Interview vertrekkend hoogleraar Jan Magnus

Jan Magnus nam deze maand afscheid als hoogleraar economie aan de Universiteit van Tilburg. De hoogleraar maakte door de jaren heen naam met onderzoek in de economie en in de sport. Jan Magnus onderzocht onder andere de efficiëntie van topsporters en het voorspellen van de uitkomst van een tenniswedstrijd.

Zijn onderzoek binnen de sport begon in 1992 tijdens het Wimbledon toernooi. In Londen analyseerde Magnus samen met zijn vrouw de uitspraken van commentatoren. Vanaf 1994 schreef hij samen met toenmalig  Tilburgse student Franc Klaassen gedurende 15 jaar veel wetenschapsartikelen over de tennissport, waaronder het voordeel van de service.

“Gebruik maken van nieuwe ballen voor een betere service is onzin. De bal gaat wel sneller door de lucht en ondervindt minder weerstand, omdat deze glad is. Maar tegelijkertijd heb je daardoor minder controle over de bal. Deze effecten werken elkaar tegen. De meeste dingen die gezegd worden zijn onzin, sommige dingen die gezegd worden zijn geen onzin.”

“De beste strategie voor tennissers is om helemaal te vergeten bij welk punt in de wedstrijd je bent. De echte topspelers nemen op de belangrijke punten net zoveel risico’s als bij de andere punten. Een verband tussen het aantal punten en momentum bestaat wel, maar wordt vreselijk overschat. Als iemand drie punten op rij verliest, denkt de kijker dat hij een inzinking heeft. Mensen overschatten een wetmatigheid waar geen wetmatigheid voor is.”

Magnus is met pensioen, maar brengt samen met UvA-hoogleraar Franc Klaassen deze Kerstmis een nieuw boek uit: Analyzing Wimbledon. “We hebben al veel gepubliceerd over de aspecten die een rol spelen in tennis, maar het boek biedt een handig overzicht”, vertelt Jan Magnus. “Het is niet alleen een hobby, dit boek is ook voor economen en gedragswetenschappers interessant. Professionals willen goed presteren door optimaal gebruik te maken van hun capaciteit. Hierdoor kun je problemen in de sport relateren aan problemen in de economie en aan menselijk gedrag.”

Jan Magnus ging in zijn loopbaan dieper in op de capaciteiten van sporters met de extreme-waardentheorie. Deze theorie werd eerder toegepast in de economie en de verzekeringswereld. Hoogleraren Jan Magnus en John Einmahl onderzochten de ultieme records in 14 atletiekdisciplines. Voor het schatten van de capaciteitsgrens maakte de hoogleraar gebruik van een groot databestand van topatleten. “Coaches zeggen vaak dat dit onzin is. Ze geloven er niks. Dat is wel grappig, want wij weten iets wat zij niet weten.”

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.