1965 05 01

Tilburgs Hogeschoolblad
jaargang 2 maandblad
nummer 5
J. M. M. de Swart P.J. P. Tak
H. A. M. Wagemakers
mei 196S
Redactie: R. M. Lapre
W. F. M. Kuiper
J.J. Sijben Redactie-adres: Hogeschoollaan 225,
Inaugurale rede van Prof. DPS. J. Kriens
Tilburg
J. J. M. de Bont (Hoofd Bureau Senaat)
Op donderdag 8 april 1965, hield Prof
Kriens, gewoon hoogleraar in de leer van in Tilburg
het programmeren van stochastische en de- terministische economische processen, zijn inaugurale rede
Prof Kriens werd in 1927 te Dordrecht geboren, en ving in 1945 zijn studie in de WIS- en natuurkunde te Leiden aan
Op 28, 29 en 30 aprd j 1 werd te Tilburg, res- pectievelijk Oisterwijk de veertiende Sociologische Interacademiale gehouden, onder de titel „Krisis in de Universiteit'”‘ Honderd sociologie studen- ten hebben aan dit congres, dat op uitstekende wijze door de Congrescommissie van de S K T was georganiseerd, deelgenomen
Verslag
van het Sociologische Intepacademiale congres
In 1952 legde hij zijn doctoraal examen
af in wiskunde, met statistiek en mechani-
ca HIJ was sinds 1953 verbonden aan het
mathematisch centrum te Amsterdam Prof en het geringe numerieke rendement, de geringe Kriens heeft vele publicaties verricht, voor- bestuurskracht van de universiteit zowel als klach al op het terrein van de Operations Re- ten over de positie van de wetenschappelijke amb- search Aan zijn oratie ontlenen wij het tenaren de overbelasting van hoogleraren en de volgende
De inhoud en toepassing van wiskundige metho- den, welke van belang zijn wanneer men bedrijfs- economische processen onderzoekt met het doel m de praktijk voorkomende vragen adequaat te be- antwoorden Hierbij kenmerkt een wiskundige me- thode zich door haar logische opbouw, de vereiste hoge mate van abstractie, de functie van de in- tuïtie en het gebruikmaken van voor het merendeel kwantificeerbare grootheden De training in het toepassen van wiskundige methoden houdt naast het doceren van technieken m, het leren inscha- kelen en uitschakelen van wiskundige modellen Door de in de meeste gevallen onvoldoende om- schrijving van de gestelde problemen is het laatst- genoemde punt vaak het moeilijkste deel van het onderzoek Naast wiskundige kennis is hiervoor een grondige kennis van het toepassingsgebied vereist Enige ervaring met het inschakelen van modellen zullen de studenten opdoen door con- frontatie in het laatste studiejaar met een reeks aan de bedrijfseconomische praktijk ontleende pro- blemen
In het laatste deel van de rede wordt kritiek uitge- oefend op de naam operationele research, die men gewoonlijk aan het vak geeft Deze naam is slecht Nederlands sluit met aan bij hetgeen men ermee wil omschrijven en leidt tot inconsequenties zoals operationele research analist Een pleidooi wordt gehouden voor de naam besliskunde of mathema- tische besliskunde
geringe mogelijkheden tot wetenschappelijk onder- zoek, doen de vraag rijzen of de universiteit in een krisis verkeert
De veel gehoorde kritiek op de lange studieduur
Prof de Moor, die de rij van sprekers opende, stelde dat een zinvolle aanpak van de universitai- re problemen alleen dan mogelijk is, wanneer er een duidelijk inzicht bestaat in de functie van de universiteit en in de krachten die de functiever- vulling beïnvloeden Als functies onderkende hij
1) onderzoek
2) a opleiding tot zelfstandige wetenschapsbe- oefening
b wetenschappelijke opleiding voor maat- schappelijke beroepen
3) vorming
De maatschappelijke ontwikkeling, aldus Prof de Moor, heeft meegebracht, dat de universiteit voornamelijk beoordeeld wordt vanuit de vraag of en in hoeverre zij op efficiënte wijze voorziet in de behoefte van overheid en bedrijfsleven aan goed gevormd kader Afgezien van de vraag of men bij gebrek aan andere instituties met ten on- rechte van de universiteit bepaalde categorieën op- geleiden vraagt, is het zinvol zich af te vragen of de universiteit alleen de behoeften van het eco- nomisch leven tot richtlijn moet nemen Prof de Moor poneerde nu de stelling dat de universiteit primair aan haar studenten een fundamentele we-
1
tenschappehjke vorming moet geven, ,ook al is voor de uitoefening van maatschappelijke beroe- pen minder of iets anders vereist ” De universiteit IS meer dan een toeleveringsinstituut van geschoold kader aan overheid en bedrijfsleven Zij heeft een eigen doelstelling Bij de formulering hiervan kan ZIJ niet voorbijzien aan de maatschappelijke behoeften, welke evenwel meer omvatten dan „be- hoeften van de economische sector”
Eveneens stelde hij dat een teveel aan vakken, vooral uiteenlopende, een belemmering voor een wetenschappelijke opleiding zijn Een fundamente- le vorming dient voorrang te hebben boven prac- tische vakken
Tot slot merkte Prof de Moor op dat juist daar waar de functie, opleiding voor een maatschappe- lijk beroep en de culturele functie elkaar uitslui- ten, een belangrijk probleem ligt Niet ondenk- baar IS, dat een aantal problemen van de univer- siteit zijn ontstaan doordat is nagelaten nieuwe instituten tot stand brengen voor opleidingen, ge- wenst in verband met de ontstane maatschappe- lijke behoeften, waarm de universiteit, gezien haar functies, met aan kan voldoen
