Geloofsbelediging versus vrijheid van meningsuiting

Het is niet nodig en niet wenselijk om burgers strafrechtelijk te beschermen tegen belediging van hun geloof. Dat concludeert dr. Marloes van Noorloos van Tilburg University. De docent straf(proces)recht schreef in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie een rapport over de strafrechtelijke aanpak van geloofsbelediging. Conclusie: extra strafbaarstelling is ongewenst. “Dat is te vaak in strijd met de vrijheid van meningsuiting”, zegt de auteur.

Kan Geert Wilders de Koran vergelijken met Mein Kampf? Mag je de profeet Mohammed afbeelden met een bom in zijn baard? De strafrechtelijke aanpak van zulke uitingen wekt al jaren veel belangstelling.

Dode letter
Afgelopen januari werd het verbod op godslastering na ruim tachtig jaar geschrapt uit ons Wetboek van Strafrecht. Marloes van Noorloos: “Dit artikel was een dode letter. Bovendien had het alleen betrekking op het beledigen van God, en bijvoorbeeld niet op de profeet Mohammed.” De aanzet tot het onderzoek werd gegeven in de Eerste Kamer. Sommige senatoren twijfelden of het wel een goed idee was om het verbod op godslastering te schrappen. Van Noorloos: “Als we het schrappen, zeiden ze, laten we dan in ieder geval de regering vragen om te onderzoeken of ‘als ernstig ervaren belediging van burgers door belediging van hun geloof’ soms toch strafbaar kan zijn onder de bestaande uitingsdelicten.” Die behelzen bijvoorbeeld groepsbelediging en aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (artikel 137c en 137d Wetboek van Strafrecht). Ook wilde de Eerste Kamer weten of het nodig is om burgers te beschermen tegen zulke uitlatingen en of dat niet in strijd is met de vrijheid van meningsuiting. Op grond van haar onderzoek concludeert Van Noorloos dat belediging van geloof niet onder de huidige strafwetgeving valt en dat het strafbaarstellen van zulke uitlatingen inderdaad in strijd kan komen met de vrijheid van meningsuiting. “De Hoge Raad heeft in 2009 bepaald dat uitingen die niet gericht zijn tegen groepen of individuen, maar tegen de religie als zodanig, geen groepsbelediging inhouden.”

Individu versus instituut
In het onderzoeksrapport gaat Van Noorloos in op vragen als: kan het beledigen van een religie, god of profeet worden gelijkgesteld aan belediging van de aanhangers van die religie? Van Noorloos: “Nee, vanuit juridisch oogpunt niet. Sommige mensen zullen een belediging van wat voor hen heilig is, minstens net zo ernstig vinden als een belediging van hun eigen persoon of groep. Maar als je dat in de strafwet zet, wordt het problematisch: juist bij uitlatingen over het geloof is het heel subjectief wie precies door wat wordt gekwetst. Als burger weet je dan nooit van tevoren wat strafbaar is: wat je wel en niet mag zeggen. Religies en levensovertuigingen zijn bovendien omgeven met ideeën, praktijken, en soms ook met machtige instituties. Op die gebieden is het juist heel belangrijk dat er maatschappelijk debat is, dat mensen openlijk hun kritiek kunnen uiten.” Dat maakt ook het ronduit (strafrechtelijk) verbieden van dergelijke uitlatingen ondoenlijk. “Op mondiaal niveau ziet het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties toe op de vrijheid van meningsuiting, en volgens dat comité mag Nederland belediging van geloof niet strafbaar stellen, tenzij je door zo’n uitlating ook aanzet tot haat of discriminatie van gelovigen. Dat laatste is in Nederland al strafbaar.” Het kabinet heeft inmiddels aan de Eerste Kamer laten weten dat aanpassing van de strafwet niet nodig is.

De integrale tekst van het rapport Strafbaarstelling van belediging van geloof vind je hier. Het rapport verscheen in boekvorm bij uitgeverij Boom Lemma.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.