For whom the bell tolls

Terwijl ik midden in een tentamen zat, ontving ik een sms-bericht van mijn vader. Mijn eerste gedachte was dat hij weer eens op zijn mobiele telefoon was gaan zitten maar nee, dit bericht kende enige samenhang. ‘Probleemmetmollenjemoederwordtgekjijnogidee?’ De spatie-knop bleef kennelijk lastig te vinden.
Een dringend telefoontje van mijn moeder volgde al snel. “Er zitten mollen in onze tuin. De hele achtertuin ligt overhoop. Weet jij daar iets van? Jij doet toch iets met milieu?”
“Ik doe Milieurécht, ma. Tenzij je de mollen aansprakelijk wilt stellen, wordt het lastig. Weet je zeker dat het niet gewoon ehm… bodemerosie is?”
“Dat weet ik zeker. We zullen zo’n mollenklem moeten kopen”, zei ze, “Oei. Dat kunnen we eigenlijk niet maken. Vorige week zijn je vader en ik nog op de verkiezingsborrel van de Partij van de Dieren geweest. Als de dierenvrienden hiervan horen, flippen ze.”
“Nee, geen klemmen. Wacht maar. Ik kom al.” Ik klapte mijn telefoon dicht en stond op uit mijn stoel. “Sorry professor, er is even iets tussen gekomen.”
De professor keek verongelijkt maar stemde na enig aandringen in met het uitstellen van het mondeling tentamen naar een later tijdstip. Ik kon nu eenmaal niet afwachten terwijl er mollen in gevaar waren.

*

De achtertuin van mijn ouderlijk huis had nog het meeste weg van een motorcrossbaan. Waar eens gras was, zag ik nu louter omgeploegd land en hopen zand. Het was een droevig gezicht. In deze tuin had ik nog geknikkerd, gevliegerd, mijn eerste joint gerookt.
“Jezus, dit zijn geen molshopen meer”, prevelde ik, “De slag bij Ieper is er niets bij.”
Mijn vader struinde door de tuin, stak af en toe de kop van zijn schep als een guillotine naar beneden. “Dit is onmogelijk. Het is alsof ze me zien aankomen.”
“Mollen zijn blind”, wist ik me te herinneren, “Ik denk dat ze op de trillingen van je voet reageren.” Mijn vader trok zijn schoenen uit en liep op zijn sokken verder maar nog lieten de mollen zich niet vangen.
“Misschien moeten we maar verhuizen.”, zei mijn moeder, “Ik heb dit nooit een leuk huis gevonden. Het is er veel te donker en ’s avonds klinken er voetstappen op zolder.”
“Als je dat doet hebben de terroristen gewonnen”, zei ik, “Geef me een uur en ik heb een oplossing voor dit mollenprobleem.”
Het enige probleem was dat ik geen idee had hoe ik dit aan zou pakken. Mijn eerste gedachte was om de hoofdmol in zijn ondergrondse rijk op te sporen en hem uit te schakelen; de kleinere mollen zouden dan vanzelf vertrekken. Mijn tweede gedachte was dat ik minder computerspellen moest spelen.
Ik meende ergens te hebben gehoord dat mollen niet van trillingen hielden. Ik dacht over trillingen, zocht naar de snelste manier om er een hoop te veroorzaken, en ineens had ik het.

*

“Ziezo!” Ik plaatste de tweede wasmachine een eind van de eerste vandaan, zover van het huis als het verlengsnoer toestond. De wasmachines stonden nu als duellerende cowboys van elkaar afgewend. Ik plaatste er in een wijde cirkel een viertal geluidsboxen omheen.
“Ik denk dat we er zijn.” Ik gaf mijn ouders het teken dat ze naar binnen konden, veilig achter het dubbele glas. Mijn vader zette de cd-speler in de huiskamer aan. Onmiddellijk schalde muziek van Metallica uit de luidsprekers in de tuin. Zelf activeerde ik beide wasmachines en zocht vervolgens dekking achter een gekantelde kruiwagen. Ik was geen seconde te vroeg. Op slag begon de grond onder me te trillen. De wasmachines schudden en denderden zo hevig dat ze in beweging kwamen, zich een weg door de tuin baanden, om en over de molshopen heen. Ondertussen hadden de snoeiharde klanken van ‘For whom the bell tolls’ haast tastbare vorm aangenomen. Zelfs toen ik mijn vingers in mijn oren stak, kon ik het geluid niet uitsluiten. Het voelde alsof de wereld om mij heen verging. Voor de mollen onder de grond moest de overlast tien keer erger zijn.
Het gedreun zal een vijftal minuten hebben geduurd maar het voelde als uren. Ten slotte gaf ik mijn vader het signaal dat de muziek weer uitkon. Ik rende naar de wasmachines, die inmiddels richting de poort waren ontsnapt, en drukte de ‘off’-knop in. Onmiddellijk staakten ze hun mars.
“Het is voorbij.”, zei ik.
Het was inderdaad voorbij. Diezelfde middag zouden we merken dat de mollen inderdaad waren vertrokken, dat we de tuin hadden teruggewonnen. We hadden ze weggedreund zonder ze te hoeven vangen of doden.
’s Avonds vierden we onze overwinning met wijn en zoutjes in de tuin toen we plots een gekraak hoorden, gevolgd door een al even luid gevloek.
“Wat heeft dat te betekenen?” Mijn vader sprong al uit zijn tuinstoel maar die was intact.
Ik ging op mijn tenen staan en keek over de heg heen. De achtertuin van de buurman was omgewoeld. De rechterkant van zijn tuinhuisje was, met buurman en al, de grond in gezakt.
“Mollen!”, riep buurman zelf, “Er zitten mollen in mijn tuin!”
“Echt waar?”, riep ik terug, “Wij hebben anders nergens last van. Weet u zeker dat het niet gewoon bodemerosie is?”

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.