Niet stemmen
Vandaag ga ik voor het eerst in mijn leven níét stemmen. En dat voelt goed. Het zat er aan te komen. Bij de vorige verkiezingen (die voor de Tweede Kamer) stemde ik blanco. Ik was al die loze verkiezingsbeloften meer dan zat.
Heeft dat nut, blanco stemmen? Volgens de Kieswet is een blanco stem niets waard. Ik vind dat vreemd. Een blanco stem is toch ook een stem? Als een x-aantal stemmen een zetel oplevert, waarom levert datzelfde aantal aan blanco stemmen dan geen lége zetel op? Dat zou pas democratie zijn. Een blanco stem is immers de boodschap dat je wél gelooft in democratie, maar geen enkele politieke partij goed genoeg vindt om jou te vertegenwoordigen.
Waarom heeft een blanco stem geen enkele invloed op de verkiezingsuitslag? Waarom levert 10 procent aan blanco stemmen niet 10 procent aan lege zetels op? Wat een prachtig beeld zou dat zijn in de gemeenteraad of de Tweede Kamer. En wat een sterk signaal aan de politiek. Maar de realiteit is anders: wie blanco stemt, gaat akkoord met de grootst gemene deler. Ik noem dat het democratisch tekort.
Maar goed, prima. Als dit de regels zijn, doe ik het vandaag anders. Ik ga níét stemmen. In 2006 was de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen 58 procent. Vier jaar later, in 2010 nog maar 54 procent. Wie weet duiken we vandaag voor het eerst in de historie onder de 50 procent. Lijkt me een krachtig signaal. Misschien dat dan eindelijk eens tot de politiek doordringt dat er iets moet veranderen.
Nu hoor ik je al mompelen: „als je niet gaat stemmen, moet je straks ook niet lopen klagen.” Dat vind ik nu zo’n onzin, die dictatuur van de democratie. Ik draai het liever om. Als je wél stemt, moet je straks niet lopen klagen. Immers, jíj hebt ze gekozen, de dames en heren die straks in de gemeenteraad zitten. Ik niet, ik ben niet verantwoordelijk. Want ik stem niet op een kandidaat die om wat voor reden dan ook mijn goedkeuring niet kan wegdragen.