Drs C E V ervoort, wetenschappelijk hoofdamb- tenaar aan de Rijksuniversiteit van Leiden, ging m zijn lezing nader in op de positie van de stu- dent Spreker schetste allereerst de positie van de student rond het midden van vorige eeuw om ver- volgens met deze historische terugblik als verge- lijkmgsobject, de kenmerken van de situatie der huidige studenten generatie te analyseren
De onvrede met het hoger onderwijs is eer een permanent verschijnsel dan specifiek voor onze tijd wat niet wegneemt dat, het huidige universi- taire stelsel, ontstaan onder zeer bepaalde omstan- digheden en goeddeels nog berustend op het 19e eeuwse liberalisme met geheel andere omstandig- heden wordt geconfronteerd, waartegen het met IS opgewassen’ De universiteit heeft geen gelijke tred kunnen houden met de maatschappelijke ont- wikkeling wat tot een zekere verstarring van het universitaire leven heeft geleid
De positie van de student, aldus Drs Vervoort, is onduidelijker geworden Was het zo dat voor de 19e eeuwse student het studentenleven primair stond en dat de verwachtingen die er ten opzichte van hem bestonden vrij duidelijk waren nu is hij m het krachtenveld van studie, studentenleven en maatschappij terechtgekomen, een maatschappij waarin een academische opleiding een geheel an- dere waarde heeft dan vroeger
De grotere persoonlijke vrijheid geeft de student van thans de gelegenheid tot een meer persoon- lijke interpretatie van de rol van student Hiervoor zijn echter voldoende aanknopingspunten m het studentenleven en een goede motivatie nodig
De opgave, waarvoor wij nu staan, aldus Drs Vervoort, is m de eerste plaats het scheppen van een wat rationelere mfra-structuur, van een net van verbindingslijnen en communicatiekanalen, waardoor de universitaire posities worden bekort Een krisissituatie schept niet alleen problemen, zij schept vaak ook mogelijkheden Het gaat erom die mogelijkheden nu uit te buiten
Prof Dr R H Wijngaarden hoogleraar aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, sprak over „De relatie docent-student met betrekking tot studie en studieprogramma
De hedendaagse student neigt in zijn houding te- genover de hoogleraar tot een serviliteit die zowel verklaarbaar als merkwaardig is V erklaarbaar uit een reeele angst voor het examenzwaard van de professor maar ook merkwaardig omdat juist de student de doelmatigheid van de studiemethoden kan beoordelen
Een oplossing van deze situatie zag Prof Wijn- gaarden m de oprichting van studiegroepen door de studentenfaculteitsveremgingen Deze zouden dan m samenwerking met de docenten de orga- nisatie van de studie en daarmede de doelmatig- heid van de universitaire opleiding kunnen ver- hogen Uiteraard is hiervoor een goede organisa tie van de studenten vereist en tevens een goede relatie tot de hoogleraren De positie van de stu- denten zou hiermede principieel veranderen, van onmondigheid naar mede verantwoordelijkheid
Prof Dr Posthumus, Rector Magnificus van de T H van Eindhoven sloot de rij van sprekers met een lezing over studieduur en numeriek rendement In feite gaat het om de beantwoording van de vraag welke factoren bepalen het verschil tussen studieduur en cursusduur’
Prof Posthumus wees drie factoren aan het aan- tal beoordelingen tijdens de studietijd, het per- centage afwijzingen en het statistisch uithoudings- vermogen Onder dit laatste moeten we verstaan het aantal gezakten dat doorgaat met de studie, op het totaal aantal gezakten
Uit beschikbare cijfers is gebleken dat de stu- dieduur aan de universiteiten de laatste vijftig jaar nauwelijks is veranderd Blijkbaar is in het stelsel een , regelmachanisme” werkzaam, die deze con- stante produceert Een geringer percentage afwij- zingen, dus gemakkelijkere examens, leidt tot een groter uithoudingsvermogen, moeilijkere examens tot een kleiner uithoudingsvermogen Een vergro- ting van het aantal beoordelingen heeft weer een verhoging van het aantal afwijzingen ten gevol- ge Het uithoudingsvermogen wordt enerzijds be- paald door karaktereigenschappen, anderzijds an- ticipeert het op economische en sociale realiteiten De academische titel is een economisch goed van hoge waarde geworden
Prof Posthumus concludeerde dat conventionele onderwij smaatregelen zoals verbetering van de di- dactische methoden en veranderingen in examen- regelingen m het huidige onderwijssysteem geen of wemig effect zullen sorteren op de studieduur
Maar gezien het geringe onderzoek wat aan deze problematiek is besteed geldt het hier een voor- lopige uitspraak
Op de tweede dag van het congres vonden een drietal excursies plaats naar de N V Philips Eind- hoven, Verolmes Scheepswerven en Gemeente Dussen en naar de Technische Hogeschool en de Gemeente Eindhoven
L P H Hensgens J R M Groos
2
toepassingen van de wet,afhankelijk naar gebied HET FEDERALISME en betrokken groep, uitsluit D e eenheid moet zich
INLEIDING
betrek-


de bestudering van de structuur is een studie van feiten D e beoordelingen, d ie zij m e t zich meebrengt, zijn zuiver zakelijk
