1964 03 21

Tilburgs Hogeschoolblad
jaargang 1
Redactie: H. B. Kramer W. G. Boerboom
R.S.F.J.M van der Lugt Redactie-adres: Hogeschoollaan 225, Tilburg
Lustrum ãAgrarische Kring”
Ter gelegenheid van zijn derde lustrum- viering organiseerde de Agrarische Kring een kongres over ãLandbouw en economi- sche groei in de ontwikkelingslanden” In diverse universiteitssteden hebben zich stu- diegroepen geformeeid, die allen een deel objekt van het gestelde thema bestudeerd hebben Onderstaand iindt U de inleidin- gen van dr Colin Clark en Prof ir J H L Joosten Bij het ter perse gaan van dit nummer, hadden Zijne Excellentie dr I N Th Diepenhorst enir D B W M van Dusseldorp hun inleidingen nog niet uitgesproken In een volgend nummer zal hier nadere aandacht aan geschonken wor den
Verder vindt U in dit nummer een ver- korte weergave van het door de Tilburgse studiegroep uitgebrachte verslag betreffen- de de macro-economische aspekten van de ontwikkelingslanden
21 maart 1964
nummer 5
El bestaan meerdere mtrepretaties betreffende het
begrip ruilvoet De meest gehanteerde is die Ñ de kapitaalbesparende vindingen in de ont-
waarin de ruilvoet gedefinieerd wordt als de prijsverhouding tussen uitgevoerde en ingevoer- de goederen, waarbij de prijzen worden uitge- drukt m indexcijfers In de Angelsaksische htera- tuur komt men dit begrip tegen m ãnet barter terms of trade” of ãcommodity terms of trade”
wikkelde landen, die hun weerslag vnl vin- den in een efficient grondstoffenverbruik
Ñ het streven van de ontwikkelde landen om uit pohtiek-strategische overwegingen een eigen grondstoffen-industrie o p te bouwen
Indien de lopende rekening m evenwicht is en Colin Clark evenwel gelooft met in deze struc-
er geen eenzijdige kapitaaloverdrachten plaats vin- den, dan geeft de ruilvoet ook aan de verhou- ding van het importvolume met betrekking tot het exportvolume
De ruilvoet ontleent zijn grote betekenis hier aan, dat zij een indicatie vormt van de invoer- capaciteit van een bepaald land Gegeven een con- stant export-volume, betekent een gunstige ruil- voet, dat de exportopbrengsten relatief en abso- luut stijgen Het betrokken land kan nu met een- zelfde exportpakket een groter importpakket ver- krijgen Een zich gunstig ontwikkelende ruilvoet
turele verslechtering, maar veronderstelt ook op lange termijn een min of meer cyclisch verloop, waarbij hij de verwachting uitspreekt, dat de toekomstige ontwikkeling uiteindelijk zal uitvallen in het nadeel van de industri‘le landen Hij ba- seert deze verwachting op de sterke bevolkings- aanwas, vooral in de ontwikkelingslanden, de ster- ke inkrimping van de primaire sektor in de ont- wikkelingslanden en de geringe technische ontwik- keling in de landbouw Met betrekking tot de technische ontwikkeling heeft de westerse land bouw de afgelopen decennia juist een tegenge- steld beeld te zien gegeven, maar het is niet on-
P. J. J. Af. van Overveld J. E. E. de Smit
J. H. Weitenberg
J. J. M. de Bont (Hoofd Bureau Senaat)
is van grote betekenis voor een snelle economische expansie der ontwikkelingslanden, daar de kapi- taalgoederenvoorraad via de import sneller zal groeien De ontwikkeling van de ruilvoet bepaalt als het ware de ontwikkelingskansen
Het merendeel der economische experts is ervan overtuigd, dat de ruilvoet van de ontwikkelings- landen structueel verslechtert Echter lang niet alle statistisch materiaal rechtvaardigt deze overtuiging De cijfers van de diverse statistische studies zijn onderling vaak moeilijk vergelijkbaar, omdat naast de keuze van het basisjaar ook de methode van berekening een rol speelt, en kwalitatieve verbe- teringen van invoer- of uitvoerpakket met af- zonderlijk kwantitatief weergegeven kunnen wor- den Indien men inderdaad een structurele ver- slechtering waarneemt, dan denkt men de oor- zaken hiervan te moeten zoeken m
Ñ de eenzijdige samenstelling van het export- pakket der ontwikkelingslanden (agrarische produkten met lage inkomenselasticiteit),
Ñ de toenemende produktie van synthetische grondstoffen, die vaak zeer goede substituten vormen voor tropische produkten (rubber) ,
1
waarschijnlijk dat in de toekomst de technische vooruitgang in de landbouw een veel minder grote vlucht zal nemen. Verwacht Clark dus een re- latieve daling van het agrarische aanbod, m.b.t. het industri‘le aanbod verwacht hij een bijzonder sterke stijging, mede als gevolg van de toene- mende industrialisatie der ontwikkelingslanden. Aan de vraagzijde verwacht Clark een grote per capita vraagstijging naar agrarische produkten.
Clark, Autrey e.a. vormen een minderheid, die geen strukturele verslechtering van de ruilvoet van de ontwikkelingslanden verwacht. De studie- groep is van mening, mede op grond van de eer- der vermelde overwegingen en het door Atallah geconstrueerde mondiale groeimodel, de opinie van de meerderheid (o.a. Prebisch, Singer, Atal- lah, Kindlebuper enz.) te moeten delen.
Diverse voorstellen zijn er in het verleden reeds gedaan om de strukturele verslechtering van de ruilvoet der ontwikkelingslanden te mitigeren. De in 1933 door Prof. Goudriaan voorgestelde grond- stoffenstandaard en de ãraco-material basket” als basis voor het internationale monetaire systeem vormen hier enige van. Naar aanleiding van een in 1961 verschenen V.N. rapport ãInternational compensation for fluctuations in Commodity Tra- de”, heeft S. Postuma onlangs een voorstel gedaan en uitgewerkt ten aanzien van de verzekering te- gen fluctuaties in de exportopbrengsten der onder- ontwikkelde gebieden.
