There Goes My Hero

Wat was het toch een weekje van contrasten, e beste mensen. Vorig weekend werd Robert Putnam even op zijn plaats gezet in de Volkskrant n.a.v. “voortschrijdende inzichten” op zijn onderzoek rond diversiteit en sociaal kapitaal. Enkele dagen later stond ie op een piëdestal in een uitverkochte (jawel, 20 euro per ticket) Aula van de UvA te praten over ongelijkheid in Amerika. Ook schuwde hij het debat met Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher niet. Als socioloog denk je dan “Wat moet je hier nou mee?” Laat de Socioloog des Vaderlands eens ingaan tegen de negatieve sentimenten, en zijn liefde betuigen voor één van de grootste sociale wetenschappers van de afgelopen decennia. Wil je weten waarom zonder de achtergrond: doorscrollen naar de laatste sectie!

Over “sociaal kapitaal”

Als je als student de sociale wetenschappen uitzwaait zonder enig notie van “sociaal kapitaal”, dan heeft er iemand zijn best niet goed gedaan. Vanuit sociologisch oogpunt wordt er vaak geknipoogd naar de invulling van Pierre Bourdieu die verwijst naar hulpbronnen voortkomend uit netwerken. Putnam ziet het breder en verwijst naar de structurele (netwerken) en culturele eigenschappen (vertrouwen en reciprociteit) van een samenleving die samenwerking vergemakkelijkt. Het belang van sociaal kapitaal is niet te onderschatten omdat het, aldus Putnam, zou bijdragen aan democratische performantie. Bovendien is het alarmerend dat in Amerika dit sociaal kapitaal juist een sterke knauw heeft gekregen. Verwijzend naar de metafoor van “Bowling Alone” stelt ie dat over de jaren heen, Amerikanen stelselmatig minder gingen participeren en elkaar minder vertrouwden.

socialcapitalpig

Andermaal werd ook Bowling Alone, naast de resem terechte lofzangen, bedolven onder de nodige kritiek. Enkele scherpe geesten stelden namelijk vast dat in Putnam in zijn beschrijving van de Amerikaanse gemeenschap te weinig aandacht schonk aan de raciale samenstelling van het land. Rodney Hero was een van de meest actieve stemmen in dit debat, en stelde dat sociaal kapitaal actief ingezet kan worden om de positie van raciale minderheden, i.c. de zwarte gemeenschap, te verzwakken. Filosofe Barbara Arneil gaat door op hetzelfde elan: juist vanaf de periode dat zwarten meer burgerrechten kregen, is er een daling in het sociaal kapitaal vast te stellen.

Over “E Pluribus Unum”

Omdat Putnam langs alle kanten werd wakker geschud om iets te doen rond diversiteit, zette hij een horde assistenten aan het werk om zijn Social Capital Community Benchmark Survey uit te turven om de relatie tussen de raciale samenstelling van Amerikaanse buurten en het sociaal kapitaal in die buurten vast te stellen. Pas in 2007 zag hij de kans om de bevindingen naar buiten te brengen. Het jaar daarvoor kreeg hij namelijk de Johan Skytte Prize in Political Science, het equivalent van de Nobelprijs voor politieke wetenschappen, voor zijn sociaal kapitaal onderzoek. Dit bood hem een kans om zijn onderzoek de wereld in te sturen. Hij heeft, naar eigen zeggen, zolang gewacht met de publicatie van “E Pluribus Unum” om zowel de cijfers juist te hebben, alsook de juiste toon voor zijn artikel te vinden.

Kort genomen stelt Putnam dat op de korte termijn diversiteit slecht is voor het sociaal kapitaal. In de meest diverse buurten hebben inwoners niet enkel minder vertrouwen in de out-group, maar ook minder vertrouwen in de in-group. “Diversity, at least in the short run, seems to bring out the turtle in all of us,” aldus Putnam. En toch, Putnam stelf zelf vast dat diversiteit niet op alle indicatoren van sociaal kapitaal vat heeft. Bovendien blijkt uit de enige gepresenteerde regressieanalyse dat armoede in de wijk dubbel zo hard inhakt op diversiteit (aangezien het gestandaardiseerde effect dubbel zo groot is). En toch blijft Putnam hardvochtig in zijn bevinding dat diversiteit bijzonder schadelijk is voor de sociale cohesie.

fearturtle

Replicatie na replicatie

De bevinding dat diversiteit het gemeenschapsleven uitholt gaf bovendien aanzet tot een stroom aan replicatiestudies, waarvan twee recente misschien wel het orgelpunt van deze onderzoekstraditie vormen. Om te beginnen verschijnt eerstdaags in het toonaangevende American Journal of Sociology een artikel van de hand van Maria Abascal en Delia Baldassarri die het Social Capital Community Benchmark Survey aan een grondige toets hebben onderworpen. Je kan je afvragen waarom het acht jaar heeft geduurd voordat iemand Putnams data heranalyseerde; maar het is onderhand vrij bekend dat sociale wetenschappers nogal graag op hun data zitten. Nu, de bevindingen zijn best wel onthutsend, aangezien de onderzoekers vaststellen dat de negatieve relatie tussen diversiteit en sociaal kapitaal wordt veroorzaakt door het feit dat in diverse buurten juist meer minderheden wonen die op zichzelf al minder vertrouwen hebben; kortweg: een compositie-effect.

