognose van gemiddeld 15 nieu- we inschrijvingen per jaar.
Van Berkum wist een plaats in te nemen in Sint Olof. Hij trad toe tot De Tribune, zoals die in het najaar van 1928 was opgericht als studentengroepering met een progressief sociale belangstelling, naar het voorbeeld, dat in Delft in het kader van Virpilius Ñ en ook elders Ñ reeds was gegeven. Dit was de tijd van Vrij- moed, Veraart, Froger en in Tilburg van Cob- benhagen, Kaag en Moller, die toen in de eer-
3
ste linie hebben gestaan om met klem de aan- dacht te vragen voor onze sociaal-economische problematiek en voor de noodzaak om die pro- blematiek te onttrekken aan de toch in wezen deterministische en fatalistische gedachtengang van de leer van het automatisch economisch evenwicht
Zijn propaedeutisch examen deed hij in juni 1929, hij mocht het vervroegd doen Ñ reeds in het eerste jaar van zijn inschrijving Ñ van- wege de voor-studie, die hij reeds gemaakt had Daarop volgde zijn candidaats-examen in fe- bruari 1931
Het werd luisterrijk gevierd, in zijn pension in de Gasthuisstraat, alwaar hij het overwegend gedeelte van zijn studententijd heeft doorge- bracht, met als enig inconvenient, dat zijn ka- mer voor hem nauwelijks hoog genoeg was om rechtop te staan Overigens vormde die kamer geen enkel beletsel om veel gastvrijheid te ver- lenen, hij had geregeld aanloop en dat het niet overwegend lichtzinnige gesprekken waren, die daar gevoerd werden, zullen degenen, die hem kennen, wel willen begrijpen
Van 1930 op 1931 was hij praeses van de se- naat van Olof Van deze senaat, waarin ook Ton Rottier zitting had, herinner ik me, dat hij erin slaagde m Olof de harmonie te her- stellen, die in gevaar was gekomen nadat Ñ na de oprichting van de Tribune Ñ ook ãBlack and White” als eerste dispuut was tot stand gebracht en nadat gebleken was, dat deze twee groeperingen er niet zondermeer m slaag- den over en weer eikaars bestaansrecht te er- kennen en te begrijpen, Van Berkum was be- paald niet de figuur om de verschillen van inzicht en van temperament, die in deze con- troverse een rol speelden, op de spits te drij- ven Zijn gevoel voor evenwicht en zijn afkeer van elke vorm van overdrijving hebben ertoe bijgedragen om deze eerste kinderziekte in het bestaan van St Olof op korte termijn te be- zweren, bovendien kwam onder zijn leiding een toen reeds noodzakelijk gebleken finan- ci‘le sanering tot stand
Een grote dag voor de Tilburgse hogeschool- gemeenschap was 5 april 1933, toen de eerste doctorale examens werden afgelegd, het wa- ren er dne, die toen de eindstreep passeerden Piet van Berkum, Gustaaf Frohn en Charles Truijen, van Berkum verwierf het predicaat met lof
Een jaar later Ñ op 7 april 1934 Ñ werd ten huize van Cobbenhagen de ãTilburgsche Aca- demische Economische Kring” opgericht, het aantal afgestudeerden was intussen tot 6 ge- stegen en Cobbenhagen was erop bedacht deze afgestudeerden Ñ en die erop zouden volgen
4
Ñ in een organisatorisch verband samen te houden, onderling en in het kader van de hogeschoolgemeenschap Vandaar de T A E K , waarvan van Berkum de eerste voorzitter werd
Indien men dit als een zekere afronding en bekroning ziet van de eerste Tilburgse levens- periode van van Berkum, dan kan niemand aan de indruk van het feit ontkomen, dat reeds deze eerste periode van een ongemene vrucht- baarheid IS geweest
In vier jaar tijd kon hij zijn academische oplei- ding als voltooid beschouwen (cum laude), hij was op een overtuigende manier praeses van Olof geweest en in de kring van de afgestu- deerden zou hij als eerste het voorzitterschap bekleden De ,,ontdekking” van Cobbenhagen bleek uitermate gelukkig te zijn geweest
Na het doctoraal examen pleegt de keuze van een werkkring te volgen Van Berkum opteer- de Ñ hij had inderdaad keus Ñ voor het toen- malige ministerie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, onder leiding van minister Ver- schuur, later minister Steenberghe Hij werd daar verbonden aan het research-bureau van de Economische Voorlichtingsdienst, waar hij in een voortreffelijk gezelschap kwam, met o a van der Kooij, Hennipman en Kreukniet, on- der supervisie van Hirschfeld
Dat was de tijd, dat de economische vraag- stukken zich met een beklemmende nadruk aan de orde stelden, de tijd van het pijnlijke conflict tussen intern en extern economisch evenwicht Men heeft zich ook m Tilburg in die dagen intensief met dit conflict bezig ge- houden
In ’t algemeen Ñ zo meen ik te mogen stellen Ñ leefde de economische theorie toen nog in de nabloei van klassieke en Oostenrijkse school, impliciet de aanvaarding van de thesis van het automatisch evenwicht als resultaat van de wet van Say aangaande de principi‘le toereikend- heid van de vraag
Daarmee was het leerstuk van de gouden stan- daard inherent, evenwichtsstoringen in de be- talingsbalans zouden Ñ op basis van een vaste wisselkoers Ñ automatisch worden gecorn- geerd via een reeks van ge•nduceerde aanpas- singen in de binnenlandse economische groot- heden
Cobbenhagen heeft in die tijd in woord en geschrift de fundamentele onhoudbaarheid van het leerstuk van het automatisch evenwicht bij herhaling aan de orde gesteld, en Kaag heeft zich op dit terrein evenmin onbetuigd gelaten Cobbenhagen uitte met een zekere voorkeur zijn critische twijfel m gedachten en woorden.