De trendmatige verslechtering van de ruilvoet aan- nemende, rijst vanzelf de vraag ãwat te doen?” De studiegroep meent, zonder de pretentie te heb- ben de oplossing gevonden te hebben, toch enige suggesties te moeten doen, die tot een mogelijke oplossing kunnen voeren. Van het standpunt uit- gaande, dat de ontwikkelde landen zich met de arme landen behoren te occuperen, zou de studie- groep de volgende punten in overweging willen geven:
Ñ – Bevordering van de vestiging van grondstof- verwerkende industrie‘n in de achtergebleven gebieden;
Ñ een mondiale planning van de grondstoffen- produktie;
Ñ bevorderen van een optimale investeringspo- litiek ;
Ñ technische hulpverlening op grote schaal;
Ñ de stijging van de investeringen in de ontwik- kelingslanden eist van de westerse landen, dat zij hun politiek van gelijke kansen ook door- trekken tot de onderontwikkelde gebieden.
Prioriteit voor landbouw of industrie. Een be- langrijke strijdvraag is hoe de ontwikkeling van een volkshuishouding aangepakt moet worden.
Enerzijds is expansie vanuit de agrarische sektor veelal niet mogelijk, omdat de produktie niet ver- der opgevoerd kan worden, terwijl een toenemen- de vraag naar landbouwprodukten vanuit de ove- rige sektoren niet waarschijnlijk is wegens de ge-
2
ringe groei van die sektoren. Anderzijds wordt de industri‘le expansie belemmerd, omdat slechts een klein gedeelte van het in de omvangrijke agrari- sche sektor verdiende inkomen op industri‘le pro- dukten gericht wordt.
Vanwege de vele visieuse cirkels is zonder ingrij- pen geen hoger niveau realiseerbaar. In principe kan dit ingrijpen drie doeleinden nastreven:
A. Prioriteit van de landbouw. Terwille van het bereiken van volledige werkgelegenheid moeten de sektoren buiten de landbouw expanderen. Hiertoe is volgens G. Ugo Papi allereerst noodzakelijk, dat aan de landbouw zelf prioriteit verleend wordt. Hij acht diverse vormen van struktureel ingrijpen noodzakelijk, teneinde de agrarische sektor renda- beler te maken en te komen tot een aangepaste sociaal-economische infrastruktuur. Uitgaande van het adagium, dat in geen enkele sektor onvrij- willige werkloosheid zal optreden, stelt Papi, dat de automatische nivellering van grenskosten en grensopbrengsten in de industrie en landbouw vanzelf tot een evenwichtige economische groei leidt. De opvoering van de produktiviteit in de landbouw blijkt echter een langdurig proces te vergen, terwijl het bovendien onzeker is of de beoogde ontwikkeling van de andere bedrijfstaken zo automatisch zal volgen.
B. Prioriteit van de industrie. De stijging van de vraag naar landbouwprodukten moet een ge- volg zijn van een doelbewuste industri‘le expansie. Meer industri‘le werkgelegenheid betekent een ho- gere produktie per agrari‘r en een stijgende vraag naar landbouwprodukten. waardoor toeneming van de produktiviteit in de landbouw mogelijk wordt. Onder deze omstandigheden kan ook de kapitaal- vorming in de landbouw op gang komen. Naar- mate het industri‘le struktuurbeleid effektiever werkt, wordt ook de agrarische sektor sneller ont- wikkeld.
Voor het slagen van een dergelijke ,,groei-politiek” is men afhankelijk van kapitaal en geschoolde ar- beid, terwijl tevens vraag naar industri‘le produk- ten vereist is. Betwijfeld moet ook worden of de aan zijn lot overgelaten landbouw in staat is de stijgende binnenlandse vraag op te vangen via een verhoogde produktie.
C. Een harmonische ontwikkeling van beide sek- toren. In de ãState of Food and Agriculture” van 1963 erkent de F.A.O. voor het eerst de nood- zaak van een gelijktijdige aanpak van beide sek- toren. Hierbij benadrukt zij het verband tussen de relatieve omvang van de agrarische werkgele- genheid en de afzetmogelijkheden van de indus- tri‘le sektoren. De produktiviteit in de landbouw blijkt nauw samen te hangen met de afvloeiing van arbeidskrachten naar de industrie. Vanuit deze zienswijze hebben industrie en landbouw elkaar nodig om zich te kunnen ontwikkelen.
Laatstgenoemde opvatting wordt momenteel de enig aanvaardbare geacht, ondanks het feit, dat diverse vraagstukken in het bovengenoemde rap- port nog tot klaarheid gebracht moeten worden.
Agrarisch- sociale aspecten en onfwilciceiingshulp
V oorlichting.
De meeste landen van Afrika, Azi‘ en Latijns- Amerika kennen landbouwvoorlichting, voorname- lijk ressorterend onder de afzonderlijke departe- menten van het ministerie van landbouw en soms ingebed in community development. Behoudens in Indonesi‘, Japan, Zuid-Korea en de Philippijnen voor wat betreft de visserij, is voorlichting in an- dere sectoren dan de landbouw (bosbouw, vete- rinaire diensten) weinig ontwikkeld.
De indruk bestaat, dat aan de behoefte van de landbouwer door de landbouwvoorlichting te wei- nig wordt tegemoet gekomen. Dit door gebrek aan mensen en aangepaste organisatievormen, slechte infrastructuur, gebrek aan planning en partici- patie aan landarbeid van de zijde der voorlich- tingsambtenaren.
De landbouwvoorlichting heeft voornamelijk te maken met het hŽle boerengezin. Zij helpt de boer landbouwmethoden te beproeven en productie en inkomen op te voeren, de boeren een beter levens- klimaat te scheppen, waaruit hogere productie zal resulteren en traint de jeugd in technisch en sociaal opzicht.
Gemeenschapssctructuur en leiderschap worden als belangrijke fenomenen, die tot sukses kunnen bij- dragen, erkend en uitgebuit. Men be•nvloedt de formele en informele leiding, die het respect en vertrouwen van de gemeenschap heeft, nodig om verworven kennis effectief uit te dragen.
Landbouwonderwijs.
Ook het onderwijs in uiteenlopende richtingen is algemeen verbreid en neemt in omvang nog steeds toe. Door gebrek an uniformiteit en cošrdinatie echter, leveren scholen met in naam hetzelfde peil abituri‘nten af v a n totaal verschillend kaliber.
Het algemene patroon is verdeling van landbouw- onderricht in hoger-, middelbaar- en lager onder- wijs, terwijl bosbouw apart onderricht wordt of is opgenomen in hoger landbouwonderwijs.
Wetenschappelijk onderzoek.
Diverse research-instellingen, opgezet om een ef- fectieve bijdrage te leveren tot een snelle agrarische ontwikkeling, richten h u n pogen vooral o p ver- krijgen van resultaten op korte termijn, c.q. toege- past onderzoek.
