Mijn vriendin (3, slot)

Mijn nieuwste vriendin is logopediste, dus ik moet een beetje op mijn woorden letten, vooral op de uitspraak daarvan. Als zij bij me is probeer ik, ten prooi gevallen aan tomeloze fysieke driften, mijn stem zo zwoel mogelijk te laten klinken, een tikkeltje hees ook, wat mij steeds beter afgaat omdat ik steeds meer ben gaan roken. Maar wanneer ik haar iets wetenswaardigs vertel, bijvoorbeeld over de Duitse expressionistische films uit de jaren twintig van de vorige eeuw, dan tracht ik mijn stem een heel andere klank te geven. Dan wil ik een warme bezonkenheid, getuigend van jarenlange zelfstudie en grote belezenheid, in mijn woorden laten doorklinken. Ik weet niet of dit echt goed lukt, want meestal valt zij dan in slaap.

En als we samen over luchtige onderwerpen praten, of ons overgeven aan scherts en luim, geef ik mijn stem iets springerigs en lichtvoetigs, en plaats ik mijn woorden en zinnen in een vrolijke cadans. Een soort allegro ma non troppo, als het ware, soms ook allegro vivante, maar net weer niet allegrissimo want dat zou weer te veel van het goede zijn. Men kan ook overdrijven, nietwaar? Bij serieuze gesprekken daarentegen, bijvoorbeeld over de wereldproblematiek of het weer, klinkt mijn stem adagio, incidenteel afdalend naar adagietto, maar niet te vaak want anders valt ze weer in slaap en dat is niet de bedoeling. En zo stem ik mijn stem af op de stemming waarin wij converseren. Mooie zin, hè?

En toen was er ineens een valse noot in ons harmonieus samenzijn. Halverwege een boeiend betoog mijnerzijds (over de emissie van aandelen onder para door een besloten vennootschap met een ongeoorloofd winstoogmerk) was mijn vriendin in slaap gevallen. De lezer zal begrijpen dat ik daar terecht boos om werd, aangezien er vele uren voorbereidingstijd in deze voordracht waren gaan zitten. Hee, wat leuk, als je boos bent praat je met je echte stem, merkte mijn vriendin (nog nagapend) toen op. Helemaal niet, juist niet, antwoordde ik boos, dan klink ik heel theatraal, net als in een hoorspel uit de jaren vijftig, of een Nederlandse speelfilm uit welk jaar dan ook, heel onnatuurlijk dus. Nee hoor, dit is je echte stem, hield ze vol; je boze stem is je echte stem. Ik was toen heel ontstemd.

Sindsdien verkeer ik in een existentiële twijfel. Wie ben ik? Welke stem is mijn echte stem? Welke stem hoort bij mijn ware ik? Mijn boze stem? Of toch een van de andere? “Mijn naam is legioen, want wij zijn talrijk” (Marcus 5:9). Ik durf bijna niets meer te zeggen, bang dat er iemand aan het woord komt die ik helemaal niet ben. Intussen hebben al mijn stemmen onderling ruzie gekregen, dus we zijn er nog lang niet uit. Om mij toch verstaanbaar te kunnen maken heb ik (of althans één van mijn ikken) mij de eerste beginselen van de gebarentaal eigen gemaakt. En nu hoop ik maar dat ik niet de verkeerde vinger opsteek als ik opnieuw onenigheid met mijn vriendin mocht krijgen.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.