Steeds minder vrij onderzoek
Geldstromen maken vrije wetenschap kapot. Niet nieuwsgierigheid maar economisch nut zwaait met de scepter. Financiering van onderzoek is dwingend en onwetenschappelijk. Wetenschappers “moeten externe opdrachtgevers lief aankijken voor financiering of een samenwerking, terwijl de eigen nieuwsgierigheid minder telt.” Dit is het beeld dat Follow the Money in een artikel schetst.
Follow the Money, een platform voor onderzoeksjournalistiek, onderzoekt in een serie artikelen de geldsporen in de wetenschap. In het eerste artikel schetsen ze alvast een kafkaësk beeld van wetenschappelijk Nederland.
Rondpompen van vrij onderzoeksgeld
Onder de eindstreep kan een universiteit veel geld binnenhalen met externe onderzoeksgelden. Zoveel zelfs, dat ze door eerder succes geen nieuwe projecten meer aan kunnen vragen. Universiteiten leggen namelijk, voor elke euro die ze aan onderzoeksgeld binnenhalen, zelf 74 cent bij, blijkt uit onderzoek van Ernst & Young. Dit geldt voor onderzoeksgelden van de NWO en diverse andere (bijvoorbeeld Europese) subsidies, maar ook(!) voor contractonderzoek in opdracht van bedrijven. En universiteiten beschikken niet over een oneindige bron interne financiering. Integendeel. Het vrij te besteden onderzoeksgeld (de eerste geldstroom) wordt van alle kanten aangevallen.
Bedrijven laten graag onderzoek doen door universiteiten. Onderzoek dat voorheen op R&D-afdelingen gedaan werd, draait nu op universiteitspersoneel en deels op universiteitsgeld. Onderzoekers zoeken hun financiering ook steeds vaker buiten de universiteit. Dit wordt aangemoedigd door de matchingbehoefte, maar vooral door een gebrek aan een eigen vrij onderzoeksbudget. Dus kloppen onderzoekers aan bij bedrijven, NWO en de Europese Unie. De ironie? Juist dit zoeken naar externe financiering zorgt er voor dat er nóg minder geld vrij te besteden is. Want voor elke binnengehaalde euro moet geld bijgelegd worden.
De positieve cijfers verhullen op eerste gezicht het feitelijke rondpompen en herindelen van vrij onderzoeksgeld. Winsten, behaald op de tweede en derde geldstroom, worden gulzig afgesnoept van de eerste geldstroom. De rivier van vrij onderzoeksgeld wordt door ‘het economisch nut’ heel ingenieus uitgekleed en drooggelegd, lijkt het. Wetenschappelijke vrijheid brokkelt af onder de sluier van groene cijfers. Onderzoeksgeld wordt aan alle kanten gevangen in potjes. Vrij onderzoek betaalt de rekening. Bevorderlijk voor de wetenschap lijkt het ons niet.
Is het een probleem?
Tast dit de onafhankelijkheid en innovatie van de Nederlandse wetenschap aan? Volgens FTM zijn de meningen verdeeld: “Enerzijds wordt de ontwikkeling bejubeld en is Nederland trots op de ‘economische benutting van de wetenschap’. Aan de andere kant maken hoogleraren zich zorgen over de onafhankelijkheid van hun vak. Zij moeten externe opdrachtgevers lief aankijken voor financiering of een samenwerking, terwijl de eigen nieuwsgierigheid minder telt.”
Een genuanceerd antwoord. Het beeld verandert er niet door. De cijfers maken het verhaal wat concreter. Uit het rapport van Ernst & Young blijkt dat er van het vrije onderzoeksgeld maar circa één derde daadwerkelijk overblijft voor vrij onderzoek. Dat is 653 miljoen euro op 1,8 miljard euro. De matchingbehoefte slurpt het merendeel op: iets meer dan 1,1 miljard euro.
Is het een probleem? Dat is dus de vraag. Zorgelijk vinden wij het alvast wel.
FTM volgt het geld, wij volgen FTM. Volgt u met ons mee?