d e bestudering v a n d e doctrines gaat juist to t het uitspreken v a n e e n waarde-oordeel
1
gemeenschap
is e e n gemeenschap, staatkundige macht
Sociologisch-politiek beschouwd
voltrekken i n e e n verscheidenheid
II METHODE
De bestudering v a n h e t federalisme moet
king hebben o p haar dynamica e n haar Gedurende lange tijd heeft m e n illeen aandacht geschonken a a n haar statica e n wel o m d e volgen- de redenen
De term federalisme heeft eigenlijk twee beteke mssen, zij omvat twee politieke verschijnselen, die, hoewel nauw m e t elkaar verbonden, verschillend van inhoud zijn
1 d e federale gemeenschappen, d i t zijn gemeen- schappen waarvan d e instellingen e e n bepaal de structuur e n e e n bepaalde sociale organisa- tie vertonen
2 d e federale doctrines, zij vormen d e activiteit b van h e t denken, d e theorie v a n deze structuur
en organisatie
statica
meest zuivere verschillen tussen deze twee a s –
c
De
pecten van het federalisme komen tot uitmg in de manier waarop zij bestudeerd worden
De
kelijke beoordelingen, zich daarbij toeleggend o p
destructuur Ookzouzijinhaarstudiededoe
trines kunnen betrekken, maar in datgeval zal zij a De 20e eeuw heeft een vergeten vorm van
sociologische bestudering baseert zich o p z a –
zich altijd beperken tot een uiteenzetting van de sociale factoren en een verklaring hiervan in h u n SOCIO historisch kader zonder e r e e n waarde oor deel over u i t t e spreken
Het lijkt ons nuttig enkele m d e literatuur bekend
het federalisme weer o p d e voorgrond gebracht namelijk h e t federalisme door dissociatie, het- geen w e bijv zien i n d e dekolomalisering v a n koloniale rijken zonder d a t d e onderlinge ban- den verbroken worden
b M e n heeft waargenomen d a t e e n versterking van d e centrale of federale macht niet een ver- nietiging van de macht van de federale staten of lidstaten m e t zich m e e behoeft t e brengen
c Naast d e juridische beschouwingen wordt e r tegenwoordig o o k veel aandacht geschonken
zijnde definities geven
v a n federale
D e federale
die e e n verdeling v a n d e
kent tussen d e centrale regering e n d e regionale regeringen, d i e ieder o p h u n terrein geordend en onafhankelijk zijn (Wheare)
2 H et federalisme bestaat m een verdeling van de staatkundige werkzaamheden tussen d e auto nome onderdelen e n d e gemeenschappelijke o r – ganen van een samengesteld geheel (Franse e n – cyclopedie van sociale wetenschappen)
3 H e t federale systeem is e e n juridisch stelsel waarvan sommige normen gelden voor h e t g e – hele gebied en alle inwoners daarvan, terwijl andere normen slechts gelden voor een gedeel te (H Kelsen)
sterk t o e bijgedragen
In deze verschillende definities komt de federale gemeenschap naar voren als een pluralistische ge- meenschap die verschillende centra van macht kent
ZIJ berust o p h e t grondbeginsel d a t d e menselijke gemeenschap wordt gevormd door medemensen e n
met door gelijken D e onderlinge overeenstemming tussen de medemensen is dus belangrijker en be- a antwoordt meer aan de essentiële inhoud van het begrip mens, dan de instelling van een globale uniforme wetgeving D e gelijkberechtiging is m e t een feit maar een recht, dat metde verschillende
zag m e t globale bevoegdheden
de wil tot onafhankelijkheid, vindt i n d e locale autoriteiten op beperkte terreinen
aanvaard wordt
die zijn uitmg m e t autonomie
gemeenschappen t e
a
D e bestudering v a n h e t federalisme heeft vaak de vorm aangenomen van een juridische studie, die dan een beschrijving inhield van de instel- lingen e n h u n functionering
Heel lang heeft d e bestudering alleen maar be- trekking gehad o p een enkel type van federalis- me namelijk het federalisme door associatie
Lange tijd heeft m en gemeend dat de onbe- weeglijkheid v a n h e t systeem e e n bestaans- voorwaarde was Men vreesde d a t e e n evolutie van het federalisme haar zou vernietigen Zo verwachtte Hamilton een evolutie van het fe- deralisme, die uit zou lopen op een eenheids- staat D i t w a s e e n perspectief waar Jefferson beducht voor w a s
De ontwikkeling v a n d e bestudering v a n d e dyna- mica van het federalisme is vooral tot stand ge- komen onder invloed v a n d e volgende factoren
aan d e sociologische federalistische systemen
Deze factoren hebben e r
dat men het belang is m gaan zien van de bestu- deringvandedynamicavandefederalegemeen- schappen die beschouwd moeten worden als in ontwikkeling zijnde samenlevingen m e t e e n dyna- misch evenwicht
III FEDERALE STRUCTUUR
De institutionele structuur v a n d e federale g e – meenschappen beantwoordt a a n
— twee psychologische gegevens
— twee sociale eisen
De psychologische gegevens zijn
de wil tot eenheid, waardoor het hoogste ge-
b
beschouwingen v a n d e
3
De sociale eisen zijn
a een sfeer van orde en zekerheid Dit vereist dat er een organisatie en een hiërarchie is zonder welke een federale structuur geen basis heeft en dus niet kan voortbestaan
b de vereiste van vrijheid, hetgeen de autonomie van de lagere gemeenschappen impliceert
