De bezetting van 1969 – een halve eeuw later

Elke maand plaatst projectleider Academisch Erfgoed Pieter Siebers kenmerkende gebeurtenissen, personen, gebouwen of objecten in historisch perspectief. Deze keer: de bezetting van 1969.

Het jaar 1969 was een legendarisch jaar, in het bijzonder in Tilburg. Dat was de plaats waar de eerste universitaire bezetting plaatsvond, aan de ogenschijnlijk zo keurige en brave Katholieke Hogeschool. Maar van 28 april tot 7 mei gingen de deuren van het Cobbenhagengebouw – op dat moment het enige gebouw op de campus – op slot en werd de telefoon bediend door studenten die veranderingen eisten in het bestuur én het onderwijs van de universiteit.

bezetting

De bezetting was geïnspireerd door de studentenopstanden in Parijs, waar in mei 1968 – onder aanvoering van studenten als Daniël Cohn-Bendit – werd gestreden voor democratisering van de universiteit en solidariteit met de arbeidersklasse. Die geest waaide over naar Nederland, waar Tilburgse studenten in februari 1969 op de gevel van het Cobbenhagengebouw met rode menie de tekst Karl Marx Universiteit aanbrachten, om aan te duiden dat er een nieuwe wind waaide. Die was mogelijk ook geïnspireerd door de grote veranderingen binnen de katholieke kerk, waar sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) zaken als democratie, gewetens- en godsdienstvrijheid en stellingname tegen de kernwapenwedloop de agenda bepaalden.

Medezeggenschap

Bij de Tilburgse bezetters draaide het, zoals in andere universiteitssteden, in eerste instantie vooral om medezeggenschap. Het toenmalige bestuur wilde daar weinig van weten, en het aanhoudende conflict daarover was aanleiding voor een kleine groep studenten om de telefooncentrale te bezetten – wat overigens buitengewoon eenvoudig voor elkaar te krijgen was. Die bezetting, hoe klein ook, deed president-curator Van Boven besluiten de hogeschool te sluiten. Waarna rector magnificus Scheffer besloot om alle colleges en tentamens op te schorten.

Studenten – van links tot rechts – en veel personeelsleden keerden zich tegen dat besluit. Om te voorkomen dat de hogeschool werkelijk dicht zou gaan, besloten de studenten om in het gebouw te blijven. En daarmee was er een heuse bezetting, in het keurige, bedaagde katholieke Tilburg. De bezetting leidde tot enorme aandacht in de media, tot bezettingen in Amsterdam, Nijmegen en Groningen, en tot koortsachtig overleg. Na een week onderhandelen kwamen curatorium en senaat met een voorstel: “De senaat erkent in principe het medebeslissingsrecht voor alle geledingen op alle niveaus als uitgangspunt voor het overleg omtrent de structuur van hogeschool.”

Gezagscrisis

De bezetting trok ook de aandacht van het kabinet, dat zich op 2 mei 1969 boog over de situatie in Tilburg. Men sprak, ook in verband met ongeregeldheden in Amsterdam op 30 april en 1 mei, over een ‘steeds verder om zich heen grijpende gezagscrisis’. Amsterdam zou de situatie wel onder controle hebben, maar in Tilburg leken de studenten ‘aan de winnende hand te zijn’. Op 6 mei zag onderwijsminister Veringa zich genoodzaakt een verklaring in de Tweede Kamer af te leggen, waarin hij zowel de bezetting als de sluiting veroordeelde. Tegelijkertijd zag hij positieve kanten aan het studentenoproer én accepteerde hij de autonomie van het hogeschoolbestuur. Hij sprak van een ‘vertrouwenscrisis’ en pleitte voor de-escalatie, het tot elkaar brengen van de partijen en het effenen van de communicatiewegen.

De protesten stonden mede aan de wieg van Veringa’s Wet Universitaire Bestuurshervorming (WUB) uit 1971. Het curatorium en senaat maakten plaats voor een College van Bestuur, gecontroleerd door een Hogeschoolraad (later: Universiteitsraad). Daarnaast kreeg elke faculteit een eigen bestuur, gecontroleerd door een faculteitsraad. Studenten gingen deel uitmaken van de diverse raden en kregen daardoor de door hen gewenste invloed.

Protestgeneratie

De bezetters van toen worden wel gerekend tot de protestgeneratie, die gaandeweg zelf de touwtjes in handen kreeg. Menig politicus en bestuurder is geworteld in de roerige jaren ’60. Ook met de Parijse studentenleider Cohn-Bendit liep het goed af: hij werd onder meer Europarlementariër en zelfs eredoctor op een universiteit. Dat gebeurde in 1997, en de plaats van handeling was Tilburg.Pieter Siebers is kunsthistoricus en verantwoordelijk voor het academisch erfgoed van Tilburg University. Hij is verbonden aan de divisie Executive Services en schreef onder de meer de Kleine encyclopedie – Tilburg University 1927-2017, waarin heden en verleden van de instelling worden belicht. Hij ontwikkelt momenteel een erfgoedportaal, dat toegang zal bieden tot onder meer de archieven en collecties van de instelling.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.