Type D breekt medische psychologie op
Er is vanuit de wetenschappelijke wereld kritiek op onderzoeken waar het departement Medische Psychologie van de UvT naam mee heeft gemaakt: het onderzoek naar type D persoonlijkheid en het verband met herstel na een hartaanval. De link tussen grotere sterfte en het hebben van een type D-persoonlijkheid kan volgens de critici niet worden aangetoond. De wetenschappers beweren dat de bevindingen in het Type D onderzoek gedaan zijn bij een te kleine groep patiënten en dat de positieve bevindingen op zijn minst zijn overdreven.
Mensen met type D hebben volgens de Tilburgse onderzoeksgroep van departementsvoorzitter Johan Denollet (hoogleraar medische psychologie) een viervoudig verhoogd risico op overlijden, het opnieuw doormaken van een hartaanval of het krijgen van een hartstilstand, onafhankelijk van traditionele risicofactoren, zoals ziekte-ernst. Op dit moment liggen er vier artikelen in de wetenschappelijke pers die de relatie tussen verminderd herstel na een hartaanval en het type D-persoonlijkheid in twijfel trekken. Het zijn niet de minsten, het gaat om twee artikelen van het voorjaar in The Society of Behavioral Medicine en twee artikelen in de Journal of Psychomatic Research van juli en september.
Er kunnen volgens de critici vragen worden gesteld bij de gebruikte methodes, de statistiek en bij het concept van het onderzoek. Alle herhalingsonderzoeken zijn gedaan door mensen uit dezelfde onderzoeksgroep vandaar dat men spreekt over: scientific inbreeding. Nieuwe, grotere studies buiten de Tilburgse onderzoeksgroep kunnen geen verband aantonen tussen het overlijden na een hartinfarct en het hebben van een gedeprimeerde persoonlijkheid.
Reactie van Denollet
Johan Denollet gaf de volgende reactie: ‘Ik neem de artikelen in de tijdschriften zeker au serieux, er worden terechte punten aangekaart, punten die ik altijd al voorvoeld heb en waar ik zeker ook zelf onderzoek naar doe.’
Wetenschappelijke inteelt? ‘Het klopt dat we ons eigen onderzoek een paar keer over hebben gedaan en dat we daar ook veel over hebben gepubliceerd. Dat is normaal, we hebben vijftien jaar geleden deze ontdekking gedaan en we hebben er gedegen onderzoek naar gedaan.’
Maar wat vindt u van het feit dat er in vervolgonderzoeken buiten uw departement geen verband tussen het Type D- persoonlijkheid en het verminderd herstel na een hartinfarct wordt aangetoond? ‘De studies die geen verband konden aantonen zijn niet gebeurd bij patiënten na een hartinfarct, maar bij oudere patiënten met hartfalen, het eindstadium van een langdurig ziekteproces. Dat is volgen mij geen toeval. Als er in een oudere groep patiënten onderzoek gedaan wordt naar het verband dan komt het negatief uit, ook wat factoren zoals depressie of angst betreft. Er zijn namelijk ook zoveel lichamelijke oorzaken (zoals nierfalen en diabetes) die kunnen meespelen, dat de relatie type D en sterfte moeilijk aangetoond kan worden. Wij waren overigens in 2010 zelf de eerste groep die gepubliceerd hebben over de mogelijkheid dat er geen verband is bij oudere patiënten met hartfalen. Doe je hetzelfde onderzoek bij mensen die gemiddeld 56-57 jaar oud zijn dan kunnen we het verband wel aantonen. Daarnaast zijn er ook recente studies van andere onderzoeksgroepen in Duitsland, Zweden en Engeland, die ook een verband van Type D persoonlijkheid met hartaandoeningen hebben aangetoond. Inmiddels is de Type D vragenlijst in meer dan 20 talen gevalideerd, en zal toekomstig onderzoek in al deze landen meer duidelijkheid kunnen verschaffen over het wetenschappelijk belang.’