De organisatiestructuur van het landbouwonder- derzoek is strek uiteenlopend, v a n staatsinstellin- gen over semi-autonome organen naar organisa- ties in de particuliere sector.
Belangrijke bijdragen tot de ontwikkeling van het
onderzoek zijn geleverd door technische bijstand van internationale organen, bilaterale programma’s en particuliere stichtingen, vooral na 1945.
Samenvatting van de voordracht door
Professor Ir. ÇI.H.L. Joosten
Problemen rond de micro-economische as- pecten van de verhoging van de productivi- teit van de landbouw in de ontwikkelings- landen.
1. Welvaarts- en voedselproblemen.
In de onderhavige landen heeft de landbouw een lage arbeidsproductiviteit. Daar 60 a 80 % van de bevolking in de landbouw werkzaam is, is ook de gemiddelde welvaart laag. Dit is een uit de gezins- en zelfvoor- zienings-economie historisch gegroeide situa- tie, waarin voorheen een zeker welvaartsge- voel preavaleerde. Thans heeft evenwel Ñ door allerlei oorzaken van wereld-omvattende aard Ñ dat welzijnsgevoel plaats gemaakt voor een in toenemende mate gevoeld wel- vaartstekort.
V andaar het algemeen streven naar econo- mische ontwikkeling. Tegelijkertijd heeft zich een algemene bezorgdheid ontwikkeld over de voedselvoorziening van de sterk groeiende bevolking. Daarbij wordt door velen even- wel de denkfout gemaakt, dat het voedsel- gebrek van belangrijke delen van de bevol- king het gevolg is van onvoldoende produc- tie. Zo gesteld is dat niet waar. Het pro- ductie-potentieel is nog steeds zeer groot, maar als gevolg van factoren van structurele aard wordt dat nog onvoldoende benut. Re- cente studies o.a. van de F.A.O. tonen aan, dat het productie-niveau in de landbouw sterk gecorrelleerd is met de macro-economi- sche structuur, zodat economische transfor- matie voorwaarde blijkt te zijn voor ontwik- keling van de landbouw.
2. Verhoging van de bruto productiviteit per bedrijf.
Deze kan verkregen worden door:
a. vergroting van het bedrijfsareaal
b. toepassing van productie-verhogende middelen
c. intensivering van het grondgebruik.
3
In de ontwikkelingslanden is de gemiddelde bedrijfsgrootte klein. Van de Ñ ruwweg ge- schat Ñ 200 miljoen bedrijven hebben 90 a 95 9f slechts een gewas-areaal van 1 – 4 ha, 7owel in dun bevolkte als in dicht be- olkte gebieden. Er is dus een algemeen gel- dende oorzaak voor die toestand. De oorza- ken zijn van technische en van economische aard, waaronder de omstandigheid, dat de landarbeid voornamelijk nog menselijke ar- beid is en derhalve de arbeidscapaciteit van het gezin bepalend is voor de bedrijfsgrootte. Deze zou kunnen worden vergroot door toe- passing van arbeidsbesparende werkmetho- den o.a. middels eenvoudige machines, be- tere werktuigen: Incidenteel en individueel is zulks zeer wel mogelijk, maar niet voor de landbouw als geheel. Ten eerste is dan de afzet de limiterende factor in alle gebie- den en ten tweede is het beschikbare grond- areaal in de dichtbevolkte streken niet aan- wezig. Grondruimte en marktruimte kunnen slechts worden geschapen door uitdunnen van de landbouwbevolking, dus transforma- tie van de economie.
Dat brengt ons tot het vraagstuk van op- voering van de productie per hectare gewas. Daarvoor zijn verschillende werkmethoden ontwikkeld: betere verzorging, betere rassen, bemesting, bestrijding van ziekten en pla- gen, betere waskeuze. betere waterhuishou- ding. Deze hebben alle haar specifieke micro- economische aspecten, gelegen in de arbeids- sfeer en in de kostensfeer. In het algemeen zal men in de (nog) bestaande situatie zo- veel mogelijk gebruik moeten maken van landbouwsectoriale middelen en methoden, waarbij zo min mogelijk getrokken wordt op externe hulpbronnen. Die methoden zijn b.v.: intensivering van de gewasverzorging, betere rassen, gebruik van groen- en stalmest, betere gewas-, dierkeuze e.d. in het algemeen effici‘nter en intensiever gebruik van eigen
arbeid.
Zeer effectief kan de intensivering van het grondgebruik Ñ de verbouwing van meer- dere gewassen op hetzelfde stuk grond Ñ per jaar zijn. Daarmede wordt veel onbenut arbeidspotentieel nuttig aangewend. Ver- eiste is echter een goede bevloeiing en/of drainage, welke veelal kostbaar is.
3. Verhoging van de netto-productiviteit van het bedrijf.
4
Uiteraard is dit voor de boer het belang- rijkste. De netto-productie en niet de bruto- productie bepaalt zijn welvaart. Alle pro- ductie-verhoogende middelen zullen bedui- dend meer moeten opbrengen dan zij zullen kosten. Hierbij komt het aan op prijzen van de landbouwproducten en de prijzen van de tos te passen middelen, een terrein waarop subsidies in allerlei vorm de boer een beter inkomen trachten te verzekeren.
V erhoging van de netto-productiviteit kan ook worden gevonden in besparingen of be- drijfskosten, rationalisatie van de bedrijfs- voering, verkleining van de prijsverschillen tussen boerenprijs en consumentenprijs, ver- laging van rentelasten, waterlasten, grond- huurlasten, e.d.
De productie in de onderontwikkelde gebie- den is in feite vrijwel overal nog nagenoeg kostenloos (arbeid en grond). Voor de boer zit wel veel in verlaging van allerlei lasten o.a. Ñ in gebieden met groot-grondbezit — de huurlasten. V ooral belangrijk is echter een verbetering in de verhandeling van zijn product en een verlaging van de rentelast door betere crediet-verzorging. Algemeen richt men zich derhalve op agrarische her- vorming, bevordering van de cošperatie en beter landbouwcrediet.
Door velen in de onderontwikkelde gebieden wordt gespeeld met de gedachte om door productie-cošperaties tot een beter resultaat en tot juister gebruik van de factoren arbeid, grond en kapitaal te geraken.
De inleider meent dat via deze weg geen democratische oplossing kan worden gevon- den, maar ook dat het van het micro-eco- nomische standpunt van de boer geen op- lossing door deze vorm van cošperatie kan worden verkregen, tenzij in zeer bijzondere omstandigheden.
