Opinie: ‘We moeten kleine studies behouden’
Universiteiten in Nederland zoals de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht dreigen te stoppen met opleidingen die maar weinig studenten trekken. De reden hiervoor? Kleine opleidingen zijn niet rendabel. Dit herinnert me aan een lezing van eminent historicus Tony Judt die hij in 2009 gaf aan New York University. In deze lezing, getiteld What is Living and What is Dead in Social Democracy, bespreekt Judt de huidige staat van de sociaal democratie. Hij zei daar het volgende:
“De afgelopen dertig jaar zijn we in dit land [de VS], in het Verenigd Koninkrijk, in Ierland, over het algemeen in de Angelsaksische wereld, en in een minder mate op het Europese continent, het vermogen verloren om over publieke zaken te denken behalve in een zeer beperkte zin. Als we een wetsvoorstel of nieuw beleid tegen het licht houden en vragen ‘is dit goed of slecht’ dan vragen we ons niet werkelijk af ‘is dit beleid, of dit wetsvoorstel, goed of slecht’. In plaats daarvan stellen we de vraag ‘is het efficiënt, is het productief, bevordert of benadeeld dit het bruto binnenlands product, zorgt dit voor groei of niet’. We stellen in een zeer beperkte zin, economische vragen. Publiek beleid wordt geanalyseerd in economische termen. Dit is niet altijd zo geweest; we hebben dit ons aangeleerd.”
Plannen om kleine studierichtingen te schrappen kunnen in dezelfde termen worden geanalyseerd. Er zijn een aantal kleine spelers binnen het universitaire studieaanbod. Geschiedenis hoort bijvoorbeeld tot deze groep, evenals de verschillende talen, sociologie, filosofie en dergelijke. Universiteiten moeten zich over deze opleidingen niet afvragen ‘zijn ze efficiënt, zijn ze rendabel’. De echte vraag die ze zich moeten stellen is: ‘zijn ze de moeite waard, zijn ze intellectueel en maatschappelijk van belang’. Het antwoord op deze laatste vraag is duidelijk: ja.
In een democratie bestuurt het volk zichzelf. Dit gebeurt meestal op een indirecte manier, bijvoorbeeld door een parlementaire democratie zoals in Nederland. Het volk kiest haar bestuurders, en om goede keuzes te kunnen maken moeten burgers beschikken over bruikbare informatie. Dat wil zeggen, burgers moeten zichzelf informeren over de huidige stand van zaken in de samenleving, welke problemen opgelost moeten worden, en ze moeten beslissen hoe ze deze problemen op gaan lossen. Op basis van deze informatie kiezen burgers hun bestuur. Een democratie vraagt dus om kritische geesten. Maar wat is een ‘kritische geest’? Mensen met een kritische geest zijn beter in staat om buiten het geraamde kader te denken, impliciete veronderstellingen en problemen bloot te leggen, en innovatieve oplossingen te bedenken voor deze problemen. Mijn punt is dat het juist de kleine studies zoals filosofie, geschiedenis en bijvoorbeeld China studies zijn die dergelijke ruimdenkendheid voortbrengen. Zo hebben studenten China studies zichzelf verdiept in een andere cultuur, in andere ideeën en manieren van doen. Deze kennis en ervaring maakt het makkelijker om buiten het geraamde kader te denken en kritisch te kijken naar de eigen samenleving. Sinologen zijn zich immers meer bewust van de contingentie onze denkbeelden. Eenzelfde argument kan gemaakt worden bij iemand die geschiedenis heeft gestudeerd; deze persoon heeft kennis van historische gebeurtenissen en omstandigheden die afwijken van het hedendaagse. Filosofie is bijna synoniem aan kritisch denken omdat filosofen erin geoefend zijn om argumenten te analyseren; in plaats van heersende opvattingen over te nemen wordt een filosofie student uitgenodigd en uitgedaagd om deze opvattingen te bevragen en op basis daarvan zijn of haar eigen mening te vormen. Kritische geesten worden dus specifiek gevormd binnen de hier genoemde opleidingen, studies die toevalligerwijs een kleiner studentenbestand hebben. Omdat ze door een kritische houding aanzetten tot zelfstandig nadenken zijn dergelijke opleidingen echter essentieel voor een vitale democratie.
Kleine studies blijken dus maatschappelijk en intellectueel van groot belang. Dit betekent niet dat economie, natuurkunde, rechten of een andere ‘grote’ studies geen kritische geesten voortbrengen. Gelukkig wel. Waar het om gaat is dat dergelijke studies minder aandacht besteden aan kritische reflectie en meer aan de overdracht van kennis, een doel dat op zichzelf ook van groot belang is. Er moet daarom plaats zijn voor al deze studierichtingen, groot en klein. Of een opleiding rendabel is moet hierin geen criterium zijn. Uiteraard kost een universiteit geld, en moeten kleinere studierichtingen op een bepaalde manier gefinancierd worden. De grotere studies kunnen hier echter zorg voor dragen. Dit heet solidariteit.
Joost Mulder, UvT-alumnus research master filosofie