Een ander artikel is van de hand van Nederlandse collega’s Tom van der Meer en Jochem Tolsma (2014) waarover we hier eerder al hebben gerapporteerd. Zij hebben de resultaten van meer dan 100 wetenschappelijke bijdragen naar het effect van diversiteit op sociaal kapitaal – vaak in andere contexten – geanalyseerd. Het belang van onderzoek buiten de Amerikaanse context is belangrijk gezien het Amerikaans exceptionalisme. Juist door verschillende studies op andere locaties samen te brengen krijg je zicht hoe universeel deze relatie is, en welke dimensie van sociaal kapitaal juist het sterkst wordt aangetast. Van der Meer en Tolsma tonen aan dat niet het belangrijke sociaal vertrouwen (“vertrouwen in de “meeste” mensen”) onderhevig is aan diversiteit, maar wel “vertrouwen in de buurt” (wat op zich ook niet onproblematisch is, natuurlijk).

Gecombineerd brengen deze bevindingen het “E Pluribus Unum”-artikel in een lastig parket. Juist het feit dat Putnam in zijn artikel stelt dat hij multilevelanalyse heeft toegepast, maar de replicatie van Abscal en Baldassarri bewijst dat de toepassing van multilevelanalyse het significante effect laat verdwijnen, roept bijzonder veel vragen op. De vaststelling dat in “E Pluribus Unum” slechts één tabel toont, m.n. “trust in neighbors”, die volgens van der Meer & Tolsma juist het sterkst onderhevig zijn aan diversiteit, doet zich afvragen of de effecten op andere indicatoren juist minder groot zijn. Kortom, veel te veel los zand …

Over types sociologen

En toch blijft de Socioloog des Vaderlands een grote boon hebben voor Robert Putnam. Waarom? Het antwoord bevindt zich in het pleidooi van Michael Burawoy – professor sociologie aan Berkeley, en ooit voorzitter van de American Sociological Association. In zijn Presidential Address houdt Burawoy een pleidooi voor de publieke sociologie. Op basis van een analyse van de taakverdeling binnen de sociologie maakt Burawoy een opdeling tussen de professionele sociologie (sociologie voor vakgenoten), beleidssociologie (sociologie voor beleidsmakers), publieke sociologie (sociologie voor burgers) en kritische sociologie (wetenschapskritiek, doorgaans gericht op vakgenoten). Over hoe die vier zich verhouden binnen Nederland kan ik enkel maar verwijzen naar een aankomend essay in Sociologie van de hand van Caroline Dewilde en Peter Achterberg. De boodschap die Burawoy meegeeft is dat je als socioloog niet alles kan doen. Je kunt bijvoorbeeld niet continu het publiek informeren over maatschappelijke fenomenen als je leven gewijd is aan een grondige studie ervan.

burawoy

Maar dat is buiten Robert Putnam gerekend! Want als geen ander kan hij verschillende van die taakverdelingen goed overspannen. Om te beginnen is Putnam de persoon van de grote ideeën. Veel sociologisch onderzoek is hypothesetoetsend. Putnam daarentegen lanceert vaak de grote ideeën die andere sociale wetenschappers juist in staat stelt om deze ideeën ook geldig zijn buiten de Amerikaanse context, en de onderliggende causale mechanismen te ontwarren. Als er bloedarmoede heerst bij de hypothesetoetsers, dan mogen we dankbaar zijn voor de mensen met de grote ideeën die ons aan het werk zetten. Het feit dat er op een zeven jaar tijd meer dan 100 artikels zijn verschenen die het Putnam-argument testen, geeft te denken. Bovendien maakt hij graag (en vaak) de vertaalslag naar het beleid. Zij die Putnam vorige week hebben bezig gehoord hebben zijn grapje – “een test om professor te worden aan Harvard University bestaat uit namedropping” wel opgevangen. Problematisch wordt het natuurlijk wel als je Nederlands beleid probeert te sturen op basis van Amerikaans onderzoek, en al zeker als de causale mechanismen niet altijd juist zijn. Desondanks weet hij bijzonder veel nuance te brengen in de heersende debatten, zo blijkt ook uit de toon van zijn “E Pluribus Unum”. En tot sluit is hij ook een meester in de publieke sociologie. Niet enkel zijn zijn boeken bijzonder toegankelijk geschreven (Bowling Alone is zelfs in elke zichzelf respecterende boekhandel in Amerika te vinden), het is daarnaast niet moeilijk om het internet af te schuimen naar een resem toegankelijke schrijfsels van zijn kant, of via YouTube of andere kanalen vertrouwd te geraken met zijn inzichten.

Al bij al blijft 20 euro voor een lezing natuurlijk niet weinig geld. Maar goed, de Foo Fighters vroegen de vorige dagen ietsje meer entreegeld toen ze optraden in de Ziggo Dome. En laten we nu even onze conditionele (!) liefde voor Putnam betuigen met een gepast nummer!

TR

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.