Werkervaringsplek: weg naar droombaan of uitbuiting?

Werkervaringsplekken zijn weer in opmars. Jongeren maken hier steeds meer gebruik van in de hoop op een goede baan. Begrijpelijk, maar wordt hier geen misbruik gemaakt van de nieuwe generatie werknemers? 

Het aantal werkervaringsplekken is weer aan het groeien. Een trend die toch enigszins verbazingwekkend is in het licht van de aantrekkende economie. Maar wat zijn werkervaringsplekken precies? Een werkervaringsplek is een soort stage, maar dan na het afstuderen. Jongeren worden bij een bedrijf aangenomen om ervaring op te doen. Binnen het bedrijf worden zij behandeld als normale werknemers, met het verschil dat ze geen productie moeten leveren. Net als bij een stage ligt de focus dus op het leren en opdoen van ervaring. Om deze reden heeft men ook voor werkervaringsplekken geen recht op een vergoeding. 

Goed, tot zover de papieren werkelijkheid. In de praktijk blijkt dat jongeren regelmatig als reguliere werknemers worden behandeld. In plaats van leerdoelen krijgen ze productienormen, die zij net als reguliere werknemers moeten bereiken. En dat lijkt toch veel op uitbuiting, want een vergoeding blijft ondertussen achterwege.

Stages na het afstuderen

Het is niet zo heel lang geleden dat er sprake was van een lichting afgestudeerden die van stage naar stage struikelde. Dit was in 2015, midden in de economische crisis. De banen lagen niet voor het oprapen en op deze manier probeerden jongeren alsnog aan het werk te komen. Dat ze daarvoor geen, of slechts een hele lage vergoeding kregen, werd maar voor lief genomen. Werkgevers zagen in dit ‘gratis werken’ een kans hun bedrijven ondanks de slechte economie draaiende te houden. Ondertussen is de crisis voorbij en gaat het economisch goed met Nederland. Dit is ook terug te zien bij stages, die over het algemeen beter betaald worden. Maar het fenomeen van de werkervaringsplekken is, ondanks de groeiende economie, gebleven. 

Het onderzoek “Stages na het afstuderen”, dat in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd, geeft een goed overzicht van het probleem. Uit het onderzoek blijkt dat een op de tien stages na afloop van een studie plaatsvindt. Dit piekte in 2015, met 26.830 werkervaringsplekken. Daarna was er een lichte daling, gevolgd door een stijging. Vorig jaar was het aantal werkervaringsplekken weer bijna gelijk aan het aantal uit 2015.

Verder geeft 32% van de ondervraagde jongeren aan dat er sprake was van regulier werk in plaats van een stage. 43% van de jongeren geeft aan dat er deels sprake was van regulier werk en deels van een stage. Bij het merendeel van de werkervaringsplekken is dus sprake van overlap met reguliere arbeidsplekken.   

“Wat je ziet is dat jongeren onbetaald werken voor iets waar ze voor opgeleid zijn en een diploma hebben.”

Verkapte arbeidsverhouding

In dergelijke gevallen is er dus sprake van verkapte arbeidsverhoudingen. Bastiaan Meijer, voorzitter FNV Jong: “Wat je hier ziet is dat jongeren onbetaald werken voor iets waarvoor ze opgeleid zijn en een diploma hebben. Dat is een middel om misbruik te maken van jongeren in sectoren waar het lastig is een baan te vinden. We kennen zelfs gevallen waar jongeren geld moesten uitgeven om naar hun werkervaringsplek te komen.” 

Om de problemen in kaart te brengen richtte FNV Jong in 2015 het “Meldpunt Stagemisbruik” op. Dit gaf jongeren de kans om uitbuiting tijdens hun stage of werkervaringsplek op een eenvoudige manier te melden. In het eerste jaar werden 225 klachten ingediend. In de daaropvolgende jaren kwamen er nog wel klachten binnen, maar in mindere mate. Meijer: “Het hoogtepunt van het meldpunt was in 2015 omdat het toen een actuele kwestie was. Het meldpunt was op dat moment ook een manier om druk uit te oefenen op de politiek. Dat is gelukt, want er is veel meer aandacht gekomen voor het probleem.”

