Recensie: 50/50
Goedkoop scoren. Dat is het eerste wat in je opkomt bij een komedie over kanker. De film 50/50 van regisseur Jonathan Levine gaat echter nergens in de uitverkoop. Ondanks – of misschien wel dankzij – de rauwe humor en de luchtige aanpak is de film oprecht ontroerend.
Adam is een zeventwintigjarige kerel in de bloei van zijn leven. Hij heeft een kunstzinnig vriendinnetje en werkt met plezier bij de radio. Op een kwade dag komt hij erachter dat hij een enorm kankergezwel heeft in zijn ruggegraat. De overlevingskans is volgens de artsen fifty fifty (50/50) en de gedachte dat hij de ziekte misschien niet zal overleven komt hard aan bij Adam zelf, maar ook bij zijn moeder, vriendin en beste vriend Kyle. Om met zijn ziekte te dealen krijgt hij therapie van de jonge, onnozele psychologe Katherine, gespeeld door Twilight-ster Anna Kendrick.
Hoewel 50/50 op papier alle ingrediënten heeft voor een tenenkrommend woensdagavond-true-story-melodrama, is de film verre van dat. Ondanks het heftige verhaal vindt er welgeteld één jankbui plaats, en kent de film evenmin hartverscheurende familietaferelen of deprimerende gesprekken over de dood.
Meer nog dan over kanker gaat de film eigenlijk over vriendschap, en vooral die tussen Adam en de door seks en drugs geobsedeerde Kyle. Kyle is wars van zielig gedoe en vindt dat Adam – nadat hij is bedrogen door zijn vriendinnetje – maar eens flink van bil moet gaan en sleept hem mee naar een bar. Hij spoort Adam aan om de kanker schaamteloos te misbruiken voor het zijn goede doel: ‘The cancer makes you cool!’, om vervolgens zelf het bed in te duiken met een van de meelevende meiden.
Maar ondanks de ruwe humor heeft Kyle zijn hart op de goede plaats, wat wel blijkt als Adam het boek Fighting cancer together in Kyle’s huis vindt en hij ziet dat zijn vriend belangrijke passages fanatiek heeft onderstreept. Die combinatie van rauw, maar wel liefdevol, is kenmerkend voor 50/50. Zo gruwelt Kyle van het kaalscheren van Adams hoofd, of het verbinden van zijn open operatiewond ‘Am I in your body now!!?’, maar hij dóet het wel zonder morren. Net zoals Kyle Adam trouw naar het ziekenhuis brengt, waar zijn ex-vriendinnetje het al snel laat afweten. Door deze kleine gebaren is 50/50, hoewel niet sentimenteel, wél erg ontroerend.
Kritiekpuntje van de film, -en hier moeten lezers stoppen die het einde niet willen weten-: hij loopt goed af. De regisseur heeft humor en kanker op een bewonderenswaardige manier gecombineerd, maar kiest toch voor genezing en een happy end. Kanker lijkt op die manier toch minder verschrikkelijk dan de ziekte in de realiteit kan zijn. Prettig voor de ontspannen kijker, maar net iets minder gewaagd.
Kyle: “You’ ve got cancer?! Who found it?”
Adam: My cleaning lady found it in the back of my jeans, who do you think who found it!!?”
Kyle: “What are your chances?”
Adam: “I don’t know. I looked it up and it said fifty-fifty, but…”
Kyle: “Oooofff, it’s not that bad! It’s better than I thought. You’ ll be fine man, celebraties get cancer all the time. Lance Armstrong, he keeps getting it. Fifty-fify, in a casino-game you have the best odds.”