Stil in mei
“4 mei.”, zei ik, “Dodenherdenking. Niet echt een avond die veel met milieu en duurzaamheid heeft, nietwaar? Tenzij je doelt op de on-duurzaamheid van mensenlevens, of een vergelijkbare abstracte fictie. Ik denk niet dat De Club van Rome hier veel te zoeken heeft.”
“Doet er niet toe”, gromde mijn collega, de bullebak Nico, “Het belangrijkste is dat om acht uur vanavond iedereen even twee minuten zijn bek houdt. En daar begint onze opdracht.”
We zaten met zijn vieren aan een tafeltje in de mensa. Over een paar uur zouden door veel Nederlanders de doden herdacht worden. Ik keek er nu al naar uit.
“Opdracht?”, vroeg ik.
“De Boodschap”, zei Nico vastberaden, “Op het moment dat heel Nederland luistert, schreeuwt De Club van Rome haar boodschap van duurzaamheid, zodat we door iedereen worden verstaan!” Hij zweeg, als om ons de kans te geven zijn plan te prijzen.
Ik was de eerste die sprak, na een stilte van bijna twee minuten. “Wat een vreselijk slecht idee.”
“Herinner je je die gast van vorig jaar nog, die ineens begon te schreeuwen bij de Dodenherdenking?”, vroeg Benjamin, “Hij dacht ook dat het een mooie grap zou zijn.”
“Volgens mij was hij geestesziek”, zei ik.
“Zie je, daar heb je het al.”, zei Benjamin, “Afijn, we weten allemaal hoe dat heeft uitgepakt. Niemand kon er om lachen.”
Nico stond op. “Ik weet waar ik vanavond sta. Op de heuvel. Met een luidspreker. Als het om acht uur goed stil is in Tilburg, zal ik de mensen vertellen tot welke excessen het verspillen van water en mengen van afval zoal kan leiden!”
“Dat kun je niet maken, Nico”, zei Kathleen. Ik vreesde dat hij het wel zou maken.
“Het zou ongepast zijn”, probeerde Benjamin.
“Global warming, dát is pas ongepast”, bromde Nico. Daarna stormde hij weg. Hij at zijn broodje niet eens op. Wat een verspilling.
*
De doden herdachten we met een grote groep Tilburgers aan de Schouwburgring bij de Heikese Kerk. Als het aan mij lag, konden we met zijn allen net zo goed thuis stil zitten wezen, maar Benjamin en ik vreesden dat Nico iets van plan was en voelden ons verantwoordelijk hem een halt toe te roepen.
“Denk er aan, als je hem ziet, maak me er dan geluidloos op attent waar hij is. En schakel hem even geluidloos uit. We willen geen vuur met vuur bestrijden.”
“Gesnopen.”, zei Benjamin. Hij keek nerveus om zich heen. “Het is zo druk. Hoe gaan we hem op tijd vinden?”
We stonden daar een kwartier, maar van Nico geen spoor. Voor we het wisten, was het acht uur. Hopla! De twee minuten stilte gingen in. Ik zal ze in ‘real-time’ beschrijven (dat wil zeggen dat ik het onderstaande stuk in twee minuten heb geschreven, en u er even lang over zult doen het te lezen. Verteltijd = Vertelde tijd).
Stilte.
Meer stilte. Als het nog stiller werd, zouden mijn oren barsten. Ik keek om me heen. Brave burgervaders, wijze wethouders, pientere professoren en bevlogen bloggers; de crème de la crème van Tilburg was hier vertegenwoordigd. Allen hadden hun monden gesloten, hun handen gevouwen, hun ogen teneergeslagen. Het was zo stil in hen.
Mijn ogen dwaalden van Prins Carnaval langs de rector langs een groep middelbare scholieren en… Nu zag ik hem. Nico stond op een verhoging, vlak onder de burgemeester, gekleed in een net pak met stropdas, maar onmiskenbaar met een luidspreker in zijn handen. Ik werd me bewust van het bonzen van mijn hart, was doodsbang dat het de stilte zou doorbreken.
Ik keek op mijn horloge. Nog een minuut en vijftig seconden te gaan. Nico had nog alle tijd om de doden te beledigen. Ik stootte Benjamin aan en wees naar Nico. Hij knikte en volgde me.
Langzaam begon ik me door de massa te bewegen, voorzichtig om niet op iemands teen te stappen en zo een ongewenste pijnkreet uit te lokken. Een voordeel was dat niemand ons boos nariep of in de weg zat. We slopen naar Nico, die ons nog niet had gezien. Ik zag dat hij de luidspreker naar zijn mond bracht…
Twee doodstille stappen later stond ik achter hem, pakte zijn hand vast. De andere aanwezigen waren te zeer met de doden begaan om onze confrontatie op te merken.
‘Nee’, sprak ik geluidloos, hopend dat hij kon liplezen. Ik keek hem aan. ‘Zie je niet dat het deze mensen menens is?’, zei ik zonder woorden, ‘Proef je de eenheid van dit moment niet, het onuitgesproken respect dat hier in de lucht hangt? Je kunt dit deze mensen niet afnemen. Dat zou wreed en onnodig zijn. Denk alsjeblieft na, Nico.’
Nico knikte, leek onder de indruk, van het moment, van mijn handelen. Een soort van wederzijds respect moest zijn ontstaan en hij liet de luidspreker zakken. Vier mei was gered van lawaaierige interrupties!
We zwegen opgelucht, dachten weer aan de doden. Op één minuut dertig kreeg een meisje vlak naast me de slappe lach, en ze moest gierend van het lachen worden afgevoerd. “Sorry, hihihi. Ik… Echt heel erg.”
Ik keek haar na, hoofdschuddend. ‘Zul je altijd zien’, zei ik onhoorbaar.
De Club van Rome wordt gevormd door een viertal idealisten die – met wisselend succes – duurzaamheid op de campus promoot