Geen regulering

De aandacht voor uitbuiting door werkervaringsplekken is er dus, maar het probleem lijkt niet kleiner te worden. Een gebrek aan regulering is een van de oorzaken. Er zijn criteria die moeten helpen bij het bepalen of er sprake is van een stage of niet. Er wordt gekeken naar leerdoelen, begeleiding, taken van de stagiair, en aard van de werkzaamheden. Deze criteria zijn niet wettelijk vastgelegd en ook niet altijd duidelijk. Volgens Mijke Houwerzijl, hoogleraar arbeidsrecht aan Tilburg University, ligt hier een deel van het probleem: “Er bestaat geen juridisch kader voor de meeste werkervaringsplekken. Wel voor werkervaringsplekken in het beroepsonderwijs, maar daar houdt het ook op. Verder heb je het algemeen contractenrecht maar daarin heb je alle vrijheid af te spreken wat je wilt. Hieraan kun je nauwelijks bescherming ontlenen.” 

Alles voor de droombaan

Een ander deel van het probleem ligt in de bereidheid van jongeren om werkervaringsplekken op te vullen. Hoewel men verwacht dat jongeren onbetaalde werkervaringsplekken links laten liggen, worden deze wel telkens opgevuld. De reden hiervoor: jongeren hopen op deze manier uiteindelijk toch aan hun droombaan te komen. Zeker in sectoren waar het lastig is een baan te vinden, zoals in de psychologische of creatieve sector, komt dit duidelijk naar voren. Jongeren zien het als een mogelijkheid om ervaring op te doen die hen later van pas komt. Dat zij eigenlijk regulier werk leveren tegen een hongerloon nemen ze voor lief. 

Volgens Houwerzijl is dit, vanuit het perspectief van een individu, logisch om te doen. Je wil immers je best doen om een goede baan te krijgen. Tegelijkertijd worden hierdoor de kansen op een betaalde startpositie voor een hele generatie afgestudeerden negatief beinvloed. Houwerzijl: “Er is een conflict tussen individuele en collectieve belangen. Het individu gaat tot het uiterste om aan een baan te komen, zonder te kijken naar het precedent dat hij schept voor de rest. Als iedereen zo denkt, wordt gratis werken voordat je een betaalde baan kunt vinden op termijn de nieuwe standaard.” 

“Als jongeren bereid zijn zich collectief te organiseren kunnen ze betere voorwaarden afdwingen.”

Oplossingen

Bestaat er een oplossing voor dit probleem? FNV Jong vindt het belangrijk dat jongeren vooral melding blijven maken van uitbuiting. Meijer: “Als je merkt dat er misbruik wordt gemaakt van jou, maak dan een melding bij ons en het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid. Wij zullen de kwestie oppakken en het ministerie kan, als het moet, handhavend optreden. Ook bestaan er voorbeelden waarin jongeren alsnog loon uitbetaald kregen. De rechter bepaalde in deze gevallen dat er sprake was van een arbeidsverhouding met recht op loon.” 

Maar er zijn nog andere mogelijke oplossingen. Volgens Houwerzijl zou de overheid een wettelijk kader op kunnen stellen met duidelijke richtsnoeren. De kans dat dit gebeurt is volgens haar wel klein. Houwerzijl: “De wetgever treedt meestal alleen in erge gevallen op. Op dit punt gebeurde er zelfs niets in 2013, toen de situatie veel schrijnender was.” Zij ziet vooral potentie in een tweede, klassieke oplossing, namelijk dat jongeren zich collectief gaan verzetten tegen deze praktijken. Als jongeren één gezamenlijke lijn trekken, heb je kans dat de neerwaartse spiraal gestopt wordt. Houwerzijl: “De kwestie kan bijvoorbeeld met behulp van vakbonden worden aangepakt. Op deze manier maak je samen een vuist en kun je betere voorwaarden afdwingen. Maar dat lukt alleen als jongeren bereid zijn zich collectief te organiseren.”

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.