Harvard is fantastisch
Waarom is het onderwijs op Harvard fantastisch? Vier kenmerken: standaardisatie, samenwerking, cases en ervaring, betoogt hoogleraar Accounting Jan Bouwens.
Standaardisatie slaat terug op de organisatie van het onderwijs. Jaarlijks laat Harvard Business School 900 studenten toe die in secties van negentig studenten worden ingedeeld. Aan elke sectie wordt een team van zes docenten gekoppeld. Elke docent geeft een vak. Als gevolg van deze structuur is de organisatie van het onderwijs vanuit de vakgroepen extreem eenvoudig te plannen: er zijn voor elk jaar tien secties te vullen. Docenten geven college aan één, hooguit twee secties. Ook de vakken zijn gestandaardiseerd. Het is daardoor onmogelijk om vakken te creëren waar minder dan negentig studenten aan deelnemen. Dat kan wel in het tweede jaar (keuzevak), maar als een vak systematisch beneden de 45 studenten scoort, verdwijnt het vak uit het curriculum. Elk college duurt 80 minuten en kent geen onderbreking. Verder geldt dat toegelaten studenten slim zijn en zij hun motivatie voorafgaande aan de toelating hebben weten te articuleren.
Samenwerking slaat terug op de secties en de vakgroepen. Studenten zijn ingedeeld in groepen die te vergelijken zijn met teams. Zij organiseren bijeenkomsten waarin zij voor zichzelf leermomenten creëren. Zij delen zich verder in kleinere groepen in om zich voor te bereiden op de colleges. De secties blijven twee jaar bij elkaar. Ook binnen de vakgroepen ontstaat samenwerking. Het docententeam bestaat uit onderzoekers en soms een vakdeskundige uit de praktijk. Dit team komt wekelijks bij elkaar om de colleges voor de week erna door te spreken. Een docent bereidt een lesplan voor en de anderen vullen dit tijdens de bijeenkomst aan. Het belang van de interactie die hieruit ontstaat, geeft de kwaliteit van de colleges een ongelooflijke dynamiek. Collegadocenten gaan ook bij elkaar naar de colleges kijken. Ook ervaren collega’s bezoeken elkaar! In de klas zijn de studenten supergoed voorbereid. Dat heeft niet alleen te maken met intrinsieke motivatie, maar ook met het feit dat 50% van het cijfer afhangt van participatie. In elke klas zit een zo geheten ‘scribe’ die electronisch bijhoudt welke student (herkenbaar aan een naamplaatje) iets zegt zodat de docent later alleen maar door het elektronisch dossier hoeft te gaan om de scores aan te geven. Een werkje van vijf minuten. De docent organiseert gedurende het semester lunchbijeenkomsten met de studenten waardoor een meer individuele uitwisseling kan plaatsvinden. Daarnaast kan de student individuele afspraken maken met de docenten en ook met een assistent als hij behoefte heeft aan technische uitleg.
Op Harvard wordt gewerkt met cases. Van studenten wordt verwacht dat zij de onderliggende theorie hebben gelezen en dat zijn zich hebben voorbereid op de case. Als docent geef ik een willekeurige student een zo geheten ‘cold call’, waarin ik hem of haar vijf tot tien minuten aan een stuk ondervraag over de case. Gedurende die tijd moet de student gaan glanzen. Dit is hun moment van het semester in jouw vak. Collegastudenten luisteren mee! Zo liet ik een student dit jaar uitleggen waarom het voor de bedrijfsuitoefening van belang is dat wordt toestaan dat voetbalspelers op de balans van de club zijn terug te vinden. Dan gaat hij in op hoe de economische realiteit binnen accountingtermen kan worden gevolgd. Elk college is ingedeeld in drie tot vier leermomenten. Deze komen tot stand door studenten te ondervragen over de inhoud van de case. De docent is bij voorkeur ‘facilitator’ van wat de studenten naar voren brengen. Af en toe geeft hij minicolleges. Aan het einde van elk leermoment trekt hij conclusies. Dat doet hij ook aan het eind van het college. Deze methode betekent niet dat er geen structuur bestaat. Elke docent werkt met een bordplan (ja, HBS werkt nog met krijt en bord) en hij moet ervoor zorgen dat studenten de essentiële zaken uit de case raken. Het is niet te geloven hoe krachtig lesgeven kan zijn als studenten als studenten zijn voorbereid.
Studenten van Harvard hebben meerdere jaren ervaring. De helft van de studenten heeft een technische opleiding, 40% heeft een economische achtergrond en ja, er zitten ook filosofen en letterkundigen. De ervaring en diversiteit is natuurlijk zeer bruikbaar tijdens de colleges. Als je spreekt over waardering van bedrijven en je hebt twintig studenten in de klas die zulke waarderingen in de praktijk brachten, dan kun je je voorstellen dat de kwaliteit van de bespreking in de klas van een heel hoog niveau kan zijn.
Het zal niemand verbazen dat zowel studenten als docenten het onderwijs als fantastisch ervaren en kwalificeren. De bouwstenen zijn: standaardisatie, samenwerking, cases en ervaring. Kunnen we dit in Tilburg ook? Ja dat kan, het enige dat we niet kunnen vragen is ‘ervaring’. Toch iets om over na te denken.
Jan Bouwens is hoogleraar Accounting aan de Universiteit van Tilburg.