We zouden hier twee opmerkingen aan toe willen voegen
macht over aan een hoger orgaan Zij behouden in het bijzonder het recht of de bevoegdheid om alles te regelen betreffende die gebieden, die met uitdrukkelijk via een overeenkomst zijn overge- dragen aan een gemeenschappelijk orgaan In de ontwikkeling van het federalisme door associatie probeert de centrale of federale autoriteit het saam- horigheidsgevoel te versterken, hetgeen een ver- groting van de federale macht met zich meebrengt Deze ontwikkeling kan uitlopen op een verwer- kelijking van een eenheidsstaat Dit resultaat im- pliceert dan de dood van de federalistische wil, de verdwijning van de wil tot onafhankelijkheid die tegengesteld aan en gecombineerd met de wil tot eenheid de federale oplossing doet ontstaan
Het federalisme door dissociatie
Dit kunnen we waarnemen binnen in een eenheids- staat door afscheiding van haar verschillende on- derdelen (b V het Duitse keizerrijk na de vrede van Westfalen m 1648)
De recente geschiedenis doet ons eenzelfde ver- schijnsel ontdekken bij de koloniale rijken Britse Gemenebest – Franse Unie en vervolgens Franse Gemeenschap)
BIJ dit type van federalisme zijn het de middel- puntvbedende krachten die domineren De wil tot onafhankelijkheid is hier sterker dan de wil tot eenheid als gevolg van een verzwakking van het vroegere saamhorigheidsgevoel en de uiting van ongelijkheden
In het begm behoudt de centrale regering het grootste gedeelte van de macht De macht van de lidstaten is zeer beperkt en hun internationale per- soonlijkheid wordt slechts geleidelijk erkend De ontwikkeling van het federalisme door dissociatie begint normaal gesproken met een eerste stadium van eenvoudige decentralisatie In het begin zijn de middelpuntvliedende krachten nog niet erg in- tensief en het probleem van overdracht van soe- vereine bevoegdheden aan de lidstaten doet zich nog met voor Uiteindelijk kan uit het federalis- me door dissociatie de volledige onafhankelijkheid ontstaan als er geen enkel wezenlijk saamhorig heidsgevoel meer aanwezig is
V DE STATICA VAN HET FEDERALISME
Het is met mogelijk een definitie te geven van algemene en absolute evenwichtsvoorwaarden van het federalisme Zij hangen af van de dynamische oriëntatie van het verschijnsel De factoren die invloed kunnen uitoefenen op het evenwicht en de ontwikkeling van het federalisme zijn nooit m zich gunstig of ongunstig voor de federale struc- tuur als WIJ dit abstract beschouwen Het zijn enkel factoren van eenheid of verdeeldheid, van associatie of dissociatie die even goed een fede- rale orde tot stand kunnen brengen alsook kunnen vernietigen Dezelfde factor van eenheid, die de onafhankelijke staten er toe brengt zich te fede- reren, kan een federale staat helpen verhaasten zich te ontwikkelen tot een eenheidsstaat Zo ook is de factor van verdeeldheid m staat de federale staten te leiden tot volledige onafhankelijkheid, terwijl ZIJ evenzeer de omvorming van een een-
1
2
In de beschrijving van de federale structuur houdt de aanduiding „lagere” met het idee m zich van een totale hiërarchische ondergeschikt- heid noch die van een mindere waarde, maar ZIJ moet gezien worden in een quasi-meetkun- dige zm en wel als een etage van een pyra- mide dichter bij het grondvlak gelegen
We zullen hier niet verder in gaan op de vraag van welke hoedanigheid en grootte de sociale regionale of van andere aard zijnde groepen moeten zijn die het samengesteld politiek ge- heel zullen vormen, evenmin zullen we spreken over de graad van autonomie
We kunnen uit het bovenstaande concluderen, dat het federale systeem zich aan ons vertoont als een dialectische of dynamische synthese tussen twee elkaar tegengestelde tendenties
— op het psychologische vlak eenheid – onafhan- kelijkheid
— op het sociale vlak orde – vrijheid
Ook op het juridische vlak is deze dialectiek aan- wezig (zie ons artikel m dit blad van maart 196j)
IV DE DYNAMICA VAN HET FEDERALISME
In een dynamisch perspectief kunnen de meest losse vormen van federale structuur zich voordoen als etappes naar de meest strikte vorm van de federale staat zo hebben de Verenigde Staten van Noord Amerika eerst een confederatie ge- vormd om daarna via een quasi-federale fase te komen tot een echte federale staat, evenzo is Zwit- serland via een zuivere confederatie tot een fede- rale staat gegroeid
We zullen nu een beschrijving geven van het ontstaan van het federalisme door
1 associatie, ook wel agregatie en integratie ge- noemd,
2 dissociatie, ook wel segregatie en desintegratie genoemd
Het federalisme door associatie
Dit gebeurt door een overeenkomst tussen reeds bestaande onafhankelijke staten Hier werkt een middelpuntzoekende kracht, die het resultaat is van homogeen saamhorigheidsgevoel Dit saamhorig- heidsgevoel, dat de eerste factor van het verschijn- sel van associatie vormt, mag niet absoluut zijn, want dan zou dat als normale consequentie de vorming van een eenheidsstaat hebben In het be- gin behouden de lidstaten een grote mate van be- langrijkheid en dragen zij zo weinig mogelijk
4
heidsstaat tot een federale staat kan bewerkstel- ligen.
