Rechtvaardigheid wordt ondermijnd door wetgeving
Verschillende wetsinitiatieven beperken de beoordelingsbevoegdheid van de rechter. Die dreigt door voorstellen als de invoering van bijzondere minimumstraffen en de recente beperking van de mogelijkheden tot het opleggen van taakstraffen in een web van starre regels verstrikt te raken waarbij nog maar weinig ruimte is voor onder andere de persoonlijke omstandigheden van de dader.
Dit heeft de ‘uitholling van rechtvaardigheid’ als gevolg. De rechter wordt namelijk verhinderd om op redelijke wijze een belangenafweging te maken, zo stellen Marc Groenhuijsen en Tijs Kooijmans. Beiden zijn als hoogleraar straf(proces)recht verbonden aan het Departement of Criminal Law van Tilburg Law School. De aanleiding van deze uitspraak is hun preadvies ‘Bestraffing in Nederland’, dat ze op 4 oktober verdedigden. Het advies brengt de voor- en nadelen van een grote discretionaire bevoegdheid voor de rechter in kaart. Daarnaast bieden Groenhuijsen en Kooijmans oplossingen aan voor de eerder genoemde wetsinitiatieven.
De grote straftoemetingsvrijheid zoals we die nu in Nederland kennen, maakt het mogelijk om zoveel mogelijk maatwerk te leveren. Of in een concrete zaak een goede, rechtvaardige straftoemetingsbeslissing is genomen, kan worden bepaald aan de hand van de ernst van het gepleegde feit, de persoon van de dader en zijn persoonlijke omstandigheden. Aan de hand van deze ‘omstandigheden van het geval’ moet de rechter een afweging kunnen maken zonder hierbij te worden gehinderd door een strikt systeem van regels.