ontleend aan de wijsgerige causaliteitsleer, van Kaag herinner ik mij originele en verhelderen- de beschouwingen op het gebied van de han- delspolitiek en ter zake van de noodzaak van een actieve conjunctuurpolitiek
Toen van Berkum dan ook in 1933 naar Den Haag ging was hij alreeds toegerust met een ontwikkeld critisch denkvermogen aangaande de centrale problematiek van de dertiger jaren, die ik als volgt zou willen weergeven hoe kunnen we met handhaving van onze positie in het internationale ruilverkeer, ook in het binnenland een economisch evenwicht op een acceptabel niveau verkrijgen*^ evenwicht, pri- mair met voldoende werkgelegenheid en met stopzetting van de deflatoire prijsafbraak, doch ooic met zoveel mogelijk stabiliteit in de wis-
selkoersverhoudingen, het vraagstuk van de simultaneiteit in de doelstellingen van de eco- nomische politiek lag er reeds toen In deze controversi‘le maar vooral emotionele sfeer van de jaren dertig is het proefschrift van van Berkum tot stand gekomen Het voerde als titel ãDe Betalingsbalans, als uitgangspunt eener beschouwing over de recente structuur- wijzigingen in het economisch leven ”
Zijn promotie vond plaats op 3 februari 1938, wederom verwierf hij het predicaat met lof, promotor was Kaag
Het promotiediner bij Suisse aan de Spoorlaan was geheel m overeenstemming met de waar- digheid en de feestelijkheid van de dag, zo- wel uit den Haag als uit den Helder waren uitgebreide delegaties aanwezig en ze zijn met voortijdig gegaan
Het IS mij bekend, dat van andere zijde uit- voerig aandacht zal worden geschonken aan de wetenschappelijke arbeid van van Berkum, aan zijn geschriften en publicaties Daarom ligt het niet op mijn weg om de inhoud en de beteke- nis van zijn dissertatie in de opzet van dit artikel te betrekken Toch wil ik niet nalaten ook in dit verband nog eens de aandacht te vragen voor de rijkdom van gedachten, die m van Berkum’s proefschrift besloten ligt
mogelijkheden Ñ in minder abstracte termen Ñ van een ,,aanpassingspolitiek”, zoals zij ook bij ons in de jaren dertig gepleegd werd, met behulp van een deflatoir beleid, dat steunde op aantasting van koopkracht en uitliep op werkloosheid en faillissement en uiteindelijk op devaluatie (september 1936)
Het IS waarachtig geen geringe verdienste van van Berkum geweest deze toentertijd bepaald delicate en complexe materie helder en knap te hebben uiteengezet, op een moment, dat zij nog fel omstreden was, op een moment boven- dien, dat hij als departements-ambtenaar zelf nauw bij de discussies betrokken was, in elk geval nauwelijks in staat kon worden geacht om voldoende afstand van de problemen te nemen, zoals voor het schrijven van een proef- schrift toch eigenlijk als noodzakelijk zou kun- nen worden verondersteld
Reeds een jaar later werd hij tot het hoog- leraarschap geroepen, als opvolger van van Ketel Zijn leeropdracht luidde Bedrijfshuis- houdkunde het financiewezen van de onder- neming, de toegepaste bedrijfshuishoudkunde Het onderwerp van zijn inaugurale rede Ñ ge- houden op 10 mei 1939 Ñ was ãhet liquidi- teitsvraagstuk en wel met name, zoals het zich voordoet in de productie-ondernemingen en dus met uitzondering van de banken”
Men kan werkelijk niet stellen, dat deze be- noeming indertijd als een verrassing kwam, ook met nu daaraan een leeropdracht verbonden werd, die buiten het hoofdterrein lag van de wetenschappelijke werkzaamheid, waarmee de nieuwe hoogleraar tot nog toe in het licht was getreden En het kenmerkt van Berkum, dat hij voor de behandeling van het hquiditeits- vraagstuk met het bankwezen koos, doch de productie-onderneming, gegeven het feit, dat ,,de literatuur over het bankbedrijf reeds zeer uitvoerige en diepgaande beschouwingen over de liquiditeit bevat” Na de bevrijding is zijn opdracht uitgebreid met geldtheorie en con- junctuurleer
Zo was de stand van zaken toen op 10 februa- ri 1954 Cobbenhagen plotseling kwam te over- lijden Velen zullen zich deze gebeurtenis nog weten te herinneren en zij zullen zich dan te- vens de verslagenheid herinneren, waarmee in de kring van de hogeschoolgemeenschap Ñ en daarbuiten Ñ van dit overlijden werd ken- nis genomen Wat er toen in hoofden en har-
De koppeling van de problematiek van de be-
talingsbalans aan de structuur en de (toen-
maals) recente structuurwijzigingen van het
economisch leven, was een uitstekende en ge-
slaagde poging om het waarheidsgehalte en de
actualiteit van de economische theorie een
stap vooruit te brengen Een stap vooruit in ten leefde vond zijn magistrale vertolking in
een belangrijke zaak, want het ging daarbij
over fundamentele dingen over de houdbaar-
heid van het klassieke geloof in de zelfregule-
rende werking van het betalingsbalans-mecha- Toezicht op 2 juli 1954 werd Cobbenhagen nisme op basis van de vaste wisselpariteiten door de president-curator Steenberghe als volgt van de gouden standaard, over de kansen en getypeerd
de gedachtemsrede van Weve bij gelegenheid van de uitvaart in de kerk van de St Anna- parochie Op de vergadering van de raad van
5
ãHIJ was een van de enthousiaste werkers van het eerste uur, de ziel van de Hoge- schoolgemeenschap, het ideaal van onze stu- denten HIJ was de ook ver buiten Tilburg ge‘erde en gerespecteerde wetenschapsman”
Cobbenhagen leek onvervangbaar en het ver- lies door zijn heengaan onherstelbaar
Enkele maanden later werden de volgende voorzieningen getroffen Van Berkum ontving Ñ met gelijktijdige ontheffing van zijn be- staande leeropdracht Ñ de opdracht ãalge- mene leer en geschiedenis der economie”, Schouten Ñ tot nog toe lector Ñ werd be- noemd tot gewoon hoogleraar m de ãalgemene leer en geschiedenis der economie”
waarop van Berkum op 1 mei 1964 kan terug- zien, hij zal nog wel verder terugzien Ñ en de oudere vrienden doen dat met hem Ñ na- melijk tot 1929 toen hij als student m Tilbuig kwam Dat tijdperk van 1929 tot 1964 Ñ 35 jaar lang Ñ is voor een beoefenaar van de economische wetenschap ongemeen spannend en belangrijk geweest Zowel in de economische theorie als in de organisatie en de gestalte van het economisch leven hebben zich veranderin-
gen voorgedaan als m geen ander tijdperk, dat door de geschiedenis van de economie wordt bestreken
Van Berkum heeft daarmee meegeleefd met een indringende, diepgaande belangstelling en met een visie, die ik zou willen vergelijken met Schumperter’s visie, neergelegd m zijn ãEpo- chen der Dogmen- und Methodengeschichte” Ook van Berkum heeft een tijdperk over- schouwd en daarvan getuigenis afgelegd in een indrukwekkend aantal geschriften en” publica- ties
BIJ al de gereserveerdheid, die een buitenstaan-
der m deze zaken past, meen ik toch te mogen
veronderstellen, dat Ñ hoezeer het van Ber-
kum met dankbaarheid zal hebben vervuld,
dat hij geroepen werd om het levenswerk voort
te zetten van de man, die aan zijn ontplooiing
een zo essenti‘le bijdrage had geleverd Ñ hij
anderzijds toch niet onberoerd zal zijn geble- zuiverheid m ãhet oordeel des onderscheids”, ven door het feit, dat de nieuwe opdracht een
afscheid inpliceerde van het geld-, krediet- en bankwezen en het financiewezen van de on- derneming, waaraan hij zich gedurende vele jaren met al zijn toewijding gegeven had Samen met Schouten doceert hij thans de al- gemene leer en geschiedenis der economie, beider opdrachten zijn gelijkluidend, doch ui- teraard zijn er verschillen m hun wijze van beschouwing en van behandeling van hetzelfde object, die verschillen zijn juist gewild en be- doeld
Uiteraard is het voor iemand, die reeds vele jaren geleden het rechtstreekse en regelmatige contact met de hogeschool verloren heeft, niet meer mogelijk nog de fijne distincties en nuan- ceringen te ontwaren, die hierbij een rol spe- len Wellicht mogen die verschillen als volgt worden aangeduid
met gevoel voor evenwicht in verhoudingen en bovenal met een grote mate van wijsheid Hij is raadsman geweest voor velen en m velerlei zaken voor studenten en afgestudeerden wel- licht op de eerste plaats, doch ook voor vele anderen die behoefte hadden aan een gesprek met iemand, die de moeite wilde nemen om zich te verdiepen m een probleem Ñ hun pro- bleem Ñ en die mogelijkerwijs in staat zou kunnen worden geacht om het perspectief voor
een oplossing daarvan te bieden
Als raadsman is hij opgetreden voor de minis- ter van Economische Zaken Ñ reeds in 1950 IS hij benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw Ñ, hij is o a voorzitter ge- weest van de commissie inzake het Rozenburg- project en evenzo voorzitter van de commissie inzake de toekomst van de staatsmijnen
En waar dat nodig bleek, wist hij tijd en gele- genheid vrij te maken om zelf een bestuurs- taak te vervullen en bestuursverantwoordelijk- heid te nemen, ingewijden weten wat hij ge- daan heeft op het gebied van het ziekenhuis-
in van Berkum wordt de lijn doorgetrokken
van Schumpeter en Keynes, met een duidelijke
belangstelling voor de institutionahstische as-
pecten van het economisch leven en in ’t alge-
meen met een normatieve beschouwingswijze, wezen en iedereen kan weten, welke activi- Schouten grijpt terug op Walras, is neo-klas- teiten hij nog onlangs als voorzitter van het siek, streeft naar de mathematisch-exacte for- stichtingsbestuur aan de dag heeft gelegd bij mulering en naar de opbouw van modellen
In elk geval meen ik te mogen stellen, dat beide beschouwingswijzen hun belangrijkheid en vruchtbaarheid hebben bewezen en dat het ook m Tilburg als een zegen wordt ervaren, dat deze verscheidenheid m de opleiding aan zo prominente figuren is kunnen worden toe- vertrouwd
Hoogleraar in de economische wetenschappen van 1939 tot 1964, dat is de ãstaat van dienst”.
de opening van het bejaardencentrum ãHet Nieuwe St Joseph”
Hij heett dat gedaan met een opmerkelijke
Hij IS een werker geweest van het eerste uur Ñ in het bestaan van de Tilburgse hogeschool Ñ en hij heeft volop de hitte en de last van de dag gedragen, doch hij staat nog rechtop, zijn gestalte is nog ongebogen
Mogen we hem Ñ met God’s Zegen Ñ nog vele jaren zo kunnen zien
L J G DE MAST
Men dient een zekere mate van schroom te Niet als iemand die voorgeeft de wijsheid overwinnen om te kunnen schrijven over in pacht te hebben. Hij zou zich de woor-
een hoogleraar, wanneer men zelf student is. Immers, de passende houding waarin men staat ten opzichte van zijn leermees- ters is er een van luisterbereidheid. En ook wanneer men langzamerhand de eerste vruchten van de wetenschap in zich voelt
rijpen, lijkt het aangewezen uit te gaan van het standpunt dat, zolang men studeert, de professor altijd gelijk heeft.
