We psychologiseren erop los. Maar wat vindt de socioloog eigenlijk?

We psychologiseren erop los. Maar wat vindt de socioloog eigenlijk?

Terwijl we in Nederland blindvaren op het gezag van psychologen en hersenonderzoekers, is sociologisch denken afwezig in kranten en praatprogramma’s. Dat zegt de Tilburgse bestuurssocioloog Mark van Ostaijen. Zijn nieuwe boek Wij zijn ons leert hoe we allerlei fenomenen—van de boze witte Nederlander tot de fraude van Stapel—sociologisch kunnen begrijpen. En waarom dat in deze tijd noodzakelijk is.

Wij zijn ons, zo luidt de titel van uw boek. Wie is die ‘wij’?

“De titel is een knipoog naar Wij zijn ons brein, de bestseller van hersenonderzoeker Dick Swaab. Daar is dit boek in zekere zin een antwoord op. En die ‘wij’, dat zijn de lezers. Het publiek dat zich rond het boek verzamelt.” 

Waarom moest er een antwoord komen op de bestseller van Dick Swaab?

“We zijn onszelf steeds meer gaan begrijpen in individuele termen. Mensen vinden het prettig om sociale fenomenen te reduceren tot het individu, of zelfs tot een hersengebied. De populariteit van Wij zijn ons brein laat zien hoe ver we zijn doorgeschoten in dat psychologisme: we schrijven sociaal gedrag zelfs toe aan een hersenkwab. Dat is een doodlopende weg. Het is tijd voor een alternatief perspectief. Met Wij zijn ons probeer ik te tonen wat zo’n alternatief perspectief—het sociologisch denken—kan brengen.” 

Waar komt die zucht naar psychologische duiding eigenlijk vandaan?

“Het is aantrekkelijk om alles te projecteren op het individu. Zo worden sociale fenomenen hanteerbaar—je kunt een probleem lokaliseren, diagnosticeren, medicaliseren. Dat is een comfortabel idee.”

Wat is daar mis mee?

“Het probleem is dat heel veel sociale fenomenen het individu overstijgen. Als de samenleving het probleem is, dan is een recept niet de oplossing. De samenleving past niet op de sofa van de psychiater. Dat vraagt om een andere benadering.” 

“Stapel en Weinstein golden allebei als toppresteerders binnen een prestatiecultuur”

In uw boek geeft u de fraude van Diederik Stapel als voorbeeld van zo’n probleem dat we graag reduceren tot één man, maar in werkelijkheid veel groter en complexer is.

“Ja, Stapel is daar een voorbeeld van. Je kunt je afvragen: wat bezielde die man, wat ging er in zijn hoofd om? Maar je moet ook naar de sociale context kijken, je afvragen: welke condities hebben dit gedrag in de hand gewerkt?”

Univers publiceerde destijds een magazine met op de cover een bewerkte foto van Stapel die met een garde in zijn hoofd roert. ‘Voer voor psychologen’, stond er in grote letters bij. Had daar beter kunnen staan: ‘Voer voor sociologen’?

“Natuurlijk is het individu van belang. Maar sociologisch denken biedt de mogelijkheid om een duurzamere vraag te stellen: de cultuurvraag. Als wetenschappers leven we in een outputcultuur. Je moet zo veel mogelijk publiceren, in zo prestigieus mogelijke journals. Wanneer je voldoet aan de hoge maatstaven van die outputcultuur, raken substantiële wetenschappelijke waarden ondergesneeuwd. Daardoor kunnen deviante praktijken gedijen.”

U ziet een parallel met een heel ander schandaal: #MeToo. Wat hebben Diederik Stapel en Harvey Weinstein met elkaar gemeen?

“Zij golden allebei als toppresteerders binnen een prestatiecultuur. Stapel werd door wetenschappers in zijn directe omgeving als een soort halfgod gezien, Weinstein was in Hollywood oppermachtig. Onder die condities wordt tegenmacht geëlimineerd. Weinigen spreken je nog aan op normafwijkend gedrag.”

