Adrian van den Eerenbeemt: ‘Een biertje op het terras? Daar ruil ik alle koffie voor in’

Adrian van den Eerenbeemt: ‘Een biertje op het terras? Daar ruil ik alle koffie voor in’

Al dertig jaar doet Univers-redacteur Adrian van den Eerenbeemt verslag van het campusleven. Wetenschappers, bestuurders, studenten en schoonmakers – er is aan de universiteit geen mens die hij over het hoofd ziet. Maar wie is de man Adrian zelf? En wat weten maar weinig mensen over hém?

Beeld: Jack Tummers

1. Waar dagdroom je over?

‘In een ander land wonen. Een huisje op het platteland in Korea. Een leuk vissershuisje in Spanje. Als je een goede internetverbinding hebt kun je overal werken.

‘De Zuidpool staat ook op de lijst. Er is daar een postkantoor. Een paar jaar geleden zag ik daarvan een vacature, ik heb overwogen te solliciteren. Maar ik woon hier graag. Als ik met pensioen ga zou het een optie kunnen zijn om weg te gaan.’

2. Waar krijg je jouw ideeën voor artikelen?

‘Aan het begin van de week kijk ik wat er speelt. Wat heeft de gemeenteraad besloten, waar zijn de studieverenigingen mee bezig, wat gebeurt er op sociale media? Ik neem het allemaal in me op en ga naar buiten. En dan krijg ik invalletjes.’

3. Waar ben je het meest trots op?

‘Ik ben niet heel ambitieus. Voor mijn ouders was het: jongen, je hoeft geen wereldkampioen te worden. Als je maar gelukkig bent. Als ik iets moet kiezen? Dat het me meestal lukt om een redelijk vriendelijk en goed mens te zijn. Als ik slechte zin heb dat niet teveel te laten merken. En als ik vrolijk ben het juist helemaal te laten merken.’

4. Wat is jouw grootste angst?

‘Financiële problemen hebben. Schuldeisers. Ik heb ooit in die situatie gezeten. Rekeningen laten liggen, de deurwaarder die dreigt je af te sluiten. Dat is vermoeiend en duur. Je krijgt hoge boetes als je niet op tijd betaalt. Arm leven is duur leven.

‘Nu ziet het er beter voor me uit. Ik maak wel eens de opmerking dat ik me geen zorgen hoef te maken als mijn zorgtoeslag ineens wordt teruggeëist. Dat is niet netjes naar anderen die nog aan het opbouwen zijn, maar het is vanuit opgeluchtheid.’

5. Welk boek zou je iedereen aanraden?

‘Het boek dat ik het meest gelezen heb is De wereld gaat aan vlijt ten onder, van Max Dendermonde. Maar om te zeggen, dat raad ik iedereen aan? Nee, dan The Voyage of the Beagle van Charles Darwin. Het gaat over de reis die hij naar Zuid-Amerika maakte voordat hij de evolutietheorie schreef.

‘Darwin was het grootste deel van de reis zeeziek. Hij gaat pas vertellen op het moment dat hij aan land is. Daar vergelijkt hij zijn theorieën met wat hij ziet. Het is een enthousiast verhaal van een jonge man die altijd met zijn neus in de boeken heeft gezeten. En dan maakt hij de reis van zijn leven.’

6. Wat weten maar weinig mensen over jou?

‘Ik ben ooit in een volle theaterzaal toegezongen door de zanger van één van mijn favoriete liedjes van die tijd. Ik was vijf en zat met mijn ouders in de schouwburg in Breda, bij een optreden van de Belgische troubadour Miel Cools. Hij pakte de microfoon en zei: ‘Nou ga ik een liedje zingen, en ik hoor dat het het favoriete liedje is van een klein jongetje, Adrian.’

‘Mijn vader was betrokken bij de organisatie van dat concert, dus we zaten op de eerste rij. Het voelde alsof de hele schouwburg naar me keek. Janken, brullen! Jammer dat ik er niet zo van kon genieten op dat moment. Het was een lied over een stier met een ring in zijn neus, Lied voor Jan, ik was erdoor geobsedeerd.’