Samenvattend kan worden geconcludeerd, dat er verschillende methoden bestaan om het bruto-resultaat c.q. het netto-resultaat van de bedrijven te verbeteren. Het produc- tie-potentieel is nog slechts in geringe mate benut. Er zijn echter technische, psycholo- gische en macro- zowel als micro-economi- sche obstakels, welke thans nog in sterke mate de ontwikkeling van de landbouw- bedrijven beperken.
Samenvatting van de voor- dracht door dr. Colin Clark
Half the world’s population still lives by subsistence agriculture, in which each fa- mily’s main efforts are devoted to produc- ing its food requirements. While only a mi- nority are actually hungry, they all live on a monotonous diet, with the threat of famine ever-present. Other aspects of their poverty Ñ the lack of transport, clothing, housing, medicine and education Ñ may represent needs more urgent than those for additional food. Industrialisation will inevitably be a slow process, and many or these needs will have tot be met by an expansion of the export and import trade of the subsistence agriculture countries, a problem to whicli little thought has yet been given.
This lecture assembles evidence from many countries on the manner in which a subsis- tence cultivator produces, how he occupies his working hours, his methods of transpKjrt and exchange, how he owns or leases his land, and how he spends what money he has. (Many new and valuable economic re- lationships are revealed.) Absolute priority should go to improvements in transport, without which the transition from a subsis- tence to a commercial economy cannot take place. In many parts of the world, climatic considerations inevitably leave subsistence cultivators idle over a considerable part of the year; this situation can only be remedied by a considerable diversification of produc- tion.
P. J. J. N. van Overveld. J. H . Weitenberg.
Ambtsaanvaarding
Prof. M r . A. L. Olde Kalter
Prof. Mr. A. L. Olde Kalter, die donderdag 5 maart l.l. zijn inaugurale rede heeft ge- houden, werd op 5 november 1914 gebo- ren te Losser.
Hij studeerde rechten aan de Rijksuniv ersi- tiet van Utrecht, waar hij van 1947 tot 1948 ook werkzaam was als assistent voor het Romeinse Recht.
Na ongeveer 10 jaar te Oldenzaal als ad- vocaat en procureur gevestigd te zijn ge- weest, keerde hij in 1958 naar Utrecht terug om er een benoeming te aanvaarden
als wetenschappelijk ambtenaar eerste klasse bij het Romeinse Recht; met ingang van 1 januari 1961 werd hij bevorderd tot we- tenschappelijk hoofdambtenaar. In beide rangen bekleedde hij de functie van tutor.
Op 25 september 1963 promoveerde hij tot Doctor in de Rechtsgeleerdheid op zijn proef- schrift ãDicta et Promissa”; deze dissertatie behandelde de aansprakelijkheid van de ver- koper wegens gedane toezeggingen betref- fende de hoedanigheid van de verkochte zaak in het klassieke Romeinse Recht. Promo- tor was Prof. Mr. Chr. Zevenbergen uit
Utrecht.
Met ingang van 26 september 1963 werd hij benoemd tot gewoon hoogleraar in het Ro- meinse Recht aan de Katholieke Hogeschool te Tilburg.
Aan zijn inaugurale rede, getiteld: ãEnkele gedachten over de betekenis van en tot het onderwijs in het Romeinse Recht” ontlenen wij het volgende:
In 1885 gaf prof. Naber bij zijn ambtsaan- vaarding te Utrecht te kennen, dat het Ro- meinse Recht vooral beoefend dient te wor- den om de vormende kracht, die ervan uit- gaat. Hij voegde er aan toe, dat wij in het Romeinse Recht veelvuldig de oudste formu- leringen vinden van juridische gedachten, wier jongste redactie in onze wetten voor- komt.
Hierbij aansluitend toonde prof. Olde Kalter aan, hoezeer het Romeinse Recht de student schoolt in het juridisch denken en hem vormt tot een jurist, die de kunst verstaat een wets- artikel te lezen.
De beoefening van het Romeinse Recht is thans aan een crisis onderhevig. De kern ervan is, zoals P. Koschaker opmerkt, gele- gen in de omstandigheid dat dit recht sinds de totstandkoming van de verschillende Europese codificaties als historisch verschijn- sel geldt, en ook als zodanig Ñ dus los van het geldende recht Ñ pleegt te worden on- derwezen. Dit heeft er, aldus Koschaker, toe geleid dat de praktijkjuristen er geen belang- stelling meer voor tonen en de studerende jeugd er zich slechts met het oog op het komende examen op gaat toeleggen.
In afwijking van het in tien jaar geleden door wijlen minister Donker en de toenmalige De- ken van de Nederlandse Orde van Advo- caten, mr. Visser van IJzendoorn, ingeno-
5
men standpunt, huldisi-t prof Olde Kalter de opvattin^, dat er ook thans nos^ wel de- gelijk alle reden is om het Romeinse Recht als ei plicht ak voor het candidaatsexamen rechten te handhaven Men /ou er dan ook toe moeten overgaan Ñ voorzover dat met al gebeurt Ñ het Romeinse Recht zoveel mo- gelijk de doceren tegen de achtergrond van en in vergelijking met het geldende recht Het Romeinse Recht is immers geen ãhisto- iisch verschijnsel”, doch integendeel onlos- makelijk verbonden met het privaatrecht der Westeuropese landen Deze landen hebben op het terrein van het privaatrecht het Ro- meinse Recht als gezamenlijk uitgangspunt
ãHet moderne Europa kan en mag deze door de eeuwen gebaande wegen met ver- laten Dat zal het ook met doen, want juist m de/e tijd gaat het zich bewust worden, dat het onder meer langs deze veilige we- gen gevoerd wordt naar zijn ŽŽnwording”, aldus ptof Olde Kalter
Het vepschifnsel oorlog
DRS P VALKENBURG SPRAK VOOR DE SOCIOLOGISCHE K R I N G
Onderwerp was het verschijnsel oorlog sociologisch geanalyseerd Als uitgangspunt definieerde de spre- ker het verschijnsel oorlog als een groepsconflict tussen hecht georganiseerde groepen Ñ staten Ñ waarbij militaire machtsmiddelen worden gebruikt om het conflict op te lossen
Hierbij zijn twee theorie‘n van belang, namelijk
c Demografische theorie demografische strur turen als b v overbevolking leiden tot oor- log
d Theorie‘n die ideologie‘n zien als oorzaak van een oorlog