Natuurlijk is dit laatste niet het geval. Geen echte wetenschapsbeoefenaar is gelukkig met de qualificatie de wijsheid in pacht te hebben en hij acht het een verdacht compli- ment wanneer zijn vakmatige beschouwin- gen worden gezegd te staan voor de hele waarheid. De waarheid is te groot voor ons; zij vraagt gediend te worden. Het pleit daar- om voor een hoogleraar wanneer zijn doce- ren zelfs impliciet niet verwijst naar dit eigen gelijk.
Toch heeft een student, alvorens zijn eigen koers te kunnen uitzetten, enigermate be- hoefte aan wetenschappelijk gezag. Het ge- lijk van een professor heeft daarom iets gradueels: hij heeft meer ,,gelijk” dan de student. Daarom zitten de leerlingen ãaan de voeten van de meester”, zien zij naar hem op; daarom ook zit hij zelf niet op gelijk niveau, maar zetelt hij Ñ naar goede traditie Ñ op een hoog gestoelte boven hen. Want iemand die zijn wetenschap, in alle mogelijkheden en samenhangen tot aan de grenzen ervan, kan overzien, moet wel een verheven standpunt innemen.
Nolens volens is hij, die vijf en twintig jaar een ambt bekleedt, altijd min of meer slacht- offer van de publiciteit. En waar voor pro- fessor van Berkum Ñ mij dunkt Ñ het ãnolle” sterker is dan het ,,veile”, wordt hem van studentenzijde het meest recht ge- daan, niet met de gebruikelijke jubileum- frasen rond zijn persoon, maar met een Ñ hopelijk Ñ enigszins consistent begrip van wat hij gedurende die tijd als hoogleraar voor ons studenten heeft trachten waar te maken.
Wat is de indruk, die men als student krijgt van professor van Berkum? Hoe doet hij zich aan ons voor in zijn hoedanigheid van hoogleraar?
den van J. H. Williams (geciteerd door Hen- nipman als motto voor zijn bijdrage aan ãTheorie van de Economische Politiek”) eigen kunnen maken: ãThe most dangerous policy-maker is the man who knows the answer, because he feels he can take it literally from his theory”. In zijn doceren voelt men nog steeds de oorspronkelijke verwondering, die de grondslag is van alle wetenschap. Men wordt geconfronteerd met een stimulerende belangstelling voor de ac- tuele gebeurtenissen, die zich niet verliest in praemature voorspellingen ten aanzien van de gevolgen van weer een nieuwe loon- politieke situatie, maar die wordt voorge- dragen met een grote mate van bescheiden- heid, zich kenmerkend door een benieuwd zijn naar de afloop. Zo ergens dan leert men hier, dat men van de feiten kan leren. Men weet zich als student de leerling van iemand, die op vele terreinen indirect het beleid mede heeft bepaald, en die er prijs
op stelt mensen op te leiden voor dat be- leid. Maar men wordt tevens behoed voor zelfoverschatting. ãThere are no ‘answers’, but some answers are better than others” (F. H. Knight, geciteerd door Hennipman O.C.). Naar het citaat van Williams is pro- fessor van Berkum bepaald geen ãgevaar- lijk” docent.
Toch dient een hoogleraar in de maatschap- pij-wetenschappen meer dan alleen beschei- den te zijn. Zijn bescheidenheid is veeleer een vorm van wetenschappelijke dienstbaar- heid, of Ñ in zijn eigen woorden Ñ ,,de raison d’etre van de economische weten- schap ligt nu eenmaal in haar dienstbaar- heid aan de economische politiek”. In de moderne tijd heeft het klassieke en middel- eeuwse ideaal van onbaatzuchtige weten- schapsbeoefening plaats gemaakt voor de opvatting, dat de wetenschap een functie heeft als zelfkritiek van de praktijk. Zo zal hij, die ex professo economie studeert en doceert, de maatschappelijke ontwikkeling kritisch moeten begeleiden. Om deze taak goed te kunnen vervullen moet men de praktijk wel vanaf een overzichtelijke plaats kunnen overzien, moet men wel kunnen
spreken met die mate van gezag, die de stu- dent terecht van zijn hoogleraar verlangt.
7
Het komt mij voor, dat wij ons als studen- ten gelukkig kunnen prijzen in professor van Berkum een hoogleraar te kennen, die de economische wetenschap met gezag weet voor te dragen. Wanneer hij ons voorhoudt, dat ,,slechte cijfers altijd nog beter zijn dan geen cijfers”, gaat zijn gezagvol hanteren van de “tools” van de economische theorie daarin tevens gepaard met die mate van be- scheidenheid, die de ware beoefenaar van de wetenschap kenmerkt.
Academische week N.K.V.
Van 6 t/m 10 april is in Tilburg, in sa- menwerking met het A. C. de Bruyn- Instituut te Doorn een akademische week gehouden waaraan werd deelgenomen door bestuurders der diverse bonden, aangesloten bij het N.K.V.
Wij ontmoeten in hem een hoogleraar, die wetenschappelijk gezag kan paren aan we- tenschappelijke bescheidenheid, een andere “rare combination of gifts”, maar een die niet minder belangrijk is dan die, welke Keynes noodzakelijk achtte voor een goed econoom.
Namens de studenten past hiervoor, naast een woord van hulde bij dit jubileum, ook een woord van dank.
J. H. M. Peters.
op, dat het aanvankelijk door de klasse-ideo- logie opgelegde strijdkarakter der wederzijdse verhoudingen later werd gerelativeerd en ge- mitigeerd in een vorm van onderhandelen, waarbij de partijen weliswaar duidelijk opposi- tionele belangen behartigden, doch bereid ble- ken meer inschikkelijkheid aan de dag te leg- gen. Het te vinden evenwichtspunt is een ar- bitraire resultante van machtsverhoudingen of
De bedoeling was een ontmoeting van
Hogeschool met vakbond waarbij men onderhandelingsbekwaamheid, waarvan meest-
zich samen wilde bezinnen op een aan- tal aktuele problemen. Juist een akade- mische week is de gelegenheid bij uitstek om elkaar anders dan aan de onderhan- delingstafel te ontmoeten.
Door de professoren Van der Ven, Jans- sen, Bosman, de Moor en door pater de Vries werden in de morgenuren di- verse aspekten van de vakbeweging be- licht. Naast de kolleges was er in de middaguren gelegenheid te diskussi‘ren aan de hand van drie papers welke wa- ren samengesteld door de heren M. An- genent, L. Stassen en F. Verleisdonk.
Prof. dr. F. J. H. M. van der Ven,
DE NEDERLANDSE LOONPOLITIEK.
Beperkt men zich tot de formele loonpolitiek, dan is het mogelijk de volgende karakteristie- ken te geven van de hedendaagse procedures, volgens welke de arbeidsvoorwaardenvorming verloopt:
1. min of meer stringente regulering, die weinig overlaat aan het krachtenspel van de vrije markt;
2. tweezijdigheid in de vaststelling van lo- nen en tarieven treedt in de plaats van eenzijdig vastgestelde bepalingen;
3. een toegroeien naar kollektieve systemen;
4. herniewde deelneming van de overheid aan het proces van arbeidsvoorwaarden- vorming.
