Stufi krijgt een nieuw jasje
De studiefinanciering krijgt een nieuw jasje. Studenten moeten vanaf 2014 lenen om te studeren. Sommigen deden dit al met het collegegeldkrediet of een extra lening. Maar door het sociale leenstelsel is de basisbeurs niet langer een gift en moet deze netjes terugbetaald worden aan de overheid. De oppositie en de studentenbonden schreeuwen moord en brand, Univers speelt even advocaat van de duivel en vroeg aan SP-kamerlid Jasper van Dijk: waarom is het allemaal zo erg?
Natuurlijk is het geen goed nieuws voor toekomstige studenten die het al niet breed hebben. Zij zullen bovenop de extra lening of het collegegeldkrediet zich nog eens extra in de schulden moeten gaan werken omdat ze ook niet langer de basisbeurs als gift ontvangen uit Den Haag. Het Centraal Planbureau berekende dat dit zal leiden tot een afname van 25.000 tot 30.000 studenten. Maar is de uitkomst die het CPB als problematisch schetst wel zo’n groot dilemma? We hebben een overschot aan studenten, er is een krappe arbeidsmarkt en die studenten die we dankzij het sociaal leenstelsel zouden moeten missen hebben in deze tijden van crisis weinig tot geen baangarantie. Is de doorvoering van dit stelsel echt een regelrechte aanslag op onze ‘kennisland’ zoals de oppositie luidkeels benadrukt?
SP is er niet blij mee
“Iemand die een opleiding aan het hoger onderwijs heeft afgerond staat gegarandeerd sterker op de arbeidsmarkt. Werkgevers kijken eerst naar het opleidingsniveau, daarna pas naar de specificatie”, aldus SP-kamerlid Jasper van Dijk. Met de vraag welke opleidingen tegenwoordig wel en niet relevant zijn moeten we “oppassen”. De SP snakt naar goedgeschoolde ingenieurs, docenten en medici. Maar hoe zit het dan met bijvoorbeeld sociale studies, zoals we die hier kennen aan de UvT? Valt in die kennisgroep minder te halen? Moet er minder geld naar dit soort studies en meer naar opleidingen waarvan de SP ze zo hard nodig heeft? “Wij zijn gewoon voor investering in het hoger onderwijs. Hoe ze dat geld dan onderverdelen is de verantwoordelijkheid van de universiteiten zelf.” Jasper van Dijk kent geen mensen die de huidige studiefinanciering als gratis geld zien, studenten die èn van hun ouders geld krijgen èn van de stufi. De naam ‘sociaal leenstelsel’ vindt Van Dijk misleidend, ze hadden het beter een asosciaal leenstelsel kunnen noemen.
Van tempobeurs naar prestatiebeurs
Nu het sociale leenstelsel er met bijna alle zekerheid komt breekt in Nederland een nieuw tijdperk aan. De prestatiebeurs die we vanaf 1996 massaal omarmen is niet meer. Nieuwe generaties studenten zullen de 24e (af en toe 22e of 23e) niet meer omcirkelen in hun agenda’s of op Twitter hun vreugde delen met #stufidag als de bankrekening weer is gevuld. De naam prestatiebeurs mag je letterlijk interpreteren. Deze beurs wordt namelijk pas een gift op het moment dat je binnen tien jaar je diploma haalt. Een ware prestatie dus. Voor deze toelage was daar de tempobeurs, die in 1993 door het Kabinet-Lubbers III werd ingevoerd. Daarbij werd voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis gekeken naar studievoortgang in combinatie met studiefinanciering.
Bij de tempobeurs moest je ieder jaar voldoende studiepunten halen om ervoor te zorgen dat je gift niet veranderde in een lening. En onder voldoende studiepunten verstonden ze in het eerste deel van de jaren negentig 25(!) procent van de totale studielast. Na 1995 werd dit verhoogd tot 50 procent. Uiteindelijk was daar de prestatiebeurs waarbij ze niet meer jaarlijks keken naar studiepunten maar naar het behalen van een diploma. Na een blik in het verleden van studiefinanciering en basisbeurzen kunnen we toch wel stellen dat ‘vroeger alles beter was’.