Arme muis
Mijn tante is uit de Partij voor de Dieren gezet. Opgeblazen verhalen deden al weken de ronde, op familiefeesten, borrels en diverse internetfora. Wildvreemden spraken schande over haar. In een uitzending van Knevel & Van den Brink noemde Marianne Thieme haar de grootste ramp voor de natuurbescherming sinds de Exxon-Valdez.
Afgelopen weekend, bij de verjaardag van een vader, vernam ik het verhaal uit eerste hand en kreeg ze de kans haar handelen te rechtvaardigen. Ik vroeg haar wat er de betreffende avond werkelijk was gebeurd.
“Er zat een muis bij mij in huis”, begon ze.
“Hoe is dat mogelijk?”, onderbrak ik, “Je hebt twee katten.”
De katten in kwestie, een Boris en een Sasja, hadden de muis blijkbaar mee naar binnen genomen, met het voornemen ermee te spelen. Toen ze genoeg van hem hadden, was hij op de vloer blijven liggen.
“Hij lag in de huiskamer. Ik dacht dat ‘ie dood was, maar toen ik hem op wilde pakken, bleek hij nog te leven. Hij piepte, ik deinsde achteruit…”
“Hij was waarschijnlijk banger voor jou dan jij voor hem.”
“Onmogelijk”, zei mijn tante, “Ik ben op een stoel gaan staan.”
“Oei.”, zei ik, “En toen?”
Na luttele pogingen de muis van haar eigendom te verjagen, was mijn tante op het idee gekomen een van de katten op te pakken en handmatig naast de muis te plaatsen, opdat hij hem op zou eten.
“En werkte dat?”
“Boris begon zichzelf te likken. Totaal geen interesse in de muis. Tja, die katten eten natuurlijk alleen muizen als het moet. Bij mij krijgen ze Whiskas.”
“Oei.”
“Na een paar minuten kwam de muis overeind en hij rende naar de keuken. Daar wilde ik hem niet hebben.”
“Nee.”
“Het was midden in de nacht. Ik wist niet wat ik moest doen.”
“Tja.”
“Het duurde even, maar ik heb me vermand en ben hem achterna gegaan.”
“En toen?”
“Hij zat nog in de keuken, piepend in een hoekje. Er zijn daar geen schuilplaatsen. Ik durfde hem niet bij zijn staart te pakken. Dat was het eerste plan.”
“Maar dat werd het niet?”
“Ik was bang dat hij op mijn hand zou klimmen en me zou bijten. Ze verspreiden ziekten, nietwaar?”
“Dat zijn ratten.” Ik zag haar bleek wegtrekken en besloot mezelf te censureren. “Of ook muizen? Ja, volgens mij verspreiden muizen ook ziekten. Alle kleine knaagdieren eigenlijk.”
Het bleef even stil. Ik vond het zielig voor mijn tante. Dit deel van het verhaal was door alle kwaadsprekerij naar de achtergrond verdwenen. “Dus moest hij sterven?”
“Ik heb hem met een blok hout doodgeslagen”, zei mijn tante, “ Daarna heb ik voor hem gehuild en gebeden, en hem aan zijn staart opgepakt en van mijn balkon gegooid.”
“Niet begraven?”
“Nee.” Ze werd bleek. “Moest dat dan?”
“Oei. Dat betekent dat hij naar de hel gaat. Weet je of het een islamitische muis was? Die moet je met hun gezicht naar Mekka begraven…”
“Ik heb hem uit zijn lijden verlost.”, hield mijn tante vol.
“Correctie”, zei ik, “Je bedoelt dat je hem uit jóuw lijden hebt verlost. Waarna de rest van Nederland er een olifant van heeft gemaakt…”