Hoogleraar: overheid moet woningmarkt veranderen
De woningmarkt zal vast blijven zitten, tenzij de overheid een speerpunt van de aanpak maakt. De diverse problemen moeten tegelijkertijd aangepakt worden. Dat zegt hoogleraar Dirk Brounen, sinds februari aan de UvT verbonden via de nieuwe leerstoel Vastgoedeconomie, in een interview met Univers.
De woningmarkt is een groot probleemdossier, dat bestaat uit meerdere onderdelen. De lange wachttijd bij huurwoningen en de dure koopwoningen.
“De politiek heeft lang niets gedaan. Het vorige kabinet kende zelfs de uitruil tussen CDA en PvdA dat er niet aan de hypotheekrenteaftrek getornd zou worden, als ook de huurders met rust gelaten werden. Maar die hypotheekrenteaftrek kost de staat momenteel 13 miljard euro per jaar. Zelfs de rechtse kant van het politieke spectrum begint in te zien dat de aftrek straks onbetaalbaar wordt als de rente stijgt. Ik denk dat de woningmarkt voor het eerst sinds zestig jaar grondig herzien wordt. We zijn daarmee relatief laat, in landen als Engeland, Zweden, Noorwegen en Denemarken hebben ze dat al gedaan.”
Brounen (34) studeerde in Maastricht economie, promoveerde in Amsterdam op vastgoedsecuritisatie en werkte de afgelopen acht jaren aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij is een van de zeer weinigen die vanuit een economische achtergrond onderzoek doet naar de vastgoedmarkt.
Hoe herzie je een vastgelopen woningmarkt? Volgens Brounen moet je eerst drie stappen terug zetten en met een blanco vel beginnen. Herzie alle regelingen die je nu hebt, van overdrachtsbelasting tot hypotheekaftrek. In Nederland bestaat de woningmarkt voor 55 procent uit koopwoningen, de rest is huur. Maar daarvan is weer 80 procent eigendom van corporaties.
“De wachtlijst voor sociale woningen is lang. Bijbouwen wordt dan geroepen. Maar eigenlijk zijn er al teveel sociale woningen in Nederland. Nederland ruziet daar met de Europese Unie over. We hebben hier 2,7 miljoen corporatiewoningen. Dat is meer dan in een drukbevolkt land als Frankrijk. Sociale huurwoningen zijn bedoeld om arme mensen te helpen. Dat zijn er geen 2,7 miljoen. De meeste mensen wonen scheef. De EU ziet die subsidiering als oneerlijke concurrentie. Je mag geen subsidies rondpompen in een economie als daar geen aanleiding voor is. Waarom zou je de huren niet koppelen aan het fiscaal inkomen van iemand. Dan betaalt iedereen dus navenant inkomen huur.”
Wat te doen met de hypotheekrenteaftrek? Een lastige zaak, zo geeft ook Brounen toe. “Er liggen meerdere doorgerekende scenario’s klaar. Aftoppen is een optie. Je eerste huis hoeft dat echt geen miljoen euro te kosten. Bij aftoppen stimuleer je mensen nog steeds om te kopen, maar de rijkere mensen help je iets minder. Een ander instrument dat we moeten herzien is de overdrachtsbelasting van zes procent. Dat is niet goed voor de economie, mensen wisselen daardoor minder snel van van baan omdat ze niet willen verhuizen.”
Om de woningmarkt open te breken is een sterk politiek leider nodig, aldus Brounen. Een type den Uyl, die in tijde van de oliecrisis in drie zinnen uit kon leggen waarom de benzine op de bon moest, ook al was dat niet voor iedereen leuk. “Het heeft er zeker mee te maken wie op die stoel zit en of die persoon een speerpunt van het probleem wil maken, ongeacht de politieke kleur die hij of zij heeft.”