Het evenwicht van een federale orde veronder- stelt een gelijktijdige duurzaamheid van:
— factoren die haar hebben verwekt of overeen- stemmende vervangingsfactoren zonder welke er een gevaar bestaat tot een terugkeer naar de vroegere politieke structuur.
— factoren die tegengesteld zijn en die beletten dat de ontwikkeling, die geleid heeft tot een federale orde, te ver doorgaat, zodat het ont- staan van een politieke structuur, die lijnrecht tegenover de uitgangssituatie staat, mogelijk zou zijn.
VI GEOPHYSISCHE FACTOREN
1. Montesquieu merkte reeds op dat de bergach- tige landen zich beter leenden voor de vrij- heid, terwijl de vlakke landen eerder een ont- wikkeling van onderworpenheid en dwingelan- dij te zien gaven. Inderdaad handhaven zich in een bergachtig gebied de particularismen ge- makkelijker, terwijl het ontbreken van physieke hindernissen de menselijke relaties en onderlin- ge handel begunstigt. Het is van belang hier de opmerking te maken dat de geophysische factoren niet een directe rol spelen maar alleen
via de mensen inzoverre deze factoren invloed uitoefenen op de betrekkingen en leefwijzen van de mensen. Vaak heeft men de belang- rijkheid en het effect van de geophysische fac- toren ontkend door het volgende aan te voeren.
a. voorbeelden waar het politieke regiem ver- schillend was van datgene wat het volgens de uiterlijke kenmerken van het terrein zou moeten zijn;
b. het achtereenvolgende optreden van elkaar volledig tegengesteld zijnde politieke syste- men;
c. dat een sterke aardrijkskundige fragmentatie niet leidde tot een federatie maar tot een volledige afscheiding van de betreffende groepen.
Deze argumenten hebben slechts waarde als ze gericht zijn tegen een toekenning van een te grote belangrijkheid aan de geophysische factoren. Alleen het effect op de eenheid of de verdeeldheid is van belang. Zo was het re- liëf van Zwitserland eerst ongunstig voor de samenvoeging van de kantons, terwijl zij nu een rem is voor de totale eenwording en zij dus een stabiliserende factor is van het federale regiem.
2. Een andere factor die de verdeeldheid tussen verschillende gebieden tot stand brengt kan hun afscheiding door andere natuurlijke hin- dernissen dan bergen zijn. Zo was in Australië een politieke campagne van enkele tientallen jaren nodig om de verschillende gebieden van Australië, die door de centrale woestijnen van elkaar gescheiden waren, te overtuigen zich te verenigen.
Hetzelfde zien we van New Foundland, dat van Canada door zee gescheiden is. Zij sluit
zich pas in 1949 bij dat land aan. Dit zijn twee voorbeelden die betrekking hebben op het fe- deralisme door associatie. Zo werden in om- gekeerde richting de afstand en de zeëen, die de verschillende kolonies van het Britse im- perium scheidden, een gunstige factor voor het federalisme door dissociatie, die leidde tot het ontstaan van het Gemenebest. Maar nu dit sta- dium bereikt is blijft zij een factor van ver- deeldheid en speelt als zodanig tegen het even- wicht van het systeem ten gunste van een meer totale dissociatie.
3. De zeer grote uitgestrektheid van een land is eveneens een element van verdeeldheid een fac- tor van ongelijkheid van klimaat, cultuur, han- delsbelangen, levensomstandigheden enz. V an de andere kant vraagt een gebied met een der- gelijke uitgestrekheid een organisatie die een gecentraliseerd regiem haar niet kan verzeke- ren. Dit verklaart de toepassing van een ,,tech- nisch” federalisme in de grote Latijnsameri- kaanse republieken. Rest ons nog op te mer- ken dat de uitgestrektheid van de gebieden een relatief begrip is: de technische vooruitgang vooral die welke de verbindingen betreft ont- neemt het belang ervan en verkleint letterlijk de staten.
VII MENSELIJKE EN CULTURELE FACTOREN
/. De volkenkundige en taalkundige factor.
De volkenkundige en taalkundige verscheidenheid is een factor van verdeeldheid, zij versterkt dus een reeds door associatie gevormd federalisme, na voor de totstandkoming hiervan een hindernis te zijn geweest. In Zwitserland vormden de duitsta- lige kantons gedurende verscheidene eeuwen de confederatie terwijl de franstalige kantons tot aan de Franse Revolutie slechts eenvoudige bondge- noten van de Confederatie waren. De eenheid van taal is daarentegen een factor van samenhang
(Britse Gemenebest – franstalig Afrika).
2. Het nationaal bewustzijn
Elke menselijke groep is zich van haar bestaan bewust. Dit bewustzijn doet vanzelfsprekend een element van samenhang in de groep ontstaan. Dit tot het uiterste doorgevoerd kan leiden tot de vorm van het nationalisme, hetwelk een politiek systeem is dat sterk tegengesteld is aan het federalisme. Toch moet het nationaal bewustzijn niet worden verward met het nationalisme. Het eerste kan zich ontwikkelen tot het laatste, doch dit hoeft niet noodzakelijkerwijze het geval te zijn.
