‘Valorisatie zit CentErdata in het bloed’
‘De meerderheid van de Nederlanders voelt zich onbeschermd tegen colportage’, ‘Vrijgegeven spaarloon weinig gebruikt voor consumptie’ en ‘Patiënten negeren advies huisarts.’ Regelmatig halen diverse onderzoeken van onderzoeksinstituut CentERdata de pers. Valorisatie zit CentERdata in het bloed.
Bovenstaande zijn slechts enkele koppen waarmee de media afgelopen jaar hun nieuwspagina’s openden. Soms alleen met bronvermelding van ‘dat blijkt uit onderzoek van de UvT’, tot spijt van Marcel Das, directeur van CentERdata en hoogleraar Econometrie en dataverzameling. “Ik heb natuurlijk liever dat ze CentERdata bij naam noemen. Ik was dan ook heel trots toen GroenLinks vorig jaar kamervragen stelde over ons onderzoek naar telemarketing en colportage.”
Zonder valorisatie zou CentERdata niet bestaan, aldus Das. “We zijn een zelfstandige stichting. We moeten leven van de middelen die we binnenhalen. We hebben geen winstoogmerk, maar moeten natuurlijk wel geld voor de personele lasten, huisvestingskosten en overige lasten uit de markt halen.”
Die markt, dat zijn vooral universiteiten, non-profitbedrijven en overheid. Das beschouwt het bedrijfsleven niet als core business van CentERdata. “We willen een bijdrage aan wetenschappelijk, maatschappelijk en beleidsrelevant onderzoek leveren. Zolang dat met opdrachtgevers uit de overheids- en non-profitsector kan, zullen we de weg van het bedrijfsleven niet bewandelen. We zijn dus geen directe concurrent van bedrijven als TNS NIPO. We willen ook geen commerciële uitstraling hebben. We stellen ons panel geen vragen over zeepjes of automerken.”
CentERdata is sinds 1997 op de Tilburgse campus gevestigd. Hoewel het instituut statutair los staat van de universiteit is er op enkele vlakken wel verwevenheid. Zo heeft het College van Bestuur een benoemingsrecht van een zetel in de Raad van Toezicht (momenteel ingevuld door de decaan van TiSEM) en wordt samengewerkt met onderzoekers van de UvT.
“We beheren twee panels. Het CentERpanel en het LISS panel. Het CentERpanel wordt wekelijks bevraagd over allerlei zaken, het LISS panel maandelijks. Mensen die geen beschikking hebben over internet, krijgen van ons apparatuur te leen. Beide panels vormen mede daardoor een uitstekende doorsnee van de Nederlandse bevolking. We hebben de mensen zelf benaderd met de vraag of ze in het panel willen deelnemen. Dat is het verschil met andere bureaus. Die ondervragen soms alleen mensen die hun vinger opsteken. Maar dan krijg je vaak een vertekening door zelf-selectie, bijvoorbeeld een oververtegenwoordiging van mensen met een bepaalde politieke kleur. Dat kun je niet corrigeren met statistische technieken, dat werkt niet.”
De wetenschappelijke basis waarop de panels zijn samengesteld, is een van de redenen waarom CenterData onderdak heeft op de universiteit. Ook de onderzoeken zijn wetenschappelijk vormgegeven, aldus Das. Hij pakt er een boekje bij. “Een promovendus van ons heeft in kaart gebracht wat het effect van foto’s bij de vragen is. Die foto’s kunnen je antwoord enorm beïnvloeden. Als iemand je vraagt naar je gezondheid en je ziet een foto van sportende mensen, is je antwoord anders, dan wanneer je een foto van een persoon in een ziekenhuisbed ziet. Dat geldt ook voor de vraag hoe vaak je de afgelopen maand uit eten bent geweest. Bij een plaatje van een sjiek restaurant geef je een ander antwoord, dan bij een foto van een fastfood restaurant. “
Diezelfde wetenschappelijke kennis gaat ook op bij de manier waarop antwoorden zijn weergegeven. Mensen zijn volgens Das vaak gewend om bij lastige vragen het gemiddelde te kiezen. “Als je vraagt hoeveel uur iemand per dag tv kijkt, en hij beschouwt zichzelf als gemiddelde kijker, zal hij –als je zes opties geeft- de derde of de vierde kiezen. Maar je kunt de lijst van antwoordopties beginnen met minder dan 0,5 uur, oplopend tot meer dan 2,5 uur of je kunt als onderzoeker beginnen met minder dan 2,5 uur, oplopend tot meer dan 4,5 uur. Deze specifieke keuze heeft dus een flink effect op de uitkomst.”
CentERdata komt op diverse manieren aan opdrachten. Allereerst is er een vaste kring van opdrachtgevers, die het instituut steeds opnieuw weet te vinden. Daarnaast doet het instituut mee aan Europese aanbestedingen en gaat ze de acquisitiemarkt op. Het gevaar bij contractonderzoek is soms dat de uitkomsten van tevoren door de opdrachtgever zijn vastgelegd. Das herkent dat beeld wel. “Opdrachtgevers willen je soms een bepaalde richting op duwen. We kregen een keer een opdracht waarbij de opdrachtgever wilde aantonen dat hun bedrijf het beste van Nederland was. Nou, dat moet nog blijken. Er komt uit wat wij als onafhankelijk wetenschappers op basis van het onderzoek concluderen. Tot op heden is het nooit gebeurd dat een opdrachtgever om die reden afhaakt. “
Hoe komt het nu dat wetenschappers zo weinig aan valorisatie doen? Volgens Das heeft dat met verschillende zaken te maken. “Ik denk dat het heel lastig is om het begrip valorisatie bij facultaire medewerkers een duidelijk gezicht te geven. Wetenschappers zijn soms niet geïnteresseerd. Dat wil niet zeggen dat ze de meerwaarde er niet van inzien, maar je wordt toch snel afgerekend op het aantal publicaties. CentERdata heeft daar geen last van. We publiceren soms wel, maar hebben geen afvinklijst. Er zijn verschillende modellen geprobeerd om facultaire wetenschappers te motiveren tot valorisatie. Bijvoorbeeld door het vrijkopen van onderzoekstijd. Verder is er een model waarbij je wetenschappers die al ervaring hebben met valorisatie laat samenwerken met anderen om hen zo te besmetten. Maar het blijft lastig. Je zult toch een flexibele mix moeten vinden tussen de verschillende modellen wil je facultaire wetenschappers prikkelen om te valoriseren .”