Bij de nadere uitwerking van het onder punt 2 genoemde kenmerk, wees Prof. v .d. Ven er
8
al niet gezegd kan worden dat het ekonomisch gezien het meest ãrationele” evenwichtspunt is.
In de sociologische theorie heeft men zich bij de verklaring van het proces van kollektieve loonvorming te veel laten leiden door struk- tuurgegevens van het individuele model (bv. Dahrendorf). Meer nog dan in de individuele verhouding behoeft de theorie die uitgaat van het streven naar loonmaximalisatie bij de werk- nemer en loonminimalisatie bij de werkgever, dringende korrekties wanneer het gaat om het verklaren van het proces van kollektieve on- derhandelingen:
a. bij kollektiviteiten spelen irrationele ele- menten een aanzienlijke rol: prestigever- groting, machtsvertoon, vreesaanjagen. V ooral in de V .S. hebben sociologen ge- wezen op de betekenis van het streven naar machtsuitbreiding.
b. de termen loonmaximalisatie en -minima- lisatie dragen voor kollektiviteiten een ander karakter. Niet alleen de hoogte van het loon is van belang voor hen maar ook het produkt van loon x werk- nemers. Bij een krappe arbeidsmarkt zijn werkgevers plooibaarder in hun tege- moetkomingen aan verlangens van werk- nemers dan in andersoortige werkgelegen- heidsomstandigheden. Het resultaat van kollektieve onderhandelingen is geen pro-
dukt van zo scherp mogelijk afdingen maar van rivaliteit en solidariteit samen. Bij kollektiviteiten is er door deze ambi- gu•teit temeer een objektiviteit aanwezig.
Aan de hand van deze gegevenheden zette Prof. V. d. Ven zijn betoog af tegen de op- vattingen van Dr. Th. Mulder enerzijds en Prof. Pen’s speltheorie anderzijds.
Dr. Mulder beschrijft de verschuiving van on- derhandelen naar overleg als een systeemwijzi- ging, in samenhang met een mentaliteitsver- andering. Prof. V. d. Ven ziet de vormgeving van het door pater de Bruyn beschreven objek- tief gegeven van het kontrakt Ñ te weten de onderlinge verwevenheid van rivaliteit en soli- dariteit, van eigenbelang en sociale ori‘ntatie Ñ als een funktie van de feitelijke ontwikke- ling.
Prof. V. d. Ven ziet de methode van onder- handelen (strijd of overleg) ook als een funk- tie van de feitelijke konjunkturele ontwikke- ling, dit in tegenstelling met Cornelisse bijvoor- beeld.
In de speltheorie van Prof. Pen is geen plaats voor irrationele motieven, maar zij gaat uit- sluitend uit van een zuiver rationeel gericht handelen vanuit rivaliteitsposities. Er is slechts sprake van oppositionele belangen, met uitslui- ting van mogelijke gelijkgerichtheid in weder- zijdse doelstellingen.
De intrinsieke ambivalentie der kollektieve loononderhandelingen vraagt om een institutio- nele vormgeving die aan feitelijke veranderin- gen in de materi‘le loonsituatie het hoofd kan bieden.
Prof. dr. L. H. Janssen S.J. ãV AKBEWEGING I N D E ONTWIKKELINGSLANDEN”
Een van de algemene kenmerken van de vak- beweging in de ontwikkelingslanden is het ge- ringe aantal leden. Dit wordt echter begrijpe- lijk als men bedenkt, dat de vakbeweging zich vooral richt op de industrie-arbeiders; en deze zijn er nog maar weinig in de overwegend agrarische ontwikkelingslanden.
Prof. Janssen nam vervolgens enkele gebieden nader onder de loep.
AFRIKA. Tot 1940 was Afrika politiek prak- tisch onmondig; na dat tijdstip beginnen de Afrikanen echter mee te spreken, maar daar zij staan tegenover buitenlandse werkgevers, waren de vakbewegingen sterk anti-koloniaal geori‘nteerd en politiek ge‘ngageerd. Dit stem- pel dragen zij nog steeds met zich. Gestreden werd vooral voor vrijheid van vereniging, ar- beidsloon en met name tegen de vaak enorme discriminatie in beloning tussen blanke en zwarte arbeid (in Rhodesi‘ bijv. een verschil van 90%!)
Ook in Afrika ziet men de strijd tussen de communistische en de vakbeweging. Het beeld wordt daarbij in sterke mate beheerst door pan-afrikaanse vakbewegingen als die van Nkroema van Ghana en SekoutourŽ van Gui- nee, welk 60% van de georganiseerde arbei- ders omvat. D e christelijke pan-afrikaanse vakbond, vooral sterk in Belgisch Kongo, Roeanda-Oeroendi, Madagascar en ZW-Afrika omvat 20% der georganiseerden, de zg. ,,vrije” vakbeweging 15%. Het politieke engagement van de vakbeweging komt tot uiting in het feit, dat in diverse landen (Ghana, Egypte) de vakbeweging door de staat als uitvoerend or- gaan van haar sociale politiek wordt gebruikt; zij wordt daarmee a.h.w. staatsorgaan. Het feit dat in Ghana de contributie van de vakbonds- leden via de werkgevers en de staat bij de vak- bonden terecht komt, is ook al niet erg bevor- derlijk voor de onafhankelijkheid van de vak- beweging. De christelijke vakbeweging echter streeft expliciet een onafhankelijke, niet-verpo- litiekte koers na. Ten aanzien van het com- munisme in de Afrikaanse vakbeweging valt nog op te merken, dat de Islam van nature anti-communistisch is. Daar de vakbonden echter sterk anti-koloniaal waren, werd het vuur door Moskou dapper aangeblazen en kre- gen de vakbonden bepaaldelijk communistische trekken. Toen de onafhankelijkheid echter eenmaal veroverd was, kwam het Islamitische karakter weer sterker naar voren en werd de communistische invloed teruggedrongen.
ZUID-AMERIKA. D e sterk feodaal getinte regeringen van deze landen waren vanzelfspre- kend sterk anti-vakbewegingen. Toen deze echter t—ch ontstonden, deed men pogingen de vakbeweging aan de staat te binden (Peron, Batista). In Zuid-Amerika is 10% der arbei- ders georganiseerd, waarvan 20% bij de chris- telijke vakbeweging is aangesloten. D e laatste wil, evenals in Afrika, onafhankelijk zijn van overheid, ondernemers en Kerk (de Kerk is nl. sterk ge‘ngageerd met de heersende klasse). De christelijke vakbeweging voert oppositie te- gen de vrije vakbeweging die sterker met de overheid gelieerd is. Een ongunstig punt voor de christelijke vakbeweging is echter, dat de Amerikanen in hun ,,Alliance for Progress- program alleen de vrije vakbeweging steunen, afkerig als zij zijn van iedere vorm van ver- zuiling. Maar op deze wijze torpederen zij hun eigen inspanningen: de vooruitgang moet ko- men vanuit het volk zelf en niet vanuit de door het volk erfelijk als ,,corrupt” beschouwde overheidshoek. Andere problemen voor de (christelijke) vakbeweging zijn gebrek aan lei- ders (grote zuigkracht van politiek, waar be- kwame figuren veel gemakkelijker rijk wor- den), gebrek aan geld en het hyper-individua- lisme van de Zuid-Amerikaan.