3. De godsdienstige gevoelens
De eenheid van godsdienst begunstigt de politieke eenheid. Eenheidsstaten als Frankrijk, Italië, Span- je en de Skandinavische landen zijn allen van een godsdienstige homogeniteit.
Staten die wat godstdienst betreft heterogeen zijn aanvaarden gemakkelijker een federale structuur
(West-Duitsland).
Sterke godsdienstige verschillen zijn een aanzien- lijke hindernis voor een federale associatie en bij voorbaat voor een unitarisme. Ondanks een ge- meenschappelijke geschiedenis, eenzelfde soort landbouw en eenzelfde soort van bevolking, als
die van de rest van het eiland, is Noord-Ierland toch verenigd gebleven met Groot-Brittannie, daar ZIJ dezelfde godsdienst kennen De tegenstelling tussen Hindoes en Mohammedanen heeft tenslotte geleid tot een verdeling van het Indische Keizer- rijk in India en Pakistan
VIII POLITIEKE FACTOREN
Het federalisme veronderstelt een zekere homoge- niteit van de grondwetten van de gefedereerde sta- ten Zo stelde Montesquieu dat federaties slechts republieken zouden kunnen zijn Een federatie is moeilijk tussen koninkrijken en republieken en is onmogelijk tussen democratische en totalitaire sta- ten Zo is het aannemen van een republikeinse vorm door leden van het Gemenebest een factor van dissociatie De internationale organisaties, die vanwege hun universele karakter verplicht zijn alle vormen van regeringen te aanvaarden blijven m een diplomatiek stadium
Betrekkingen tussen het federalisme en de democratie
Abstract gesproken kan men een federatie van met-democratische staten bedenken maar in con- creto IS het federalisme sterk tegengesteld aan to- taliteire opvattingen Door de omstandigheden ge- dwongen nemen de totalitaire staten eerder hun toevlucht tot de klassieke vorm van bondgenoot- schap of wat ongeveer hetzelfde is tot een con- federale unie
Ook al IS de democratie een noodzakelijke voor- waarde voor het federalisme zij alleen is met vol- doende, want een democratie kan ook volkomen centralistisch zijn (Jacobijnse democratie)
De aanwezigheid van verschillende politieke par- tijen IS gunstig voor het federalisme vooral wan- neer deze partijen een zodanige kijk op de dingen hebben, dat zij het nationale kader van de gefede- reerde staten overstijgen
Een systeem met een eenheidspartij is ongunstig voor de ontwikkeling van het federalisme, omdat ZIJ tendeert naar een eenheidsstaat Een uitzonde- ring hierop geldt misschien voor sommige pas zelfstandig geworden Afrikaanse staten, orrdat m daar bestaande eenheidspartijen het regionale ele- ment redelijk vertegenwoordigd is, terwijl de voor een snelle ontwikkeling nodig zijnde plamficatie door de eenheidspartij beter uitgevoerd kan wor- den
CONCLUSIE
De voorwaarden en omstandigheden van het fe- deralisme variëren van het begm tot het emd
In het begin moet een betrekkelijke homogeniteit en een wil naar eenheid de overhand hebben, ter- wijl daarna, als de federale staat eenmaal een feit geworden is, zekere heterogene elementen er met een sterke vasthoudendheid er voor moeten wa- ken dat de ontwikkeling niet doorslaat naar een eenheidsstaat Dit geldt vooi het federalisme door associatie
BIJ het federalisme door dissociatie is het de he- terogeniteit die het proces in werking brengt ter- wijl hier de homogeniteit van diverse elementen als stabilisator werkt
Jan H Westenbroek
EXCURSIE SOCIOLOGISCHE KRING
Onder leidmg van Prof Dr Godefroy hebben ruim veertig studenten een tweedaagse excursie gemaakt naar de Wieringermeer, Noord-Oost polder en Oostelijk Flevoland
Doel van de excursie was het kennisnemen van de sociografische problemen die samenhangen met het tot ontwikkeling brengen van ingepolderde ge- bieden
Door een bezoek te brengen aan de Wieringer- meer werd het mogelijk de structuur en plano- logische opbouw van oude en nieuwe polderge- bieden met elkaar te vergelijken
6
De opbouw van Emmeloord toonde aan hoe o m een kern voor een betrekkelijk groot verzorgings- gebied dient te worden gerealiseerd
Aspecten die behoren bij het bewoonbaar maken van ingepolderde gebieden werden toegelicht aan de hand van een tweetal lezingen Zo werden o m onderwerpen als verdeling van gronden, op- richting van secundaire woonkernen en organisatie- patroon der bevolking behandelt
De excursie, die voor vele studenten een eerste kennismaking betekende met de grootse werken, m het voormalige Zuiderzee-gebied tot stand ge- bracht, mocht dankzij de voortreffelijke organisa- tie volkomen geslaagd heten