Als we inzoomen op de context waarbinnen onacceptabel gedrag plaatsvindt, bestaat dan niet het gevaar dat de Stapels en de Weinsteins van deze wereld niet meer persoonlijk verantwoordelijk worden gehouden voor hun gedrag? Uiteindelijk hebben zíj grenzen overschreden, dat kun je moeilijk afschuiven op hun sociale omgeving.

“Als je de cultuurvraag of de contextvraag stelt, betekent dat niet dat je geen rekening houdt met individuele autonomie. Ik zou als bestuurssocioloog nooit ontkennen dat er agency bestaat, dat je de autonomie hebt om iets anders te doen. Het is een misverstand dat sociologie uitgaat van het idee dat mensen geen vrije wil hebben en volledig het product zijn van hun omgeving. Zulk determinisme zien we juist bij het psychologisme.”

Hoe zit dat?

“Met het psychologisme zijn we enerzijds doorgeslagen in onze overtuiging dat we autonome wezens zijn die helemaal zelf vormgeven aan het leven, maar tegelijkertijd toont de populariteit van Wij zijn ons brein aan dat we het ook een heel comfortabel idee vinden dat we nu eenmaal op een bepaalde manier in elkaar zitten. Daarmee ontslaan we onszelf van individuele verantwoordelijkheid.”

We zien onszelf dus alleen als zelfstandige, autonome wezens als het uitkomt.

“Dat is het paradoxale van het psychologisme. Zowel succes als malheur zijn we volledig gaan projecteren op het individu. De individuele vrijheid die we in de jaren ’60 en ’70 vierden, is omgeslagen in een loden last. Een kooi. Dat laat zien dat we de grenzen van het individuele denken hebben bereikt. Sociologisch denken zou relativerend kunnen zijn.”

Ook in de discussie rond Zwarte Piet, die op dit moment weer in alle hevigheid wordt gevoerd. U gebruikt de ideeën van de Franse socioloog Pierre Bourdieu om die discussie te begrijpen. Wat kan Bourdieu ons leren over Zwarte Piet?

“De discussie rond Zwarte Piet is sterk gepolariseerd, en Bourdieu is een heel behulpzame denker als het gaat om maatschappelijke tweedelingen. Bijvoorbeeld als het gaat om klassen en hoe die klassen in stand worden gehouden, wat Bourdieu de reproductie van sociale achterstand en welstand noemt. Over Zwarte Piet leert hij ons dat een grote groep mensen zich probeert te verhouden tot een publiek debat waarin zij zich voorheen niet gerepresenteerd zagen. Zij proberen een kentering te bewerkstelligen van wat wij als samenleving acceptabel vinden. De gevestigde smaak wordt daarmee in twijfel getrokken, of in sterkere bewoordingen: aangevallen. De reproductie van die gevestigde smaak, van wat we bon ton vinden, wordt zo een halt toegeroepen. Vanuit Bourdieu gezien is dat pure winst.”

“Sociologisch denken is niet voor bange mensen”

Voorstanders van Zwarte Piet denken daar waarschijnlijk heel anders over. Waar komt dat felle verzet tegen de verandering van de Sinterklaastraditie vandaan?

“Dat komt omdat het heel pijnlijk is om iets af te doen aan wat jij als de norm ziet. Dat zie je ook bij het fenomeen van de boze witte Nederlander. Mensen die al langer ergens wonen—laten we ze voor het gemak ‘gevestigde Nederlanders’ noemen—leggen claims op allerlei tradities. Zij zeggen: wij doet dit al heel lang zo. Als je dat moet aanpassen, dan doe je concessies aan het eigen culturele kapitaal. Dat is een gevoel van verlies. Dat doet pijn, dat begrijp ik.”

Toch denkt u dat de Zwarte Piet-discussie heilzaam is.

“Doordat de discussie over de smaak rond Zwarte Piet openlijk en publiekelijk wordt gevoerd, krijgen mensen toegang tot een publiek debat waar zij zich tot voor kort niet toe rekenden. Vanuit een democratisch oogpunt is dat heilzaam. Het is goed dat het debat gaande is, ook al is het niet gemakkelijk.”

Net als sociologisch denken, eigenlijk.

“Dat is ook niet gemakkelijk. Sociologisch denken is niet voor bange mensen. Maar juist in tijden van polarisatie en individualisering is publieke sociologie noodzakelijk.’’

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.