9
AZIe. In India is o a het probleem, dat de vakbewegmgsleiders vaak uit burgerlijke krin- gen komen, hoewel ze daarom vaak niet min- der communistisch zijn Een van de grootste fouten die daar wordt gemaakt, is de te ge- ringe aandacht voor de landarbeiders, welke in aantal toch verreweg overheersend zijn In Indonesi‘ is de vakbeweging, gebaseerd op de ,,Vijf Zuilen”-beweging, zeer pragmatisch met vermijding van overtrokken leuzen
In de discussie merkte prot Janssen nog op, dat de inbreng van de christelijke vakbeweging in de ontwikkehngslanden, het onafhankelijk zijn van Staat, dictatoren, werkgevers en Kerk, vaak stuit op het onvermogen in deze landen om te organiseren en georganiseerd te worden Daardoor wordt een sterk autoritair gekleurd gezag bijna onvermijdelijk en hoe dit te combineren met onafhankelijkheid van de vakbeweging” Deze dus pas hic et nunc te bekijken als ideaal of nief’
Prof Janssen pleitte ook voor hulpverlening via de vakbeweging (evenals via missie en zending) omdat deze instituties werkelijk effec- tief kunnen werken In het politieke vlak lig- gen hier echter nog al wat voetangels en klem- men verleent men hulp via de een, dan komt de ander ——k Voorlopig moet ik om politieke redenen de vakbeweging nog even ,,afhouden”, zo was zijn conclusie
Prof. dr. H. W. J. Bosman: DE INKOMENSEISEN DER PRESSIEGROEPEN EN DE FINANCIERING DAARVAN.
De verdeling van het Nationale Inkomen wordt sterk bepaald door de activiteiten van pressie- groepen met name van de vakbeweging Men dient echter te bedenken dat druk (pressie) meestal tegendruk oproept en dat daardoor de verdeling van de nationale koek tot een zekere strijd voert De oplossing vooral in rechtse kringen voorgestaan, om er primair naar te streven gezamenlijk (kapitaal en arbeid) de koek te vergroten om daarna elk een groter stuk te kunnen bemachtigen is te simplis- tisch De koek is doorgaans niet op korte termijn te vergroten Het probleem van de verdeling blijft daarom actueel Prof Bosman wilde dit probleem vooral op zijn monetaire aspecten onderzoeken
a Door nieuw geld te cre‘ren,
b En/of door een intensiever gebruik van het bestaande geldvolume (verhoging van de omloopsnelheid Hieraan is echter een ma- ximum gesteld)
Prof Bosman verduidelijkte de geldschepping aan de hand van een eenvoudige balans der geldscheppende instellingen
A In de veronderstelling van een gesloten economie (bv de Verenigde Staten) wordt bij stijgende inkomens-eisen het geld door de ban- ken geschapen Als dit niet gebeurt zal de goederen- en dienstenstroom worden ingeperkt, en zal de vraag naar arbeidskrachten af- nemen De pressiegroepen zullen daarop veel- al reageren door hun mkomens-eisen te ma- tigen
B In de veronderstelling van een open eco- nomie bij vaste wisselkoersen (bv Nederland) zal een loon- en prijsstijging kunnen leiden tot een tekort op de betalingsbalans (meer invoer dan uitvoer) De deviezen vloeien weg en bij aankoop wordt het geldvolume vanzell gerin- ger Er ontstaat vanzelf een geldkrapte zonder dat de Centrale Bank behoeft in te grijpen Dit kan tot een financi‘le crisis voeren duur geld, teruglopen der investeringen (bv 1957)
In het geval van een betalingsbalans-overschot, zoals Nederland de laatste jaren kende kan het omzetten van buitenlandse valuta m Nederlands geld leiden tot een geldruimte, waaruit de in- komenseisen vanzelf gefinancieerd worden De C B moet remmend optreden bv door kre- dietrestrictie
Thans verkeert de Nederlandse economie in een overgang van overschot naar tekort Wan- neer dit door de werkgevers voorzien had kun- nen worden, zouden zij wel meer tegendruk hebben uitgeoefend bij de recente looneisen der vakbeweging
C Bij variabele wisselkoersen is er in een open economie een regulerende factor aanwe- zig BIJ grote vraaÈ naar deviezen stijgen de koersen en zal de import vanzelf worden af- geremd Er kleven echter wel bezwaren, voor- al onzekerheden, aan een systeem van varia- bele wisselkoersen Men kan echter incidentele herwaardering van de gulden toepassen Vorig
Wat gebeurt er als de totale inkomenseisen jaar zou een revaluatie plaats hebben kunnen
van de pressiegroepen de stijging van het na- tionaal inkomen overtreffen, als de z g inko- mensinflatie optreedt Dat leidt bij een situa- tie van volledige werkgelegenheid tot prijsin- flatie (het nominale inkomen overstijgt het re‘le inkomen) Hoe moeten die gestegen in- komens gefinancierd worden”
vinden, waarbij dan matiging van de inko- mens-eisen moest optreden In plaats van loon- en prijsverandenng krijgt men wisselkoersver- andering Psychologisch lijkt dit met minder aantrekkelijk, doch uit een oogpunt van een redelijke inkomstenverdeling zou revaluatie de voorkeur hebben verdiend
10
Prof. dr. R. A. de Moor:
DE VAKBEWEGING IN DE ORGANISATIESOCIOLOGIE.
De sociologie kent drie typen organisaties (m- teraktiesystemen die expliciet gericht zijn op het bereiken van bepaalde doeleinden, waarbij het proces van het zich voegen naar leiding kenmerkend is) de dwangorganisatie, de uti- litaire organisatie en de normatieve organisa tie Ook de twee stelsels van faktoren waarvan ledere interaktie afhangt, nl de macht van de andere partij en zijn eigen ori‘ntatie t o v de leider kunnen we m drie‘n onderscheiden, en daarbij samenvattend tot het volgende schema komen
organisatie: maclit:
1 dwangorganisatie dwang
genstellingen verzwakken (en dus verzwakt het bindingsvermogen van de vakbeweging) en de normatieve doordringendheid van de vakbe- weging is geringer
De moderne vakbeweging onderstreept meer haar nuttigheidskarakter, waarom ze vooral bij de jongere generatie wordt gezocht (v d Vall) ZIJ IS met alleen groepsinstituut meer, maar een maatschappelijke organisatie, met nut voor de maatschappij-als-geheel Zij wordt ook steeds meer geleid door een instrumentele elite (experts), minder door een expressieve elite, die dragers zijn van ideologische waarden
De ontwikkeling van de vakbeweging is als volgt aan te geven
qua karakter
van ideologische naar utilitair
qua belang
van kollektief naar individueel
qua vlak
van lokaal naar internationaal
qua leider
van ideologisch naar instrumenteel
Een gevolg hiervan is het ontstaan van infor- mele leiders wilde stakingen) en het feit dat de vakbeweging wel leden kan aantrekken, maar ze niet kan vasthouden
Prof de Moor besloot zijn kollege met een korte beschouwing over de kulturele integra- tie van de vakbeweging
Drs H. de Vries s.c.j.:
HET HUIDIGE WERELDBEELD EN DE VAKBEWEGING.
Volgens Sartre wordt de menselijke vrije leef- ruimte steeds meer beperkt door de institutio- nalisering, die door de specialisering van de arbeid wordt opgeroepen en die de mens dwingt tot een activite passive De menselijke persoon en zijn eigen verantwoordelijkheid heeft echter nooit zoveel aandacht gekregen als thans
Door de versnelde evolutie van wetenschap en techniek is de spanning tussen verleden en toe- komst nooit zo groot geweest als nu Daarin schuilt het gevaar dat de oude waarden (,,van voor de oorlog”) geheel verdrongen worden
Beschouwing over de techniek.
