Boer zoekt megastal

Het buitengebied, 2011; Megastallen zover het oog reikte. We verlieten de bus in Diessen en liepen de rest van de weg langs de weilanden. De geur van mest was haast ondraaglijk. Het was hier stil en leeg en ik miste de gezellige drukte van de universiteit.
“Hier staan ze dus”, zei Kathleen ten slotte. Ze wees naar de grote loodsachtige gebouwen die aan de overkant van de weg in aanbouw waren. “Megastallen. Op het platteland krioelt het van die dingen. Uitzichtbedervend. Dieronvriendelijk. Een schande dat dit vandaag de dag wordt toegestaan.”
“En wij gaan daar tegen protesteren hóe?”, vroeg ik. Iets aan de woordvolgorde in die zin liet te wensen over.
“Met graffiti”, zei ze. Ze schudde met een spuitbus. “Op mijn middelbare school ben ik veel met graffiti in de weer geweest.”
“Same here”, zei ik, “Maar denk je echt dat dit enig verschil gaat maken? Er komt hier echt niemand.”
“Zo moet je niet denken. De boeren zélf, rijke criminelen dat het zijn, zullen onze opruiende graffiti zien en de angst in hun harten zal groeien. Ze zullen vol vrees onze volgende aanval afwachten, net zolang tot ze het niet meer volhouden en hun dieronvriendelijke, kapitalistische levensstijl afzweren.”
“Dit klinkt verdacht veel als de strategie van Al-Quaeda…”
Ik kon ternauwernood een op mijn achterhoofd gerichte klap ontwijken. “Kom nou maar.”

*

We moesten over een sloot heen springen, een weiland door, om bij de megastal te komen. Eenmaal ging ik bijna in een koeievlaai staan; mijn hart bonst als ik er aan terugdenk. Pas toen we eenmaal naast de grote loods stonden, hoorden we het geweeklaag van de dieren die daarbinnen waren opgesloten. Het wanhopige geloei van de koeien, het neurotisch geknor van de claustrofobische varkens, een hese zucht die mogelijk aan een depressieve kip toebehoorde.
“Die arme dieren…”, zei Kathleen, “Daar zitten ze dan, met zijn duizenden opeengepakt onder erbarmelijke omstandigheden. Ze zouden al die boeren eens in één hok moeten proppen.”
“Doen ze ook”, merkte ik op, “Alleen heet het dan een schuurfeest.”
Ik wandelde naar de zijkant van de megastal. Het was vroeg op de avond en ik zag geen mensen op of om de stal. De boer was kennelijk bezig met een van die karakteristieke boerenactiviteiten: het ploegen van het land, het karnen van de melk, het zoeken van een vrouw… We hadden vrij spel.
Ik schudde met de spuitbus. “Nou, waar wil je die graffiti hebben?”
“Vergeet de graffiti”, zei Kathleen. Ze stond door een raam de stal in te kijken en had nu een vreemde blik in haar ogen. Ik was gewend haar met gefronste wenkbrauwen te zien, wat betekende dat ze boos was en op het punt stond iets hatelijks te zeggen. Dit was mogelijk de eerste keer dat ze niet boos keek maar bezorgd, geschokt. “We moeten deze dieren vrijlaten. Nu meteen.”
“Vrijlaten? Onmogelijk. Dit zijn geen wilde dieren, Kath. Als wij de deuren opengooien, blijven ze waarschijnlijk in die stal rondhangen, wachtend tot iemand ze komt melken. En ik ga geen avond verspillen met het trekken aan tepels tot er melk uit komt. Niet wéér ten minste.”
“Dan nemen wij ze zelf mee.” Ze was naar de ingang van de stal gerend. Deze zat uiteraard op slot. “Er zit niets anders op. We slaan een ruit in.”
“En dan? Of er gaat een alarm af en een gewapende boer komt naar buiten gesneld, óf we zijn een half uur bezig een stel ongeïnteresseerde kippen naar buiten te jagen waarna de boer als hij morgenochtend constateert dat de ruit is ingegooid het overgebleven vee een afranseling geeft.”
“Nee. Leugens.” Met haar vuist sloeg ze zachtjes tegen de ruit. “Die dieren wíllen bevrijd worden!”
Aan de andere kant van het erf ging een deur open. “Wie is daar?”
“Vlug. Kom mee.” Ik sleurde Kathleen bij het raam weg en we vluchtten over de akker naar de snelweg. Onderweg kon ik haar ervan overtuigen dat het in niemands belang was als we de dieren meenamen, tenzij we over de middelen beschikten om in gebouw Esplanade een biologische varkenshouderij op te zetten.
Ze had tranen in haar ogen. Ik had er een rotgevoel bij. Misschien ga ik vanavond terug om een kip te stelen, één vrije kip als symbool van verzet tegen het monster megastal.

De Club van Rome wordt gevormd door een vijftal idealisten dat – met wisselend succes – duurzaamheid op de campus promoot.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.