‘Excuses aan Indonesi? te laat voor nabestaanden’

Slachtoffers zouden meer centraal moeten staan in het rechtsherstel na genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. Dat is de hoofdboodschap van een boek dat Tilburgse onderzoekers hebben gepubliceerd over de ervaringen met rechtsherstel in Afrika. Een van de belangrijkste manieren om recht te doen lijkt simpel maar is dat niet, betogen de auteurs: de slachtoffers en nabestaanden erkennen. De excuses van Nederland aan Indonesi? voor het bloedbad in Rawagede in 1947 komen volgens dit inzicht te laat.

Het boek is samengesteld door Rianne Letschert, Anne-Marie de Brouwer en Antony Pemberton van het Tilburgse Instituut voor Victimologie INTERVICT, samen met Roelof Haveman. Een poging om recht te doen aan slachtoffers van grootschalige misdrijven tegen de menselijkheid is een bijzonder moeilijke taak. Welke straf past de moord op honderdduizenden? Is het mogelijk om daders, omstanders en slachtoffers te onderscheiden in de chaos van een ineengestorte rechtsstaat? Hoe moeten we ons herstel en compensatie voorstellen van slachtoffers die alles zijn verloren en getuige zijn geweest van de meest wrede vormen van sadisme?
Om beter recht te doen aan slachtoffers zou moeten worden erkend dat het rechtssysteem grenzen kent, is een van de hoofdconclusies van Victimological Approaches to International Crimes: Africa.

Het positieve effect op de slachtoffers van de strafrechtelijke vervolging van de daders is vaak klein, zowel wat betreft nationale als internationale juridische processen, zoals voor het Internationaal Strafhof of VN-tribunalen. Ook moet het eventuele positieve effect op slachtoffers van waarheidscommissies en herstelprogramma’s niet worden overschat.

Toepassing van het lokale en internationale strafrecht leidt vaak tot problemen: er is bijvoorbeeld een overdaad aan bewijs voor collectieve misdaad, maar te weinig bewijs van individuele verantwoordelijkheid. De grens tussen schuld en onschuld is vaak dun, of de daders kunnen ook als slachtoffers worden gezien. De realiteit is dat de erkenning van individuen als slachtoffer ook ten koste kan gaan van de belangen van de hele groep. Bovendien zijn er, zoals bij de genocide in Rwanda, soms honderdduizenden daders van wie de berechting lastig is en waarbij de slachtoffers onder moeilijke omstandigheden moeten getuigen.

Bij nationale en internationale juridische processen zouden de krachten moeten worden gebundeld met quasi-juridische structuren in de landen zelf en andere elementen van reparative justice, stellen de auteurs. Rechtsprocessen moeten worden gezien in het licht van andere initiatieven die gericht op zijn democratie en vrede en op programma’s voor economische en sociale ontwikkeling. Daartoe kunnen schadevergoedingen in geld of in natura behoren, beïnvloeding van de beeldvorming over slachtoffers, of het aanbieden van excuses.

Een algemeen recept voor de ideale aanpak bestaat echter niet, blijkt uit het boek. Wel belangrijk is dat maatregelen werkelijk voelbaar zijn, en niet alleen in mooie bewoordingen op papier staan. Vaak is er namelijk weinig budget beschikbaar voor de slachtoffers, zelfs in relatief rijke landen. Effectiever is het om slachtoffers te erkennen als slachtoffers/overlevenden. Dat lijkt een kleine stap, maar is het niet: ontkenning van slachtofferschap maakt juist deel uit van het proces van ontmenselijking dat leidt tot genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. Erkenning van het onrecht is een cruciale stap op weg naar herstel.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.