Hoofdvragen over Cohesie

De Socioloog des Vaderlands houdt misschien niet van peren, maar wel van ‘patat’ en bier. En daarom stak ie, net zoals vele studenten dezer dagen, de Belgische grens over om meteen ook een academisch praatje van Sarah Botterman bij te wonen. Zij promoveerde vorige dinsdag op een onderzoek naar Sociale Cohesie in Vlaanderen. Ook al heeft de Socioloog des Vaderlands best wel kaas gegeten van ‘sociale cohesie’, je vraagt ons maar beter niet om dit concept kort en bondig te beschrijven. Hierin staan we gelukkig niet alleen – vraag aan tien sociologen om ‘sociale cohesie’ eens helder te definieren, en je krijgt tien verschillende antwoorden. Meer zelfs, in de hele Cambridge Dictionary of Sociology valt er nergens een concrete invulling van ‘social cohesion’ te vinden. Niet verwonderlijk dat ‘sociale cohesie’ wel eens een ‘quasi-concept’ wordt genoemd: sociologen, maar ook beleidsmakers, bijvoorbeeld in Nederland, Engeland, de Europese Commissie en zelfs de Verenigde Naties, nemen varianten van dit concept maar al te graag in de mond zonder een heldere omschrijving; zo wordt het een van die begrippen die we graag gebruiken, ook al weten we niet goed waar het nu eigenlijk om gaat.

Om heel die begrippendiscussie te ontmijnen hebben Ade Kearns en Ray Forrest – twee Sociologen van het Britse Vaderland – het begrip ‘sociale cohesie’ uiteengerafeld in een aantal zinvolle en meer tastbare dimensies, nl. (1) gemeenschappelijke waarden, (2) sociale orde en controle, (3) sociale solidariteit, (4) sociale netwerken en sociaal kapitaal, en (5) territoriale identificatie. Hier gaat het proefschrift van Sarah Botterman deels over: zijn al die vijf dimensies van sociale cohesie terug te brengen tot een enkele index die het beleidsmakers mogelijk maakt de samenhang van een samenleving te meten, zoals recent bijvoorbeeld de Bertelsmann Stiftung recent heeft gedaan (zie diagram)?

Analyses op hele rist aan Vlaamse gemeentedata toont aan dat het maken van een allesomvattende index niet eenvoudig is. Een tweetal grotere dimensies komen naar voren: enerzijds een ‘traditionele’ communitaristische vorm van cohesie met een erg hoge religieuze participatie, een dens verenigingsleven, en de afwezigheid van geweldsdelicten; anderzijds een meer ‘moderne’ of economische vorm van cohesie waarin vooral de afwezigheid van deprivatie centraal staat. En deze twee dimensies vallen soms maar niet noodzakelijk samen: in bepaalde ‘armere’ gemeenten lijkt een hecht verenigingsleven en kerkelijke betrokkenheid voor een zekere samenhang te zorgen, terwijl in sommige gemeenten met een zwak verenigingsleven economische welstand misschien die leegte lijkt op te vullen; anderzijds zijn er dus ook gemeenten die relatief arm zijn en waarin deze verpauperde toestand niet wordt opgevangen door traditionele vormen van samenhang.

De pogingen om toch maar naar buiten te komen met een allesomvattende index voor sociale cohesie die aangeeft welke samenlevingen sterk samenhangen en welke minder, lijken dus op het eerste zicht eerder beleidsondersteunende oefeningen te zijn dan een grondige sociologische analyse naar de inhoud van een toch wel bijzonder abstract concept. Maar voor zij die een concept als ‘sociale cohesie’ willen afdoen als een quasi-concept en het liever naar de prullenbak willen verwijzen, komen op hun weg de Socioloog des Vaderlands tegen!

Bedankt trouwens, Jack Tummers, voor de mooie foto’s! Niet alleen Jack, maar ook wij zijn te vinden op Facebook en Twitter.

TR

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.