Uraad: veel vragen over concept strategisch plan
Complimenten voor het transparante proces met meepraatsessies, maar tegelijkertijd ook veel vragen en kritiek op het concept strategisch plan. De commissie Onderwijs en Onderzoek besprak gisteren het plan in een lange vergadering.
Fractie Onafhankelijken: “Waarin onderscheidt Tilburg University zich nu echt van andere universiteiten. Dat is nog wat vaag en zou verder uitgewerkt moeten worden.” Fractie Abvakabo: “We hadden verwacht dat in dit concept al meer keuzes waren gemaakt. Het is erg algemeen, ik mis soms de inspiratie uit de sessies.”
Onafhankelijken had onder meer vragen over de richtlijn dat hoogleraren gemiddeld een promotie per jaar afronden. “Is dat wel realistisch bij een gemiddelde promotieduur van vier tot vijf jaar en een gemiddelde uitval? Het betekent dat iedere hoogleraar vijf promovendi onder zijn hoede heeft. De universiteit wil verder inzetten op buitenpromovendi, maar hoe gaan we de kwaliteit waarborgen?”
Abvakabo: “Het thema Understanding Society mag wat meer naar voren komen. We zien nog niet welke kant we nu opgaan. Willen we zowel werken met een Center of Excellence als met thema’s? Waarom geen echte keuzes, bijvoorbeeld alleen voor thema’s? En hoe gaan we zorgen dat we leidend worden op deze thema’s? Wat is bedoeld met social innovation, er zijn wel zeven definities van bekend. Waar willen we ons op fixeren als universiteit?”
Ook Fractie SAM vroeg zich af hoe het CvB het thema social innovation wilde definiëren. “Het concept plan is nog weinig concreet. We kunnen daardoor als fractie nog niet inschatten of de geschetste ambities haalbaar zijn. Hoe onderscheidend zijn we met de gekozen thema’s ten opzichte van andere universiteiten, is er een benchmark geweest.” Volgens de fractie wordt ook de actieve rol van studenten niet uitgediept in het plan. Studenten worden te veel als onderwijsconsument beschouwd.
Dat meent ook Fractie Front: “Er wordt nergens gesproken over het actief worden naast je studie. Dat mag duidelijker terugkomen in dit plan.”
Reactie CvB
Rector Magnificus Philip Eijlander lichtte toe waarom zowel voor thema’s als voor Centers of Excellence is gekozen. “Dat heeft enerzijds te maken met bestuurlijke continuïteit. We hebben deze lijn ingezet, dan stoppen we niet halverwege. Daarnaast zijn het ook echt goede instituten. Tegelijkertijd willen we inzetten op thema’s die passen bij Horizon 2020 en zetten we in op monodisciplinair onderzoek.”
Ook gaf de rector een voorbeeld van het begrip social innovation: “Denk bijvoorbeeld aan domotica in de zorg. Dat heeft deels te maken met techniek. Daar gaan we ons niet mee bezighouden, dat doet de TU Eindhoven al. Wij gaan ons bezighouden met het gedrag van de consument, de sociale kant van de invoering van de techniek. Wat ons onderscheidend vermogen betreft; we moeten in de thema’s een niche vinden.”
Over de promoties: “TSB zit nu rond 0.8 promoties per hoogleraar per jaar. Bij andere faculteiten ligt dat rond 0,6 of 0,7. Je moet het wel op lange termijn zien, er zitten hoogleraren bij die op 2.0 zitten, maar anderen zitten soms heel laag.” Over buitenpromovendi: “Er is behoefte bij mensen om te promoveren, waarom zouden we die mogelijkheid niet creëren, daar zit groei in. Ook bij buitenpromovendi staat altijd de kwaliteit voorop maar niet iedere promotie hoeft een tien te zijn. Een zes of zeven is ook voldoende.”
De rector magnificus beschreef het profiel van de toekomstige Tilburgse student en de vraag wat hen onderscheidt van andere studenten. “Er zijn vier zaken belangrijk. Allereerst vakkundigheid. Daarnaast een brede academische vorming. Op dat vlak mag er wat ons betreft nog wel een tandje bij met vakken over de geschiedenis van je eigen vakgebied, over ethisch besef en integriteit. We willen daar met name aan het begin van de studie extra aandacht aan besteden. Verder moeten Tilburgse studenten goed voorbereid zijn op de arbeidsmarkt. Dat is nu aan de magere kant, blijkt uit de evaluaties van onze studenten. We moeten meer aandacht geven aan stages en persoonlijke ontwikkeling. We kunnen dat echter niet allemaal in het onderwijsprogramma doen. Een deel zal on top off moeten gebeuren. Een vierde punt wat erbij komt. Ik vind dat het belangrijk is dat studenten buiten hun studie relevante ervaring opdoen. Als bestuurder bij een vereniging, via medezeggenschap of door naar het buitenland te gaan.”
Eijlander ging ook in op vragen over de numerus fixus die enkele opleidingen momenteel hanteren. Dat leidt in sommige gevallen tot daling van het aantal bachelorstudenten. “Dat is spannend. Het zorgt voor een mindere financiering vanuit de overheid. Maar als de studenten die hier wel komen beter presteren, minder vaak uitvallen en sneller afstuderen, hebben we uiteindelijk met een lagere instroom dezelfde inkomsten. We moeten de pilots met numerus fixus afwachten om te zien of de studenten het inderdaad beter doen.”