Het bezwaar van genoemde verkHringswijzen is hun beperkte geldigheidsgebied Sommige oorlo- gen zijn te verklaren met een der bovengenoemde theorie‘n D e godsdienstoorlogen m d e zeventiende eciw zijn bv te beschouwen als gevolgen van ideologische tegenstelmgen
In de na 1955 weer m de belangstelling gekomen confhcttheorieen, zijn twee richtingen van belang L Coser die aansluit bij Simmel, geeft een func- tionele verklaring van het conflict R Dahrendorf geeft een structurele verklaring waarbij hij uit- gaat van de theorie van Marx
In zijn verdere betoog sloot de spreker a n bi) de structurele verklarmgswijze Hij betrok daarbij de zienswijze die Prof de Moor uiteenzette in zijn proefschrift ,,De Verklaring van het Conflict” Hoewel deze theorie‘n homogeen zijn, meent Val- kenburg dat het conflict hiermee niet verklaard is Als tweede bezwaar noemde spreker h e t niet aan- sluiten van theorie en onderzoek
Drs Valkenburg voegt een ni^uw element toe aan de bestaande theorie en illustreert dit als volgt HIJ ziet de statensamenleving als een Imiair sys- teem van posities warbij de grote staten boven- aan en de kleme staten onderaan staan Een con flict ontstaat dan wanneer m dit liniair verband onregelmatige veranderingen ontstaan m b t het criterium macht
De posities worden gekenmerkt door doeleinden en middelen om deze doeleinden te bereiken Deze kenmerken vormen d e aanknopingspunten voor h e t constateren van veranderingen De wijzigingen welke optreden m de doeleinden zijn zeer moei lijk te achterhalen Men is gedwongen zich hierbij te beperken tot hypothetische uitlatingen Als hy- pothetisch doel van de staat zag de spreker, het handhaven, zo mogelijk verbeteren van de eigen positie In dit verband wees de spreker op de zeer gebrekkige communicatie tussen d e staten Dit veroorzaakt een fundamenteel wantrouwen tussen de staten onderling en kan een cumulatief verschijnsel als bewapeningswedloop tot gevolg heb- ben Het tweede kenmerk der posities wordt ge- vormd door de middelen om de doeleinden te verwezenlijken I n d e geschiedenis hebben d e sta- ten juist hierop gelet
Vervolgens behandelde drs Valkenburg het verband tussen theorie en empirisch onderzoek Een aan- knopingspunt vond hij m de dieptesociologie van Gurvitch Vanuit verschillende niveaus worden de verschillende hypothesen getoetst Spreker onder- scheidde vier niveaus
a Morfologische niveau nagegaan wordt of de veranderingen in de middelen onregelmatige verschuivingen in de posities tot gevolg hebben
b Institutionele niveau
c Symbolische niveau
d Sociaal psychologisch niveau
I
conflicttheorie, die het ontstaan van een so- ciaal conflict verklaart,
II beslissingstheorie, die de processen beschrijft welke lelden tot de beslissing het militaire apparaat in te schakelen
Als taak voor de socioloog zag drs Valkenburg de verklaring van de oorlog als sociaal conflict In het verleden zijn hiervoor theorie‘n ontwikkeld die zich globaal laten indelen m twee hoofdgroepen
Oorlog wordt verklaard vanuit het individu Het individu wordt gezien als beladen met agressieve neigingen die een uitweg zoeken in de oorlog Deze vooral door psychologen ge- steunde verklaring laat voor de socioloog vele vragen open als b v welke groepen zijn nu zo agressief’
B Oorlog wordt verklaard vanuit maatschappe- lijke factoren
a Leninistisch marxis m e , de oorzaak van de oorlog ligt m economische factoren
b Belangengroeptheone oorlog is een gevolg van het nastreven van eigen belangen door groepen als het leger, de wapenfabrikan- ten enz
6
Tot slot plaatste drs. Valkenburg nog enkele opmer- kingen i.v.m. de beslissingstheorie. Daar beslis- singen omtrent het gebruik van machtsmiddelen tot de staatsgeheimen behoren en ons derhalve alleen gegevens uit het verleden ter beschikking staan, zag de spreker hier een terrein voor de historicus.
Als tweede mogelijkheid noemde hij de constructie van abstracte beslissingsmodellen die uitgaan van de speltheorie.
Een laatste mogelijkheid biedt ons de plausibili- teitstheorie die uitgaat van simpele modellen, ge- baseerd op psychologische overwegingen.
J. de Smit.
Technische Hogeschool en Katholieke Hogeschool
Nu reeds voor de derde maal is, in het ka- der van de leeropdracht ãOrganisatie van de onderneming en leer van de kostprijs”, een leergang gehouden in samenwerking van Prof. G. L. Groeneveld met Prof. J. B. Aninga. Langzamerhand heeft deze cursus zijn definitieve vorm gevonden, zeer tot ge- noegen van de 14 doctoraalstudenten in de bedrijfs-economie, die er dit maal aan heb- ben deelgenomen.
Vele afgestudeerden uit deze studierichting komen straks in een bedrijf te werken waar de techniek Ñ in welke vorm dan ook Ñ wordt bedreven. Het overgrote deel van hen, zeker de H.B.S.-A-mensen, staan de eerste maanden volmaakt vreemd tegenover het productieproces en de meest elementaire technische begrippen daarbij.
De studenten die ãKosten en Kostprijs” van Prof. van de Schroeff bestudeerd hebben, weten ongetwijfeld heel wat van de kostprijs, doch zij hebben niet de geringste aansluiting met de dagelijkse praktische problematiek van het technische bedrijf.
Straks heeft de afgestudeerde ingenieur een econoom als collega. Beiden hebben hun eigen vakjargon en denkwijze. Het moet van zeer groot belang genoemd worden, dat deze mensen iets van elkanders gebied kunnen begrijpen en verstaan.
Deze 3 redenen zijn de voornaamste stimu- lans geweest tot het houden van genoemde leergang tijdens het eerste trimester aan de T.H. te Eindhoven, ’s Morgens behandelde Prof. Aninga in zijn college de bedrijfsmecha-
nisatie, de ergonomie en de verantwoordelijk- heid van het bedrijfsleven. De middagen werden in de W-hal (d.i. de hal werk- tuigbouwkunde) doorgebracht o.l.v. een reeks van assistenten, die ieder een deelge- bied van de techniek voor hun rekening na- men en zowel in theorie als praktijk de hootd- lijnen en begrippen aangaven. Een aantal malen werden excursies gemaakt bij Philips in Eindhoven.
