Oratie over taalverandering
Talen veranderen voortdurend. Er komen woorden bij terwijl andere verdwijnen, nieuwe combinaties worden gemeengoed en ook in de grammatica verschuift er van alles. Vaak ligt de oorzaak van taalverandering in een andere taal.
Verzet tegen taalverandering is niet altijd even nuttig, betoogt hoogleraar Linguïstiek en sociolinguïstiek Ad Backus vrijdag in zijn inaugurele rede aan de Universiteit van Tilburg, gedeeltelijk omdat het vechten tegen de bierkaai is en gedeeltelijk omdat de sociale consequenties van normovertreding in taal daar niet serieus genoeg voor zijn. Het zou immers niet veel uit moeten maken of iemand zegt ‘ik doe mijn ding’, een Anglicisme, of het meer authentiek Nederlandse ‘ik doe wat ik doe’.
Backus breekt een lans voor een benadering van taal waarin aan dit soort veranderingen een centrale rol wordt toegekend. De centrale these is dat taalvermogen wordt opgebouwd op grond van wat we ermee doen en van wat we om ons heen horen, daarbij gebruikmakend van de algemene cognitieve vermogens van de mens. Dynamiek wordt dan een typisch aspect van ons taalvermogen.
Daar staat overigens tegenover dat het ook wel weer meevalt met de mate van verandering: echt van dramatische omvang is die niet. Dat komt door een ander centraal wezenskenmerk van taal: gevoeligheid voor het ontstaan van normen.