Het menselijk zijn is altijd een ergens-zijn in een wereld De wereld is echter niet zonder meer aangepast aan de mens De natuur biedt naast nieuwe mogelijkheden steeds nieuwe moeilijkheden en elke omvorming van de we- reld die een aanpassing aan ons zelf is, roept nieuwe behoeften op Daarom is het mense-
2 utilitaire org
3 normatieve org
ori‘ntatie:
afwijzend berekenend positief
beloning normatieve macht
voorbeeld:
gevangenis
Amerikaanse vakbeweging W-Europese vakbeweging
Het kernprobleem van de vakbeweging is te- genover de meer-op-nuttigheid gerichte menta- liteit van de leden (en toekomstige leden) staat (m de perceptie van de leden) een niet vol- doende-belonende macht van de leiders (ieder type organisatie heeft een ander type leider) Toen de vakbeweging ontstond was ze een vreemd eend m de maatschappelijke bijt, haar ideologische doelstellingen waren minstens zo belangrijk als trekpleister voor de toekomstige leden als de materiele voordelen die men via de vakbeweging zou kunnen bereiken Het zwaartepunt van de aktiviteiten lag op het plaatselijke vlak, de problematiek was voor de leden te overzien, de afstand tussen leiding en leden was kort en kollektief optreden van de arbeidende klasse was nodig daar individuele vertikale mobiliteit vrijwel onmogelijk was Haar organisatie droeg een normatief karak- ter
Tussen de beide wereldoorlogen komt naast de ideologische inslag ook de utilitaire ori‘ntatie naar voren, doch nog in een kollelitief streven naar lotsverbondenheid Naast het normatieve machtselement treedt het beloningselement Een zekere centralisatie en bureaukratisermg wordt zichtbaar
Na de oorlog veranderde zowel de maatschap- pij als het karakter der vakbeweging Het aan- tal hoofdarbeiders (minder georganiseerd) nam toe (en dus wordt de groep die de vakbewe- ging schraagt relatief kleiner), de ,,privatiza- tion of the worker” (Lockwood) komt op, de toenemende welvaart doet de ideologische te-
11
lijk bestaan nooit af, de mens moet zijn eign bestaan altijd verder uitbouwen, het wezen van de mens is daarom niet een passiviteit
Het ondergedompeld zijn in de eigen wereld, de verbondenheid van mens en stof is een zeer waardevol uitgangspunt voor de ontwikkeling van de stoffelijke natuur en voor de ontwikke- ling van de mens De ontwikkeling van de stof komt niet zo maar, doch door de ontwik- keling van de mens tot stand en andersom
De mens is definitief in dialoog getreden met de materie Met de groei van de wetenschap en techniek en de verstrengeling van mens en natuur, groeit de verantwoordelijkheid van de mens voor de beheersing en ontwikkeling van de natuur De grootste opdracht van de tegen- woordige mens is niet meer de aanpassing van de wereld aan de mens maar de innerlijke aan- passing van de mens aan de door hem gevorm- de wereld Pater de Vries licht een en ander toe met voorbeelden uit het atoomonderzoek en het economisch proces
Door deze ontwikkeling is echter een zeker solidariteitsmentaliteit op de achtergrond ge- raakt en komt het accent te liggen op de indi- viduele behoeften om de eigen toekomst te maken V oor de leiding der vakbeweging brengt dit de moeilijke taak mee om beide strevingen recht te doen
Ad b.
De wereld is kleiner geworden voor de bele- ving van de mens, omdat we
a de afstanden hebben opgeheven, ook door onze zintuigen te verlengen,
b door de bevolkingsgroei, waardoor het on- derlinge contact is ge•ntensiveerd,
c door het snelle verbruik van grondstoffen dat de mens dwingt tot de opdracht nieuwe energiebronnen e d op te sporen Veld- kamp spreekt hier van collectiverende pro- cessen De vervlochtenheid van het mense- lijk wereldbeeld maakt de verantwoordelijk- heid voor consequenties ingrijpender Ook van hieruit gezien is deskundigheid een eis die de vakbondsleiders sterk regardeert
Ad c.
De ontwikkeling van mens en wereld heeft een cultuur tot stand gebracht waarm absolute wetten en normen steeds meer im Frage wor- den gesteld In vroegere perioden is de vrijheid van keuze aanzienlijk beperkt geweest Doel en middelen waren gefixeerd ook voor de vak- beweging Nu stelt bv het gebruik van de wel- vaart ons steeds meer voor een eigen keuze Wij leven een zoekend bestaan, er is geen con- creet doel meer zichtbaar aan het eind van een duidelijke weg Dit moeten kiezen vraagt zelfbeperking en zelfbeheersing
Wat moet de vakbeweging in deze situatie”
Zich aan de oude doelen en gedragsregels vast- klampen” V on Nell-Breunmg becritiseert dit streven Vroeger moesten de vakorganisaties zich wel richten op een rechtvaardiger verde- ling van het nationaal inkomen Thans moet ZIJ ook meewerken aan de groei van het natio- nale inkomen, zij moeten dus een keuze ma- ken en deze keuze binnen eigen kring kunnen verantwoorden Zij moet ook een pressiegroep- naar-beneden-binnen zijn, met alleen naar- buiten-boven
***
Gevolgen van de
technisch omgevormde wereld.
a Over het veranderde mensbeeld
b Over het veranderde wereldbeeld
c Over de veranderde denkstructuur van de mens en de consequenties, die een en ander heeft voor de vakbeweging
Ad a.
Niet alleen ons fysieke materiele bestaan, maar onze totale existentie is ingrijpend omgevormd De industri‘le revolutie heeft echter met al- leen destructieve gevolgen gehad zoals lang beweerd is Zij heeft ook geleid tot een gro- tere behoefte aan intellect, aan objectief den- ken, aan inventiviteit en de moderne maat- schappij-structuur heeft de mens ook zelfstan- diger en cntischer gemaakt
Aan ons bestaan is niet meer zoals in de 19e eeuw een van buiten opgelegd doel gegeven De mens heeft de opgave zijn eigen toekomst te zoeken Spreker benadert dit ook vanuit de verandering in de menselijke arbeid V eldkamp onderscheidt 3 fasen van arbeid
a de gehumaniseerde arbeid,
b de gepersonaliseerde arbeid,
c de vrijgemaakte, maatschappelijk als vol- waardige vorm van persoon-zijn geaccep- teerde, arbeid
12
Paper Drs L Stassen
DE ECONOMISCHE
IN DE ONDERNEMING
MEDEZEGGENSCHAP
De Prof Teldersstichtmg vindt dat het juridisch gewaad van de onderneming nog steeds doelmatig IS Herzieningen, voorzover zij overdracht van be- voegdheden aan werknemers en overheid beogen, doen hieraan juist afbreuk Het overwicht van geldverschaffers wordt verdedigd vanwege de gro- tere risiko’s die aan deze inbreng zijn verbonden Dit zijn enkele meningen over medezeggenschap in de onderneming zoals die als onderwerp heb- ben gediend ter diskussie
Paper drs F Verleisdonk
DE VAKBEWEGING IN HET STAATSBESTEL
Na de tweede wereldoorlog ging de Overheid, met een aantal konkrete doelstellingen voor ogen en een skala van ekonomisch-politieke instrumenten tot haar beschikking, vergaand ingrijpen m het ekonomisch leven Zij werd daarmede Ñ naast bewaakster van het algemeen belang Ñ partij in het sociaal-ekonomische en politieke handelingen- veld
Haar ekonomische-pohtieke beleid weerspiegelde tot op zekere hoogte het programma van de ver- schillende richtingen en partijen Voor de vakbe- weging had dit verstrekkende gevolgen De staats- macht IS een belangrijk instrument voor de ver- wezenlijking van haar doelstellingen geworden Zij streeft daarom naar politieke invloed, maar dit streven roept nogal eens verzet op bij personen van uiteenlopende politieke en ideologische over- tuiging
ZIJ zien in het vervagen van de grenzen tussen het sociaal-ekonomische en het politieke een ge- vaar voor het parlementaire bestel
ZIJ vinden het met name een onzuivere verhou- ding, dat de regering en in het overleg met de volksvertegenwoordiging, en in het overleg met het bedrijfsleven steeds dezelfde mensen ontmoet ZIJ nemen geen genoegen met een situatie hierin bestaande, dat de positie van het parlement in het demokratische besluitvormingsproces voor een belangrijk gedeelte is overgenomen door extra- parlementaire instituties als vakverenigingen
Op grond van de hier in het kort weergegeven probleemstelling werd er door de aanwezige vak- bondsfunktionanssen uitgebreid gediskussieerd waarbij het m wezen ging om de beantwoording van de volgende vragen
1 Zijn politiek en ekonomie m grote lijnen te scheiden”
2 Hoe verhouden zich precies (als ekonomie en politiek NIET te scheiden zijn) algemeen be- lang en deelbelang” Kan in de politiek een evenwicht tot stand komen zonder pressiegroep?