Aan het slot van de cursus werd in groe- pen van 2 een praktische kostprijsberekening uitgevoerd in een werkstuk, dat als scriptie van het betreffende vak mocht gelden en dat in een nadere bespreking met de beide hoogleraren kritisch werd besproken. Blij- kens de reacties van de deelnemers zien zij deze leergang als een bijzonder waardevolle aanvulling van hun studie.
Han G. Visscher.
T.A.E.K. fonds prijsvraag 1364
Na de succesvolle start van de prijsvraag in 1963 hoopt het Bestuur, dat ook dit jaar weer een aantal afgestudeerden en studenten zich aan het werk zullen zetten om over een van de onderstaande thema’s een ma- nuscript in te zenden.
In tegenstelling met de bij de prijsuitreiking 1963 gevolgde procedure zal het juryrapport alleen spreken over manuscripten, welke het- zij voor een prijs, hetzij voor een eervolle vermelding in aanmerking komen (zie pro- tocol ad 7).
Van de overige manuscripten zal dus noch de inhoud besproken worden, noch de naam van de auteur hekend gemaakt worden.
De manuscripten moeten v——r 1 september 1964 worden ingezonden.
PROTOCOL
T.A.E.K.-FONDS PRIJSVRAAG 1964.
1. Bij gelegenheid van het 2e lustrum van de Stichting T.A.E.K. Fonds heeft het Bestuur in zijn vergadering van 12 fe- bruari 1963 besloten om met ingang van dat jaar over te gaan tot het jaarlijks uitschrijven van een prijsvraag, welke zal worden aangeduid met ãT.A.E.K.- FONDS PRIJSVRAAG” gevolgd door het jaartal.
7
2. Het Bestuur van de Stichting heeft het Voor 1964 zijn de navolgende onderwerpen
initiatief mede genomen teneinde con- form haar doelstelHng de wetenschappe- Hjke arbeid van de afgestudeerden en de studenten van de Katholieke Hoge- school te stimuleren.
3. Jaarlijks zullen ongeveer 6 maanden v——r de in dat kalenderjaar te houden Tilburgse Hogeschooldag ŽŽn of meer onderwerpen worden bekend gemaakt, waarover door afgestudeerden en docto- raalstudenten een wetenschappelijke ver- handeling kan worden geschreven.
4. Aan de manuscripten kunnen prijzen toe- gekend, worden, mits de jury van oordeel is, dat het werkstuk niet alleen beant- woordt aan de eisen, welke worden ge- steld voor opname in een wetenschappe- lijk tijdschrift, docht dat deze verhande- ling bovendien van een redelijke omvang is en als zeer goed kan worden gekwa- lificeerd.
Het manuscript mag niet eerder zijn ge- publiceerd.
5. De jury zal door het Bestuur van het T.A.E.K.-Fonds worden aangezocht uit leden van het docentencorps van de Ka- tholieke Hogeschool.
6. De getypte manuscripten worden in vier- voud per aangetekend schrijven en on- der motto ingezonden aan het Bestuur van het T.A.E.K.-Fonds, Hogeschool- laan 225, Tilburg. Bij het manuscript moet worden gevoegd een gesloten enve- loppe, waarop dit motto staat vermeld, welke enveloppe de naam en het adres van de inzender bevatten.
De manuscripten blijven eigendom van de auteur.
7. Indien de jury aan het Bestuur van de Stichting adviseert een of meer prijzen toe te kennen, zal het Bestuur de Rector- Magnificus van de Katholieke Hoge- school uitnodigen de T.A.E.K.-Fonds prijs uit te reiken op een algemene bijeen- komst tijdens de Hogeschool-dag.
Het rapport van de jury behandelt al- leen manuscripten welke hetzij voor een prijs, hetzij voor een eervolle vermel- ding in aanmerking komen.
8. De hoogte van de T.A.E.K.-Fonds prijs zal bestaan uit een bedrag van Ä500.Ñ voor elk bekroond manuscript.
vastgesteld:
De bedrijfseconomische winstdelingsvraagstuk.
aspecten
van het
*
In hoeverre zijn de conclusies van de micro- economische evenwichts-theorie met betrek- king tot de afwenteling van belastingen houdbaar in het licht van de macro-eco- nomische evenwichts-theorie?
Een sociaal-psychologische verhandeling over het proces van het zich individueel onder- scheiden ten opzichte van de ander (ofwel als algemeen-theoretische beschouwing, ofwel als studie van dit proces in een bepaalde tussenmenselijke verhouding).
Het maatschappelijk werk ontmoet gevallen, waarbij sprake is van het ontbreken van so- ciaal verantwoordelijkheidsbesef, zoals dat wel wordt aangetroffen bij zwervers, bepaalde groepen van onmaatschappelijken en alcoho- listen.
Hierbij doet zich wel de behoefte gevoelen aan de mogelijkheid van het treffen van dwingende maatregelen, in welke mogelijk- heid nu niet bij wet is voorzien.
In hoeverre is het, gezien het beginsel van de vrijheid van de mens, mogelijk en ver- antwoord te streven naar wettelijke voor- zieningen, krachtens welke vrijheidsbeperking van personen en gezinnen kan worden toe- gepast, b.v. ten behoeve van observatie of behandeling?
De ervaring met de variabele wisselkoersen in Canada na de 2e wereldoorlog.
Onderzoek naar het verdwijnen van een ambachtelijke bedrijfsvorm.
Een historische analyse van de sociale struc- tuurveranderingen in een zich tot industrie- stad ontwikkelende plattelandsgemeente.
*
Opkomst en ontwikkeling van de industrie te Breda in de afgelopen honderd ‘-jaar.
