‘Meer interactie nodig bij onderwijs UvT’

Videocolleges, MOOC’s, web based learning. Dankzij ICT zijn de mogelijkheden voor het onderwijs legio. Toch is er weinig echt veranderd, stellen Hans van Driel en Gerwin Pols. Hun ideaal: Niet langer de docent die zijn kennis overdraagt aan de braaf luisterende klas, maar interactie. ICT is daarbij ondersteunend, niet leidend.

Wie de geschiedenisboeken over onderwijs erop naslaat, komt steeds dezelfde plaatjes tegen. 1901: een foto van een overvolle klas, de scholieren in hun mooiste kleding, aandachtig luisterend naar de meester die voor het schoolbord staat. Anno 2013 zijn de plaatjes nagenoeg hetzelfde. Een vrije keuze van kleding en kapsel, tablets of netbooks op tafel, maar nog steeds staat de leraar centraal.

Het is vreemd dat het onderwijs nog zo ouderwets is ingericht, meent Hans van Driel, zelfbenoemd onderwijsvernieuwer en vice-decaan Onderwijs bij de faculteit Geesteswetenschappen. “Kijk naar diensten als Spotify. Prosumenten wachten niet meer af wat de dj draait, maar creëren hun eigen afspeellijst. De samenleving is veranderd. Maar het onderwijs is gelijk gebleven. Nog altijd is het onderwijssysteem aan de UvT top down, terwijl het ook bottom up zou kunnen zijn. “

Gerwin Pols, Hoofd van de afdeling Education Support (LIS) bij Tilburg University: “Door verschillende tools waarmee je zelf materiaal kunt creëren, ontstaan interactiemogelijkheden. ICT wordt nu vaak in eenrichtingsverkeer ingezet, bijvoorbeeld als distributieapparaat van informatie, films en powerpoints. Kijk naar de inrichting van Blackboard, heel traditioneel. De docent zet er materiaal op, de student kan dit lezen, maar zelf nauwelijks iets toevoegen. Er is erg weinig interactie (de interactie mogelijkheden binnen Blackboard worden nauwelijks gebruikt). Laat studenten zelf ook met eigen content komen. Degene die voor de collegezaal staat, is niet meer degene met alle kennis, die tijd is voorbij.”

Volgens Van Driel moet je studenten medeverantwoordelijk maken voor het onderwijs dat ze krijgen. Hij spreekt over verschillende fases van onderwijs. Kennisoverdracht, verwerken, toepassen, analyseren en evalueren. “Het onderwijs is blijven hangen in de fase van kennisoverdracht. We gooien wat handboeken de collegezaal in, studenten krijgen drie of vier jaar theorie en aan het einde doen ze vaak voor de eerste keer zelf onderzoek. Maar studenten zijn slim genoeg om zelf op of buiten de campus aan kennisverwerving te doen. Met videocolleges, TedX, MOOC’s kun je ze alles laten bekijken. In de collegezaal zou je de volgende stappen moeten zetten. Daar heb je de docent voor nodig. Kritische reflectie, kijken hoe je de kennis kunt verwerken en toepassen. De activerende werkvormen die we bij Geesteswetenschappen hanteren, vormen een goed voorbeeld van modern onderwijs.”

Hoe krijg je studenten medeverantwoordelijk voor hun onderwijs? Veel studenten willen gewoon graag dat hun docent alles aandraagt. Pols: “In hun privéleven zijn studenten wel heel creatief. Ze hebben een eigen blog, zijn actief op Twitter, maken foto’s en video’s en delen dit online. Maar het huidige onderwijssysteem slaat creativiteit dood en zorgt ervoor dat ze doodstil op hun stoel zitten.

Een goed concept is dan ook ‘flip the classroom’. Binnen dit concept neem je het frontale college (docent geeft uitleg van de stof) op en de student bekijkt de stof (waar hij maar wil) voorafgaand aan het fysieke college. Het fysieke college gebruikt je dan om in interactie te gaan met de student: discussie, actualiteiten betrekken, verbanden leggen met onderzoek, verdieping aanbieden. Dit sluit ook aan bij het kader van onderwijsintensivering en studenten worden meer betrokken bij hun onderwijs.”

Van Driel kiest bij zijn eigen vak ‘Mediawijsheid’ al volop voor interactie. Studenten kunnen zelf lesmateriaal aandragen, schrijven blogs en beoordelen elkaars werk. “Mijn cursusevaluaties zijn heel extreem. Veertig procent is positief, zestig procent negatief. Er is een omslag in denken nodig en je moet differentiëren. Je zult –zeker in het begin- het klassikale traject moeten blijven aanbieden aan studenten die daar behoefte aan hebben. We leiden middelbare scholieren zo op, dat ze geleerd wordt de leraar te imiteren: ‘Zeg mij wat ik moet doen.’ Zo komen de studenten hier binnen, waar wij hen zouden moeten leren om het zelf te doen. Niet alle docenten op de UvT zullen zo kunnen werken. Bij Geesteswetenschappen kan twee van de vijf docenten moeilijk in zo’n nieuw systeem mee, denk ik. Het vraagt om een fundamenteel andere rol van de docent. Hij is straks begeleider en facilitator. Geen kennisoverdrager meer, maar een verbindende rol.”

Wereldwijd zetten universiteiten steeds meer lesmateriaal online. In Tilburg is de universiteit vooralsnog terughoudend met het online publiceren van haar lesmateriaal. Zo staan op de server van de universiteit momenteel 2.463 videocolleges, 1.348 uur aan materiaal. Dat materiaal wordt niet gedeeld met de buitenwereld. Als het aan Van Driel en Pols ligt, verandert dat. “Er is nu te veel angst. Dat heeft te maken met kwetsbaarheid, maar ook met het verdienmodel. Je krijgt van de overheid geld per ingeschreven student. Als mensen via MOOC’s of videocolleges kennis vergaren, krijg je daar niets voor, ” legt Van Driel uit. “Die angst moet je omzetten in trotsheid. Laat zien waar je goed in bent, voor dit soort lessen moet je naar Tilburg komen.”
Pols werkte tot 2010 bij de Technische Universiteit Delft als adviseur ICT en educatie. Daar werkte de universiteit ook aan het opnemen van colleges. “De bedoeling was om voor een faculteit al het bacheloronderwijs op te nemen. Er werd enorm tegengesputterd door docenten. Vooral de angst om op video vast gelegd te worden speelde hierbij een rol. Uiteindelijk was het een succes en is de TU Delft zelfs een stap verder gegaan door OpenCourseWare en Moocs aan te bieden. Het levert misschien niets op in geld, maar je komt zo wel op een effectieve manier in contact met wetenschappers in het veld.”

Het verdienmodel blijft bij online colleges echter een probleem. Evenals de verplichting van de overheid om een minimum aantal contacturen (twaalf per week) aan te bieden. Volgens Van Driel hangt deze ‘onzinnige verplichting’ universiteiten die willen vernieuwen inderdaad als een blok aan hun been. “Qua financiering moet je misschien naar een vergoeding per ECTS. En waarom zou je contacturen vastleggen? Moet een student hier überhaupt vier jaar blijven? Denk aan education on the job en aan duale masters. Werkgevers vragen tegenwoordig vaak niet meer naar een klassieke opleiding. Met een klassiek cv kom je nergens meer terecht. Je moet denken in profielen met academische vaardigheden van de 21e eeuw, niet in opleidingen. Het vraagt om lef, maar het is wel de toekomst.”

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.