w
Algemeen
Curatoren van de Katholieke Hogeschool hebben
op voordracht van de Academische Senaat be­
noemd
tot gewoon hoogleraar in de leer der openbare
financiën dr Th A Stevers, tot dusver buiten­
gewoon hoogleraar aan de Katholieke Hogeschool,
Van de hand van dr Alting von Geusau zijn vele wetenschappelijke publiakties verschenen Hij was redactiesecretaris van het vijfde deel, over inter­ nationale samenwerking, van ,,Welvaart, welzijn en geluk” en schreef twee bijdragen, over de fun­ damentele rechten van de mens en over de ver­ houding kerk en staat, in de serie ,,papers” van
afdeling Onderwijs, Cultuur en Kabinet Burge­ meester ter gemeentesecretarie van ‘s­Hertogen­ bosch
tot gewoon hoogleraar m het recht der interna­ tionale en supranationale organisaties jhr dr F
caans Concilie HIJ IS opgetreden als adviseur bij de oprichting van het Nederlandse Jongeren Vrij­ willigers P rogramma
Dr Alting von Geusau is bestuurslid van de Euro­ pese Beweging en is onlangs benoemd tot lid van de permanente studiegroep voor internationa­
bureau te Den Haag, waar hij thans chef is van de monetaire sector
In 1961 werd hij tot buitengewoon lector aan de hogeschool benoemd Het jaar daarop promoveerde hij bij prof dr H W J Bosman tot doctor m de economische wetenschappen op een proefschrift ,,Renteverschillen en renteniveau” In 1963 volgde zijn benoeming tot buitengewoon hoogleraar
DeheerCoopmanswerdgeborenin’s­Hertogen­ bosch in 1925 Hij studeerde rechten m Nijmegen, waar hij m 1950 het doctoraal examen m de pri­ vaatrechtelijke richting behaalde Vanaf die tijd is hij werkzaam op het stadhuis van ‘s­Hertogen­ bosch, aanvankelijk op de afdeling algemene za­ ken, smds 1951 als chef van het Kabinet van de Burgemeester en smds 1959 m zijn huidige functie Mr Coopmans promoveerde m 1964 bij prof mr B H D Hermesdorf m Nijmegen tot doctor m de rechtsgeleerdheid op een proefschrift ,,De rechtstoestand van de Godshuizen te ‘s­Hertogen­ bosch vóór 1629″
geven m het gebouw van de Hogeschool over de vervoerproblematiek in de E E G
Onderstaande stellingen zullen door de heer Kap­ teijn worden behandeld
Mededelingen
tot buitengewoon hoogleraar m het oud vader­ landsrechtmrJPACoopmans,chefvandehetDocumentatiecentrumvanhetTweedeVati­
AMAlttngvonGeusau,totdusverlectoraanleorganisatievanhetEuropeseCentrumvande
de Katholieke Hogeschool f’^ift«ii
De heer Stevers werd geboren te Beemster in
1923 HIJ studeerde aan de Katholieke Hogeschool
m de economisch­bedrijfshuishoudkundige richting
en behaalde m 1954 het doctoraal examen Hij
kwam in dat jaar m dienst bij het Centraal P lan­ lid van het Europees P arlement een gastcollege
Carnegie Stichting
•?«■ * 44-
Op donderdag 20 mei as te 2000 uur zal de heer P J Kapteijn, hd van de Eerste Kamer en
1 2
De door het E E G V erdrag beoogde gemeen­ schappelijke markt vereist de instelling van een gemeenschappelij ke vervoerspolitiek
V oor het gemeenschappelijke vervoersbeleid dienen dezelfde beginselen te gelden als voor dat m de overige economische sectoren Hier­ bij moet worden rekening gehouden met de bijzondere aspecten van het vervoer
3 Het gemeenschappelijk vervoersbeleid dient bij te dragen tot de ordening op de goederenmarkt en mag de verwezenlijking van een harmoni­ sche economische ontwikkeling met verhinde­ ren
4 In verband met sub 3 is openbaarheid van de vrachtprijs noodzakelijk
Indien U belangstelling heeft voor dit onderwerp wordt U hierbij uitgenodigd deze voordracht bij
DeheerAltingvonGeusauwerdgeboreninDetewonen
Bilt (U) in 1933 Hij volgde de gymnasiumoplei­
dmg aan het St Bomfatiuslyceum te Utrecht en
studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit te Lei­
den, waar hij m 1958 doctoraal examen deed m
de vrije studierichting Hij studeerde vervolgens
aan het Europa College te Brugge en werd m aan­
sluiting daarop in 1959 verbonden aan de Univer­ siteitvanCalifomieteBerkeleyalsassistentvanDoorhetREKENCENTRUMzalop1,2en3 professorHaasindefaculteitderpolitiekewe­juni1965eencursus,Jnleidingtothetgebruikvan tenschappen
In 1960 werd de heer Altmg von Geusau tot we­ tenschappelijk ambtenaar aan de Katholieke Ho­ geschool benoemd Het jaar daarop promoveerde hij m Leiden bij prof dr I Samkalden tot doctor m de rechtsgeleerdheid op een proefschrift „Euro­ peanorganizationsandforeignrelationsofstates” In datzelfde jaar werd hij tot lector aan de Ka­ tholieke Hogeschool benoemd