3 Is de politiek voor de vakbeweging een belang- rijk, onontbeerlijk middel of slechts een acci- denteel middeP
De Wet op de Ondernemingsraden (1950) kent aan de werknemers zeggenschap van adviserende aard toe, in de vorm van medeweten en medespreken maar geen eigenlijke medebeslissing in ekonomi- sche vraagstukken
T a v deze medezeggenschap zijn publikaties van diverse zijden verschenen
1 van theoretische zijde via dissertaties en stu- dies (Romme, van Campen, van Haren e a ) ,
2 van vakbondszijde (CNV, NVV),
3 van wetenschappelijke bureau s der diverse partijen (Prof Teldersstichtmg, Wiardi Beek- man Stichting),
4 van Werkgeverszijde (NKWV)
De benadering van het probleem der medezeggen- schap geschiedt langs twee wegen de ene rich- ting staat korrekties voor, van sociaal psycholo- gische aard (Steenkamp, Teldersstichtmg, NKV), terwijl de andere richting struktuurhervorming van de ondel neming voorstelt (van Campen, Wiardi Beekman Stichting)
Na de oorlog zien we een cluster van voorstellen, waaronder wij noemen van Campen die zich een sterk voorstander toont van een organisatie der onderneming in de vorm van een stichting met een sterk accent voor de leidmg, en Romme die de vennootschap wil vervangen door een onder- nemingsvergadering, waarin leiding, kapitaal en door de vakbeweging vertegenwoordigde werkne- mers, gelijkgerechtigd samenwerken
Demokratisenng van het bedrijfsleven wordt vaak als logische aanvulling en vervolmaking van het op staatkundig terrein aanvaarde parlementaire bestel verdedigd Kritici betogen hiertegen, dat het vanzelf spreekt, dat in een demokratische staat het beleid van gezagsdragers, die krachtens man- daat de belangen der staatsburgers behartigen, aan pailementaire kontrole wordt onderworpen De ekonomische bedrijvigheid voltrekt zich in een privaatrechtelijke sfeer zeggenschap van derden is hier overgelaten aan de konsumenten die hun toestemming of afkeuring over het ondernemings- beleid op de markt kenbaar maken
De Wiardi Beekman Stichting heeft in ’59 de dis- kussies rond het probleem van de medezeggen- schap doen herleven Zij beveelt een rekonstruk- tie van de Raad van Kommissanssen aan drie- ledig samengesteld kollege waarin naast de ver- tegenwoordigers tot dusver nu ook vertegenwoor- digers van de werknemers zitting hebben
Enkele andere voorstellingen m b t medezeggen- schap zijn afkomstig van bv van Haren, die uit- gaat van een ãdualistische’ ondernemingsopzet naast de onderneming, waarin de aansprakelijk- heid der kapitaalverschaffers tot uiting komt, de onderneming die de belangen der personeelsleden behartigt
13
Paper drs M Angenent
LEIDING EN LEDEN IN DE VAKBEWEGING
In dit paper worden, op basis van de bestaande literatuur (o a v d Vall, Buiter, Ter Hoeven) een aantal punten genoemd, waarop bezinning ge- wenst lijkt in verband met de verhouding tussen de leiding van de vakbeweging en de leden of potenti‘le leden Als in die verhouding een pro- bleem bestaat, is het een bindingsvraagstuk Tus- sen leiding en leden zijn waarschijnlijk ori‘ntatie- verschillen aanwezig, grofweg aan te duiden als een korte-termijn-denken bij de werknemers te- genover een beleid op de langere termijn m ge- •nstitutionaliseerde overlegsvorm Een belangrijke vraag is of men verzekerd kan zijn van de apathie der ongeorganiseerden, of zij niet de positie van de erkende organisaties ondergraven
Het gevaar van met-aanvaarden der vakbewe- gingsaktiviteit lijkt in het bijzonder aanwezig op loonpolitiek gebied waar de centralisatie en de ex- terne verplichtingen van de organisatie zeer dui- delijk gelden
Een ander aktie-gebied is dat van de individuele service, waarvan een bindende kracht uitgaat maar ook een belangrijke afstotende werking wanneer die dienstverlening naar het oordeel der belang- hebbende werknemers tekort schiet Mede in ver- band hiermee staat de verstopping van de zgn eerste kontaktlaag (Buiter), d i bij het lagere ka- der in of buiten de bedrijven Centralisatie en verambtelijking doen zich misschien teveel gelden, zowel bij de klachtenbehandeling als anderszins bij de inspraak van de leden in het vakbondsbe- leid
De ernst van het een en ander is niet in een mas- sale dissidentie, een leegstromen van organisaties, merkbaar Wel zijn er aanwijzingen van mogelijk gevaar, zoals ledenrouleringen, wilde akties, ter- wijl de kategorie hoofdarbeiders voor de werving een bijzondere moeilijkheid biedt
De vraag blijft, hoe ernstig de situatie werkelijk IS, en of met voorstellen tot het doorblazen van de kommunikatie-kanalen een voldoende binding- versterkende werking zou kunnen worden verkre- gen
A l g e m e e n
V ACA TURES BIJ
ONTWIKKELINGSPROJECTEN DER OECD
BIJ enkele projecten in de landen van Zuid en Zuid-Oost Europa bestaat thans de gelegenheid voor een aantal jonge economen om via de OECD voor enige tijd als assistent-deskundigen bij het ontwikkelingswerk te worden ingeschakeld
Gevraagd worden recent afgestudeerde algemene economen met belangstelling voor de ontwikke- lingsproblematiek Deze zullen als taak krijgen om op voet van gelijkheid met eventueel locaal aangeworven krachten de OECD experts bij het practische uitvoerende werk ter zijde te staan
De tijdsduur van de uitzendingen is variabel en hangt o m af van de aard van het project en de wensen der eventuele gegadigden zelf
Nadere informaties en sollicitatie formulieren zijn verkrijgbaar bij Drs C J L Bertholet
*
Door middel van gezamenlijke besprekingen, in- dividuele bestudering, het bijwonen van hiertoe te organiseren voordrachten en het volgen van con- gressen en studiedagen in binnen- en buitenland, stelt ZIJ zich ten doel het verwerven van een zeke- le deskundigheid op het gebied van de Eurojiese eenwording in het algemeen en de Europese ge- meenschappen m het bijzonder
Opgave hiertoe staat open voor alle belangstel- lenden en dient te geschieden bij J W J Tabbers
*
De regeringen van de navolgende landen hebben beurzen beschikbaar gesteld voor, bij voorkeur, doctoraal studenten
Ñ Zweden
Ñ Itali‘
Ñ Noorwegen
Ñ Oostenrijk
Ñ Belgi‘
Ñ Spanje
Ñ Polen
Ñ Joegoslavi‘
De beurzen zijn bedoeld voor het volgen van een zomercursus m de betreffende landen Nadere inlichtingen bij het bureau Studentenbelangen
TILBURGSE
VAN FEDERALISTEN
Mededelingen
STUDENTENVERENIGING
De TSF maakt hierbij bekend dat besloten is tot oprichting van de studie groep ãE E G “.
