De do’s, don’ts en risico’s van opvang in de regio
Afgelopen donderdag organiseerde het Hartslagcafé de thema-avond ‘De vluchteling begrensd’. Eén van de sprekers was Conny Rijken, universitair hoofddocent bij INTERVICT. Haar bijdrage lees je hieronder.Opvang van vluchtelingen en migranten in de regio past binnen de toenemende externalisering van het migratiebeleid door de EU. Externalisering geschiedt via documentcontrole door EU-landen op luchthavens in derde landen; patrouillering in territoriale wateren van derde landen door EU-lidstaten of Frontex; het waarschuwen van de Turkse kustwacht dat een bootje met migranten zich begeeft richting Griekse (lees EU-)grens met als doel dat de Turkse kustwacht dit bootje onderschept en terugbrengt naar het Turkse vasteland voordat het zich in de Griekse wateren begeeft. Doel van de externalisering is tweeledig: ten eerste voorkomen dat migranten zonder de benodigde paperassen zich melden aan de poorten van de EU en ten tweede voorkomen dat deze migranten de gevaarlijke overtocht naar de EU maken en daarmee de activiteiten van mensensmokkelaars dwarsbomen. Het tweede doel lijkt ondergeschikt aan het eerste doel.
Gaat het om opvang in de regio dan blijft in de huidige debatten onderbelicht wat daaronder moet worden verstaan. Betreft het een volledige afdoening van een asielverzoek in de regio? Dan volgt de EU het voorbeeld van Australië, waarbij Papua New Guinea en Nauru asielverzoeken afhandelen volledig gefinancierd door en in opdracht van Australië. Landen die dat op deze manier uitbesteden denken daarmee ook de verantwoordelijkheid voor eventuele mensenrechtenschendingen te hebben overgedragen. Die landen komen bedrogen uit want dat is maar ten dele waar. Alhoewel niet alle vragen rondom extraterritoriale toepassing van mensenrechten volledig zijn beantwoord, is het duidelijk dat wanneer een land activiteiten in een derde land onderneemt en daarbij controle uitoefent over een persoon, de mensenrechten inclusief die die voortvloeien uit het vluchtelingenverdrag, volledig gerespecteerd dienen te worden.
Deze verantwoordelijkheid is lastiger te bepalen wanneer die activiteiten worden ‘afgekocht’ middels financiële en technische hulp. De mate van controle en invloed is dan mede bepalend voor de vraag of er verantwoordelijkheid ontstaat. Ook moet worden gekeken naar de situatie in het land waaraan hulp wordt verstrekt. Wanneer de EU overweegt financiële hulp te geven aan een onderdrukkend regime waarvan bekend is dat het mensenrechten met voeten treedt (bijvoorbeeld Eritrea) ontstaat er op zijn minst een morele verantwoordelijkheid en wellicht ook een juridische verantwoordelijkheid.
Opvang in de regio kan ook betekenen dat landen die conflicthaarden omringen volledig verantwoordelijk zijn voor de opvang met financiële steun van de EU. Doel hiervan is vooral gelegen in voorkomen dat mensen doorreizen naar Europa. De afspraken tussen Europa en Turkije zijn hiervan een voorbeeld. Met afspraken over versoepeling van het visum-regime, het herstarten van toetredingsonderhandelingen en een zak geld wordt Turkije verleid de verantwoordelijkheid voor de vluchtelingen − inclusief het bieden van een perspectief en voorkomen van doorreizen − op zich te nemen. Ook hier ontstaat niet direct een juridische verantwoordelijkheid voor de EU voor wat er in deze landen gebeurt. Dit is anders wanneer wordt teruggestuurd vanuit de EU naar deze landen als onderdeel van terugkeerovereenkomsten of als onderdeel van de opvang in de regio. Dan geldt een volledige verantwoordelijkheid voor de terugsturende autoriteit omdat deze effectieve controle uitoefent of omdat de activiteit plaatsvindt op het grondgebied van de lidstaat.
Gaat het om opvang in de regio dan blijft in de huidige debatten onderbelicht wat daaronder moet worden verstaan
Opvang in de regio kan ook betekenen dat omringende landen verantwoordelijk zijn voor de opvang, maar dat op basis van hervestiging vluchtelingen in de opvangkampen worden beoordeeld en bij positieve beoordeling worden toegewezen aan een land dat zich bereid heeft verklaard vluchtelingen op uitnodiging toe te laten. Zij kunnen dan op een veilige manier reizen naar het uitnodigende land. Op dit moment geschiedt een dergelijke beoordeling door de UNHCR of door migratieautoriteiten van een land, bijvoorbeeld de Nederlandse IND. Er wordt slechts zeer beperkt gebruikgemaakt van deze mogelijkheid (ongeveer 500 per jaar in Nederland) en dat is een gemiste kans. Als opvang in de regio leidt tot het toekennen van een (eventueel voorlopige) vluchtelingenstatus aan degenen die dat nu op Europees grondgebied ook krijgen (met name Syriërs en Eritreeërs) en zij vervolgens op een veilige wijze naar Europa kunnen reizen, dan heeft opvang in de regio kans van slagen en kan zowel het doel van voorkomen van illegale migratie en voorkomen van onveilige overtocht worden gehaald, waarbij ook serieus werk wordt gemaakt van het dwarsbomen van de mensensmokkelaars.
Gelijktijdig zouden meer mogelijkheden gecreëerd moeten worden voor arbeidsmigratie naar de EU. De richtlijn voor seizoenarbeiders die vorig jaar februari is aangenomen is daarvan een goed voorbeeld. Derdelanders kunnen tijdens het oogstseizoen of andere piekperioden op een legale manier en met de arbeidsrechtelijke waarborgen van een fatsoenlijk loon, huisvesting, arbeidsuren, enzovoort afreizen naar de EU. Het geld dat zij verdienen wordt doorgaans geïnvesteerd in het thuisland zodat het tegelijkertijd de situatie in land van herkomst verbetert. Tegelijkertijd wordt zo de achterliggende oorzaak aangepakt, namelijk economische ongelijkheid tussen landen en werelddelen.
Conny Rijken