7. Jouw persoonlijke eureka-moment?

‘Tegenwoordig heb ik vooral eureka-momenten als ik een interview heb gehouden met iemand, of een leuk verhaal heb dat ik mensen wil laten lezen. Hoe steek ik dat in? Hoe zet ik het op zodat mensen meteen denken: oké, ik wil meer weten en blijven lezen. Dan ga ik achter de computer weg en denk ik erover na. Hoe grijp ik ze bij de strot? Dan krijg ik invalletjes van: oh ja, dat is ‘m.’

8. Welke wijze les zou je geven aan jouw jongere zelf?

‘Toen ik een jaar of dertig was waren de huisjes in de Bomenbuurt rond de ton. In guldens. Maar ik was beginnend journalist, wist niet of ik in Tilburg zou blijven. Om dan een huis te kopen… Achteraf denk ik: dát was het moment.’

9. Wat moet er echt anders aan de universiteit?

‘Het cateringpersoneel, de beveiligers en schoonmakers – het zijn allemaal mensen die hier werken, soms hun hele leven lang, maar die niet in dienst zijn van de universiteit. Het gaat allemaal via externe bedrijven, en als die wisselen, moeten zij ook weer door naar een ander bedrijf. Dat is bizar, niet netjes. Het is geen erkenning van hun werk.’

10. Ze zeggen wel eens dat je het meeste leert van je fouten. Wat is jouw beste miskleun?

‘Na de havo werd ik uitgeloot bij journalistiek. Toen ik een jaar later wél werd ingeloot, kreeg ik geen uitstel meer voor militaire dienst. Dat was de regel, eigenlijk wist ik dat. Als ik in de tussentijd een onzinstudie had gedaan, zoals Public relations, had ik wel meteen naar de Academie voor Journalistiek gekund.

‘Ik heb eerst vervangende dienstplicht gedaan als assistent arbeidsmarktonderzoeker. Ik leerde typen, met computers werken, data verwerken en mensen telefonisch vragen stellen. Het duurde nog drie jaar voor ik journalistiek kon studeren, maar eenmaal daar merkte ik: dit past, dit is leuk. Die ervaring van het arbeidsbureau kon ik goed gebruiken als journalist.’

11. Kat of ezel?

‘Ik heb drie maanden met een muilezel door Nederland gelopen, samen met een vriendin. Van Amsterdam naar Limburg en weer terug. In de avond klopten we bij boeren aan: mogen we ons tentje opzetten en de ezel in de wei zetten? Soms werden we uitgenodigd voor het ontbijt, of voor een kop koffie. Toen leerde ik: je hebt niet veel nodig, het leven is simpel.

‘Nu heb ik twee zwart-witte katten. Leuke beesten, je hoeft er minder naar om te kijken. Zeppo, naar The Marx Brothers, een ontzettend lieve maar ongrijpbare poes. En Dushi, een kater, die was als kitten al zo’n knuffelbeest. Ze stammen af van mijn Tilburgse oerkat Bertje, die heb ik als kitten gehaald toen ik een jaar of dertig was.’

12. Nooit meer bier of nooit meer koffie?

‘Koffie vind ik lekker. Een stevige kop bij het ontbijt, na het avondeten een espresso. Maar een biertje op het terras, op een mooie zomerse dag? Daar ruil ik alle koffie voor in.’

13. Hoed of pet?

‘Wat is dat nou voor vraag? Hoed. Uit de erfenis van mijn opa kreeg ik een oude hoed, die vond ik fantastisch. Van de norm afwijken, je uniekheid uitdrukken – mijn familie van vaderskant is theatraal, dat heb ik meegekregen. Ik ben 1,94 lang. Wat is er nou leuker dan er een hoed op zetten en nog meer opvallen?

‘En een hoed is warm als het koud is, geeft schaduw in de zon, en nog belangrijker, het beschermt tegen de regen. Alleen als het hard waait is het lastig, en op de fiets. Dan draag ik een pet.’

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.