Algemeen
MARANATHA
X
Ol
een jaar lang aan de FREIE UNIVERSITAT te studeren
De hoogte van de beurs bedraagt DM 400 per maand
Vereist wordt dat men doctoraal student is en vloeiend Duits spreekt
De voorkeur wordt gegeven aan een afgestudeerde die zich verder wil bekwamen
Nadere inlichtingen bij het T E F -bestuur
*
T E F ÑC U M C
De T E F is sinds enige jaren lid van een Euro- pese organisatie van faculteitsverenigmgen de Communaute Universitaire Marche Commun” BIJ deze organisatie zijn 9 verenigingen aangeslo- ten afkomtsig uit Amsterdam ( G U ) , Antwer- pen, Berlijn, Bologna, Parijs (2 verenigingen), Til-
burg, Turijn en Wenen
De toelating staat open voor verenigingen afkom- stig uit de Euromarkt, uit de daarmee geasso cieerde landen en uit landen, die in principe in de E E G opgenomen kunnen worden
De voornaamste doeleinden van de C U M C zijn volgens de statuten
1 Ie rapprochement des univeisites et Žcoles su- perieures qui peuvent tre membres, on attein- dra ce but par
Ñ l’echange general des idees
Ñ la formation complementaire professionelle Ñ 1umformisation des programmes d’etudes Ñ l’equivalence des dipl—mes
Ñ l’echange d’etudiants
Ñ les informations aux associations membres
ccncernant Ie dŽveloppement actuel du MarchŽ Commun
2 H preparation et l’organisation d’un congres annuel pendant lequel on Žtudiera les probl-
De plechtigheden van de Goede Week zullen even- als vorige jaren ook nu in de Maranatha parochie gevierd worden en w^el m de studentenkapel in
de V eemarktstraat (parochiehuis parochie)
Palmzondag 22 maart
Witte Donderdag 26 maart Goede Vrijdag 27 maart Paaswake 28 maart
van de Heuvel-
11 30 18 00 18 00 23 00
Voor het meevieren van deze plechtigheden no- digen WIJ alle aan de Hogeschool verbonden per- sonen met hun familie uit
*
Gedurende de Goede Week zullen er geen col-
leges meer worden gegeven
De colleges worden hervat op maandag 13 april
Op zondag 19 april zal de T S R ãVidar ‘ haar eerste wedstrijd van het seizoen 1964 roeien Zij z^l dan deelnemen aan de ãHEAD OF THE R I V E R ” het lange afstandkampioenschap voor achten van Nederland, welke gehouden zal worden op de Amstel te Amsterdam
Aangezien er gunstige mogelijkheden zi|n om het 8 km lange traject vanaf de kant te volgen, willen WIJ de mogelijkheid openstellen om bij vol- doende belangstelling een bus naar Amsterdam te laten rijden Intekenlijsten op hogeschool en soci‘- teiten Kosten f 4,Ñ p p
*
De Oostenrijkse Regering stelt twee studiebeurzen voor het volgen van een universitaire zomercursus m Oostenrijk in 1964 ter beschikking van Neder- landse studenten Eventueel kan een beurs gedeel- telijk ook gebruikt worden voor het raadplegen van wetenschappelijke bibliotheken De beurzen zijn be- doeld voor studenten, die reeds enige jaren aan een universiteit of hogeschool gestudeerd hebben ledere beurs bedraagt o Sch 3000 Ñ en is bestemd voor een verblijf van circa zes weken m Oostenrijk
*
Degenen, die literatuur behoeven over I B M 1620 (programmeringscursus) kunnen hieromtrent con- tact opnemen met de heer A van Reeken (Reken-
mes poses par la creation de la CECA et de l’Euratom
C E E ,
de la
centrum)
3 rŽtablissement de rapports Žtroits et amicaux entre les membres de la communaute sans aucun piejuge politique ou religieuse
De EEG heeft de CUMC erkend en verleent jaarlijks een bijdrage m de kosten van het congres Smds de oprichting van de C U M C zijn er drie congressen gehouden en wel m 1962 te Parijs, in 1963 te Berlijn en de vonge maand m Bo- logna Het volgende congres zal andermaal in Parijs plaats vinden
Een andere activiteit, de uitwisseling van studen- ten, komt langzaam op gang Berlijn heeft aan elke aangesloten vereniging een beurs voor een jaar aangeboden Parijs zal binnenkort volgen Ook in Tilburg wordt hieraan gewerkt
Economie
*
STUDIEBEURS BERLIJN
Het Berlijnse lid van de C U M C biedt aan een Tilburgs student in de economie de mogelijkheid
Mededelingen
Het spreekt vanzelf dat de grote afstanden de samenwerking tussen de leden niet bevorderen Veel hang dan ook af van de activiteiten van het Secretariat General
Dit secretariaat was vorig jaar m Parijs geves- teigd In Bologna is besloten dat Tilburg zich dit jaar hiermee zal belasten
Het T E F -bestuur heeft als leden van het SecrŽ- tiariat General aangezocht de heren
J P M Klink secretaris-generaal
I M F van Genen, adjunct secretaris
Er rust op her de taak de CUMC verder uit te breiden (toetreding van een Engelse vereni- ging) en tot nieuwe activiteiten te prikkelen
WIJ wensen hen hierbij veel succes
N R van Dijk,
ht assessor TEF
C U M C afgevaardigde
*
Op donderdag 23 april a s zal Prof Dr G Eijs- kens van de Universiteit van Leuven een voor- dracht houden over
De economie als humane wetenschap,
gevolgd door een discussie
De voordracht en discussie zullen worden gege-
ven op college-uren van Prof van Berkum van 10Ñ12 uur
De discussiegroep van Dr J A Geertman voor doctoraal-studenten vrijdags om 1000 uur zal na de paasvacantie worden hervat
Na de Paasvakantie zal Lector Geertman het boek van Shillinglaw ãCost Accounting” behandelen
Het IS derhalve noodzakelijk dat dit boek door de
Ie jaars studenten wordt aangeschaft
Bij het bestellen van het boek dient men er rekening mede te houden dat hiervoor een levertijd staat Van ongeveer 5 weken
KANDIDAATSTENTAMEN FINANCIE- WEZEN VAN DE ONDERNEMING
Het schriftelijk tentamen Financiewezen van 23 maart 1964 zal aanvangen te 9 30 uur
Opnieuw zullen de volgende bepalingen van kracht zijn
Indien een kandidaat op het aangegeven tijdstip de overeenkomstig zijn tentamennummer aange- duide plaats in C8 of C9 met heeft ingenomen, zal hij van deelneming aan het tentamen zijn uitgesloten