elektronischeapparatuur,inhetbijzonderdeIBM- 1620,endeFORTRAN-programmeertaal” worden georganiseerd
Dinsdag 8 juni gaan de colleges gewoon door De colleges worden beëindigd op 11 juni 18 00 uur Na de grote vacantie worden de mondelinge en schriftelijke examens afgenomen in de week van 27 september—2 oktober
***
Belangstellenden, uitsluitend zij die verbonden zijn
aan de Hogeschool of de Instituten, worden uit- genodigd deze cursus bij te wonen ZIJdieinhetbezitzijnvanhetdictaatvanProf Euwegemaaktvoorde2ejaarseconomen,worden verzochtditdictaatmeetenemenZijdienog
7
met in het bezit hiervan zijn worden verzocht dit te laten weten opdat voor een voldoende aantal exemplaren gezorgd kan worden
De bedoeling is de cursisten gelegenheid te ge- ven ook praktisch te werken
De cursus zal worden gegeven in C15 ’s morgens van 8 45 tot 12 45 ’s Middags zal er dan gelegen- heid zijn zijn eigen programma’s te vertalen en te testen, en eientueel uit te voeren, op de machine In overleg met de cursisten zal besloten worden of, en zo ja wanneer, opgedane ervaringen en on- dervonden moeilijkheden zullen worden besproken
A J van Reeken
Ter beschikking tan onderstaande
JOEGOSLAVIË
gestelde landen
beurzen
d d
regeringen
* * 4f
Economie FINLAND
Mededelingen van de Tilburgse Economische Faculteitsvereniging
Het bestuur van de T E F deelt mede, dat op dmsdag 18 mei aanstaande, des avonds om 20 00 uur m de voorzaal van het Eigen Huis een huis- houdelijke vergadering zal worden gehouden
De agenda van deze vergadering luidt als volgt
Studiebeurs oor 4 maanden vooi het academisch jaar 1965—1966
BELGIË
3 beurzen voor het volgen van de universitaire zomercursus „Langue et littérature frangaise” aan de Vrije Universiteit van Brussel van 23 juli— 20 augustus 1965
Van 21 tot 28 augustus wordt op IJsland de zeven- de studentenconferentie van de Noord-Atlantische Verdrags Organisatie gehouden Uit Nederland kun-
nen 3 studenten aan deze conferentie deelnemen
Verdere inlichtingen bij Mej L Vermeer Bureau Studenten Belangen
***
GESLAAGD VOOR HET DOCTORAAL EXAMEN
7 april 1965
J A M Huyben, N S-plem 31, Tilburg 1)
J L Menne, Fabrieksstraat 1, Tilburg 1)
R H Boelhouwer, Wilhelminastraat 99, Den Haag 1)
G J M Hayen, Ambyerstraat 31, Maastricht 1) M T Lam, Not Steph Roesstraat 24b, Winssen 1) J F H van Nunen, Mgr van Gilsstraat 7, Roer- mond 1)
8 april 1965
G P Nemeth, J v Beverwijckstraat 59, Til-
burg 1)
M C J Boenders, Huibergsestraat 6, Bergen op Zoom 1)
W G H van Hulst, Olympiastraat 34, Breda 2) A H J J Kolnaar, Oude Postweg 77, Hengelo 2)
(cum laude)
9 april 1965
Mej G C M de Mast, Burg Suysstraat 49, Tilburg 3)
M J E M Meissen, Ambachtsweg 90, Wate- ringen 3)
J A M Kuypers, Binderen 1, Helmond 3)
J W Jansen, Pasteurlaan 23, Eindhoven 3) Mevr A Schugard-v d Enden, Westerpark 106, Tilburg 3)
1) Economische Wetenschappen 2) Econometrische Richting
3) Sociale Wetenschappen
1 2 3 4 5 6
7 8 9
Opening
Notulen
Ingekomen en uitgegane stukken
Mededelingen Praeses
Ontheffing van de statuten ad artikel 16
Bespreking van de studieregeling (m n candi- daatsr e geling)
Verkiezing lan een nieuw bestuur
Rondvraag Sluiting
Toelichting op de agenda
ad 6 Bespreking van de studieregeling De can- didaatsregeling zal hier uitvoerig aan de orde ko- men het is dus voor al degenen, die aan de candi- daatsregeling deelnemen, van groot belang deze vergadering bij te wonen
ad 7 Verkiezing van een nieuw bestuur De voordracht (tot het doen waarvan het bestuur vol- gens artikel 16 van de statuten gemachtigd is) vermeldt de volgende weledelgeboren Heren
G L Aquma
P J Bollen
J W G van Raay
J A M Theeuwes
G J H Vmke (alf volgorde)
Het bestuur maakt de leden erop attent, dat op voordracht van tenminste 10 leden, tegencandida- ten gesteld kunnen worden Deze voordrachten, met de schriftelijke toezeggingen van de tegen- candidaten dat zy hun eventuele benoeming zullen aanvaarden, dienen vóór donderdag 13 mei door het bestuur te zijn ontvangen
namens het bestuur van de T E F G B P Stalenhoef
h t ab-actis
8
1) 3 beurzen voor academisch jaar 1965—1966 voor specialisatie na kandidaatsexamen,
2) 2 beurzen voor cursus van 4 weken voor stu denten m Slavische talen
3) 5 beurzen voor universitaire docenten voor 10- daagse conferentie over „Université d Aujour- d’hui” in de 2e helft van juli in Dulrormk
SPANJE
2 beurzen toor 8 maanden (1 okt ’65—/ juli ’66) minimaal kandidaatsexamen met keuze van facul- teit en universiteit

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.