14
MARANATHA
Dit jaar wordt er van 27 ]uh tot 14 augustus in het kadei van de oecumenische studentenparo- chiereizen een vacantietocht georganiseerd naar Tunis om kennis te maken met de godsdienst van het Mohammedanisme
Ad Valvas op de Hogeschool treft U nadeie bi] zonderheden aangaande deze reis aan
Ñ Hemelvaartsdag donderdag 7 mei as woidt om 11 30 een H Mis opgedragen in de Veemarkt- straat, evenals op Ie Pinksterdag 17 mei 2de en 3de Pinksterdag resp 18 en 19 mei wordt er om 12 10 geen H Mis op de Hogeschool gelezen
*
Curatorium
Tot president-curator van de Katholieke Hoge- school IS benoemd mr P M H van Boven te Breda
In deze functie volgt hij dr C N M Kortmann op, die zich door toeneming van zijn werkzaam- heden als Commissaris van de Koningin in Noord- Brabant genoodzaakt zag, het college van curato- ren te verzoeken hem van de Ñ eveneens groei- ende Ñ taak van president-curator te ontheffen Op aandringen van het college van curatoren houdt dr Kortmann zitting in dit college
Mr van Boven was sinds 1960 curator van de Kathoheke Hogeschool Hij is voorzitter van het Nederlands Katholiek Werkgevers Verbond
Tot Curator van de Katholieke Hogeschool zijn benoemd drs W A J Bogers, directeur van de Staatsmijnen in Limburg, te Heerlen, en mr A A M Struycken, lid van de Raad van State, te Den Haag
Deze benoemingen voorzien in de vacatures, die zijn ontstaan door het aftreden van drs M Jans- senendr J F G M deMeijer
De samenstelling van het College van Curatoren van de Katholieke Hogeschool is thans als volgt mr P M H van Boven, president-curator
mr C J G Becht
drs W A J Bogers
dr F J M A H Houben
dr C N M Kortmann
drs F I A M van Miert
mr dr B J M van Spaendonck
mr A A M Struycken
Secretaris van het College is drs H Loevendie
Economie
FINANCIEWEZEN VAN DE ONDERNEMING
Ñ Drs A J M Schooilemmer zal voortaan spreekuur houden des woensdagsmiddags vanaf 14 00 uur
LITERATUUR KANDIDAATSEXAMEN
Ñ In de plaats van N J Polak ãEnige Grond- slagen voor de financiering der onderneming”, deel I en II mogen worden bestudeerd
Dr A Prange ãFinanciering van de onderne- ming” en Prof Dr A I Diepenhorst ãStructuur en politiek”, hoofdstukken 1, 4, 5 en 8
*
Ñ Kandidaatsstudenten die een stage Financie- wezen wensen te volgen op het Economisch Insti- tuut worden er aan herinnerd, dat zij zich daar- voor tijdig dienen aan te melden bij Drs A J M Schoorlemmer Tijdens de stage worden studen- ten in de gelegenheid gesteld met behulp van fi- nanci‘le data als jaarrekeningen, beurskoersen, prospectussen etc zich een oordeel te vormen resp inzicht te verkrijgen in o a
Ñ de aanvaardbaarheid van de financierings- structuur van enige ondernemingen per ul- timo december 1963,
Ñ de omvang van de factoren welke de ren- tabiliteit van het eigen, het totale en het m re‘le activa ge•nvesteerde vermogen bij de desbetreffende ondernemingen bepalen,
Ñ de uitwerking van voor te leggen vraagtuk- ken,
Ñ de balans, de resultaten en de bednjfsana- lyse
Ñ de relatieve beleggingsaantrekkelijkheid van ter beurze van Amsterdam en de be- langrijkste in het buitenland genoteerde aandelen
Voorts zullen de stagiaires, voorzover dat hun inzicht ten goede komt, enige medewerking ver- lenen aan het door de afdeling financiewezen aan gevangen beleggings- en rentabihteitsonderzoek en aan de daarmede verband houdende mechani- sche verwerking van de gegevens door het Reken- centrum
De stage is bedoeld als een bijdrage tot de ver- korting en het weer effectief maken van de stu- dieduur Aan stagiaires welke de resultaten van hun werkzaamheden gedurende de stage-periode schriftelijk vastleggen, wordt door Prof Scheffer vrijstelling verleend van het maken van een kan- didaatsscriptie In het verleden werd door een 25- tal studenten van deze faciliteit gebruik gemaakt
Gezien de beschikbare plaatsruimte kunnen maxi- maal 3 studenten per periode van 3 weken wor- den tewerk gesteld De kandidaten moeten gedu- rende 2 jaar de colleges Financiewezen hebben gevolgd om voor een stage in aanmerking te ko- men Inschrijving kan voor het lopende kalender- jaar plaatsvinden met betrekking tot de m het volgende overzicht opgenomen onbezette plaatsen
15
De bezetting is als volgt:
De heer Van de Klundert was sinds 1961 aan de Katholieke Hogeschool verbonden als assistent voor de algemene economie.
Tentamen Wiskunde II en UI
Ondergetekende neemt op vrijdag 15 mei 1964 ’s morgens van 9.15 uur-I2.15 uur schriftelijk ten- tamen af in wiskunde II en in wiskunde III. Men kan zich tot dinsdag 12 mei hiervoor opge- ven door middel van een duidelijke volledig in- gevulde tentamenkaart.
L. Lips.
Sociologie
Op 13 en 14 mei wordt o.l.v. Prof. J. Godefroy een tweedaagse excursie gemaakt naar oude en nieuwe droogmakerijen: Haarlemmermeer, Wie- ringermeer, N.O. Polder en Oostelijk Flevoland.
Programma:
Ñ Vertrek Tilburg per bus vanaf station te 6.30 uur. Dit vroege tijdstip staat in verband met een bezoek aan de Aalsmeerse export-bloemenveilin- gen.
Ñ Via Velsertunnel, Purmerend, de Beemster, De Rijp naar de plaats Midden-Beemster, waar de lunch wordt gebruikt. Vervolgens gaan we naar Hoorn, door de Wieringermeer naar Wieringen en Oosterland. In Oosterland wordt overnacht in een jeugdherberg (lakens meenemen of ter plaatse hu- ren).
Ñ De volgende dag brengt ons een tocht over de Afsluitdijk naar Emmeloord, waar we ontvangen worden door de Rijksdienst voor IJsselmeerpoI- ders en Nieuwe Droogmakerijen, die voor ons een rondleiding verzorgt door de N.O. Polder en O. Flevoland. In Harderwijk tenslotte wordt ãchi- nees” gedineerd (op eigen kosten). Aankomst Tilburg + 9 uur.
De deelname is beperkt. Aantal deelnemers 45, in volgorde van inschrijving. De kosten bedra- gen Ä 12,50 per persoon. Hierbij is alles inbegre- pen. Wel dient men voor de eerste dag zelf een
27 april – 15 mei
19 mei – 5 juni
8 juni – 26 juni
29juni -27 juli
20 juli – 7 aug.
10 aug. tim 28 aug. 31 aug. tIm 18 sept.
21 sept. tIm 9 okt.
12 okt. tIm 30 okt.
2 nov. tIm 20 nov.
23 nov. tIm 11 dec.
14dec. tIm 6 jan.
1 B. Gerritsen 2 F. Neelen
3 B. Schermer
1 J. van Marrewijk 2 A. Oostveen
3 P. Vorage
1 E. Ansems 2 B. Brader 3 J. Palmen
1M. Fox
2 A. Reinders
3 B. Te Lintoio
1 J. van de Weert 2Ñ

Vakantie
1 C. Augusteyn 2 J. Livain
3 Th. Hagedoorn
1 A. van Breugel 2 Th. Daniels
3 F. Schmitz
1 H. Coppens 2 J. Jacobs
3 J. Hemelaar
2Ñ 3 Ñ
1
2Ñ 3Ñ
1Ñ 2Ñ 3Ñ
Curatoren van de Katholieke Hogeschool hebben
op voordracht van de Academische Senaat met
ingang van het studiejaar 1964-65 benoemd tot lunchpakket mee te nemen. Inschrijving is alleen gewoon hoogleraar in de algemene leer en ge- mogelijk tegen contante betaling op Bureau Stu-
schiedenis van de economie, dr. Th. C. M. J. van de Klundert te Tilburg.
De heer Van de Klundert werd in 1936 te Her- wen geboren. Hij studeerde economie aan de Ka- tholieke Hogeschool, behaalde in 1958 cum laude het doctoraal examen en promoveerde in 1962 Ñ eveneens cum laude Ñ tot doctor in de eco-
dentenbelangen (mej. Vermeer) tot uiterlijk 9 mei. In het kader van deze excursie zal Prof. Gode- froy op woensdag 6 mei te 2 uur een inleiding met lichtbeelden verzorgen, waarbij iedere deel- nemer wordt verwacht.
De toenemende belangstelling, waarin de planolo- gie als wetenschap zich mag verheugen, kan een overweldigende interesse in deze excursie alleszins rechtvaardigen.
nomische wetenschappen op ,,Groei en inkomensverdeling”.
16
een
proefschrift

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.