De deelnemers worden voor h-t tentamen voor- zien van papier, maar zij dienen zelf in het bezit te zijn van voldoende schrijfmateriaal Tassen en boeken mogen m de tentamenzalen niet worden aangetroffen
BIJ het binnengaan van de zaal zal men de van een pasfoto voorziene collegekaart van het studie- jaar 1963-’64 moeten tonen
Programma Economenconferentie 1964
ãMONETAIRE POLITIEK IN HET KADER VAN DE ALGEMEEN ECONOMISCHE POLITIEK”
MAANDAG 23 MAART
10
12 00 uur 13 00 uur
14 15 uur 14 30 uur
16 00 uur 18 00 uur 20 00 uur
Aankomst in Laurenshotel
Lunch in Umlever-gebouw, Burg ‘s
Jacobsplein
Opening door de rector-magmficus van deNEH,Prof Drs H W Lam- bers
Inleiding door Dr A Batenburg, onderdirecteur Nederlandsche Handel Maatschappij
ãDe positie van de primaire banken
9 00 uur 10 00 uur
1115uur 12 30 uur 14 00 uur
15 00 uur 16 15 uur
16 30 uur
1900uur 2100 uur
Ontbijt (alleen voor de deelnemers die in het Laurenshotel overnachten)
Inleiding Prof Dr H W J Bosman,
10 00 uur
Vertrek excursie naar Verolme of Swarttouw’s Havenbedrijf
tav de politiek van de sche Bank”
Discussie
Diner in Laurenshotel
Nederland-
Inleiding door Prof Dr G A Kessler, directeur Nederlandsche Bank ãBetalingibalanstekorten en de conse- quentie voor het binnenlandse mone- taire bestel”
21 30 uur
DINSDAG 24 MAART
Discussie
hoogleraar te Tilburg
ãProblemen Liquiditeiten”
Discussie
van de
Internationale
Lunch in Umlever-gebouw
Inleiding Prof Dr J Mertens de Wilmars, buitengewoon hoogleraar te Leuven
ãExterne aspecten van de monetaire politiek”
Discussie
Samenvatting door de discussieleider
Prof Drs S Posthuma
Bezoek Heineken’s Brouwerij
Diner m Laurenshotel
Social Evening, met oa Rob van Reijn
WOENSDAG 25 MAART
9 00 uur Ontbijt in Laurenshotel
15 30 uur
Wijziging voorbehouden
Inschrijfformulieren zijn bij Mej L Vermeer te verkrijgen
Sluiting
FINANCIEWEZEN VAN DE ONDERNEMING
Drs A J M Schoorlemmer zal voortaan spreekuur houden des woensdags van 14 00 Ñ 15 00 uur
FINANCIEWEZEN VAN DE ONDERNEMING
BIJ enige grote Nederlandse Beleggingsmaatschap- pijen bestaat de mogelijkheid tot de plaatsing van stageaires
Doctoraalstudenten met belangstelling voor het be- leggingswezen kunnen zich m dit verband ter na- dere informatie m verbinding stellen met Drs A J M Schoorlemmer
BEDRIJFSPEL 1620
In aansluiting op eerder gedane mededelingen zijn de volgende data vastgesteld, waarop de inleidingen over het bedrijfspel 1620 zullen plaatsvinden
13 april 1400 – 1600 uur
Prof Dr H O Goldschmidt De moge- lijkheden en begrenzingen van het bedrijf- spel
20 apnl 1400 – 1600 uur
Drs H M Waasdorp Inleiding over het
1620 spel
22 april 1400 – 1600 uur Weekbespreking
24 april 900 – 1700 uur Het Bedrijfspel 1620
*
OVER STABILITEIT IN DE OPLOSSING VAN EEN DIFFERENTIEVERGELIJKING
door Dr L Lips 277
Binnengekomen boeken 282
Boekbespreking
DE STAF IN DE ORGANISATIE
door E Dale en L F Urwick
Besproken door Prof Ir J M F Dnesser 283
ETHIEK VAN DE GELDBESTEDING
door Dr P J Roscam Abbmg
Besproken door Prof Dr M G Plattel
OP 283
INTRODUCTION TO DIFFERENCE EQUATIONS
door Samuel Goldberg
Besproken door Dr L Lips 284
¥K-
Rechts^firetenschappen
Curatoren van de Katholieke Hogeschool hebben op voordracht van de Academische Senaat met ingang van 1 september 1964 benoemd tot ge- woon hoogleraar in het strafrecht, het strafproces- recht en de criminologie mr C Bronkhorst te Utrecht
De heer Bronkhorst werd m 1924 geboren te Apeldoorn Hij studeerde aan de Rijks Univer- siteit te Utrecht, waar hij in 1952 bij professor Pompe promoveerde tot doctor in de rechtsge- leerdheid op een proefschrift ãOvermacht in het strafrecht’
Mr Bronkhorst was tot 1959 verbonden aan het Criminologisch Instituut van de Rijks Universiteit te Utrecht en is thans rechter m de arondissements- rechtbank te Utrecht
In verband met deze inleidingen zullen op maan-
dag 13 en 20 april de doctoraalcolleges econom<- tristen van 16 00 - 18 00 uur van Prof Gold- schmidt en de colleges van Lector Geertman op vrijdag 17 en 24 april van 10 00 uur - 12 00 uur vervallen Sociologie Deelname staat open voor doctoraal studenten Opgave hiervoor bij Bureau Senaat v——r 15 april a s Hoofdbureau Senaat J de Bont Acht en twintigste jaargang - No 6 - maart 1964 SOCIOLOGISCHE KRING Op woensdag 2 april a s zal onder leiding van Prof van Dooren een excursie plaatsvinden naar Unilever Rotterdam Deelname staat open voor pi m 25 doctoraalstudenten sociologie, bi] voor- keur met bedrij fssociologische specialisatie Onderwerp ãManagement Development" Inhoud DE TWEEDE MARATHONZITTING VAN DE MINISTERRAAD VAN DE EURO- PESE ECONOMISCHE GEMEEN- blz Er zal getracht worden groepsreductie voor de treinreis te verkrijgen Intekenen en nadere in- formatie ad valvas SCHAP door Jhr Dr F A M Alting ven Geusau 233 GEWESTELIJKE ECONOMISCHE EVO- * LUTIES IN BELGIè P J van Overveld, sekretaris h t door Dr J F van Waterschoot en Drs A M Hons Prof de Moor is voornemens tijdens de doctoraal- 2S3 colleges in het volgend trimester het boek ãSocial theory and social structure" van R Merton te behandelen ZIJ, die dit college volgen, worden aangeraden dit boek vooraf te bestuderen ADMINISTRATIEVE INFORMATIE TEN BEHOEVE VAN DE COMMERCIèLE LEIDING door H H M Foppe 259 n 12 MEDEDELINGEN VAN DE REDACTIE Ñ In principe verschijnt het Tilburgs Hogeschoolblad om de veertien dagen, met uitzondering van de academische vakanties. Ñ Men wordt verzocht adreswijzigingen en foutieve adressering tijdig aan de redactie bekend te maken. Ñ Kopie dient veertien dagen voor het verschijnen van het volgende num- mer in het bezit van de redactie te zijn.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.