Corien Prins: “Valoriseren? Dat doen we al genoeg”

Filosoof Arthur Kok (Academic Forum) neemt in een vierdelige interviewreeks het hoogleraarsvak onder de loep. Of zoals hij zelf zegt: ‘Zoals een natuurkundige op zoek gaat naar het kleinste deeltje om zicht op het geheel te krijgen, zo ben ik op zoek gegaan naar de kleinste, ondeelbare eenheid van een universitaire organisatie: de hoogleraar.’ Maar wat is eigenlijk een hoogleraar? Hoe word je dat? En: Wat bezielt deze mensen- want dat zijn het… In het sluitstuk praat Kok met Corien Prins, naast decaan van Tilburg Law School ook nog hoogleraar Recht & Informatisering: “Mijn ambitie is om te laten zien dat recht niet saai is. Het recht is zeker geen netjes aangeharkt tuintje.”Hoe ben je hoogleraar geworden?
“Ik heb in Leiden gestudeerd en later gewerkt, en ik ben een tijd in San Francisco geweest. In Leiden werd ik op enig moment gevraagd om te solliciteren op een hoogleraarsfunctie in Tilburg. Bij zo’n sollicitatie wordt namelijk aan de zusterfaculteiten gevraagd om suggesties te doen voor potentiële kandidaten. Daar is kennelijk mijn naam genoemd. Ik dacht niet dat ik het zou worden. Ik was pas 32. Maar ik werd het dus wel.”

Wist je toen al dat je een academische carrière wilde?
“Ja, mijn keuze voor een academische carrière was welbewust. Ik vind het niet alleen inspirerend om met jonge mensen te werken en ze verder te helpen in hun ontwikkeling, maar ik wil graag creatief nadenken over ontwikkelingen in de samenleving en de rol die recht en regulering daarin spelen. De praktijk is zeker relevant, maar ik wil die praktijk op een wetenschappelijk niveau doordenken. Ik ben meer iemand van de lange lijnen dan van een concreet antwoord op een concrete casus.”

“Ik ben meer iemand van de lange lijnen dan van een concreet antwoord op een concrete casus”

Wat is een wetenschappelijke benadering van het recht?
“Mijn vakgebied is recht en technologie. In de technologie zijn allerlei ontwikkelingen gaande, en de vraag is steeds: hoe pas je die juridisch in? Het antwoord dat je daarop geeft, is mede afhankelijk van de visie die je hebt op de samenleving. Ik vind dat een uitdaging. Tegenwoordig kunnen we bijvoorbeeld organen bouwen met cellen. Dan is vraag: Is dat dan daadwerkelijk een orgaan, een medicijn, of een medical device? Afhankelijk van hoe je dat kwalificeert, geldt er een ander juridisch regime. Als je het bijvoorbeeld als orgaan ziet, dan kun je daarop geen eigendom hebben. Je organen mag je niet verkopen, maar een medicijn wel. Maar voor medicijnen gelden weer allerlei toetsingscriteria.”

“En soms werkt ons juridisch systeem gewoon niet in een nieuwe omgeving zoals internet. Ik wil niet zozeer een nieuwe regel bedenken, maar ik zie hierin wel aanleiding om grote vragen te stellen. Willen wij bijvoorbeeld technologie-neutraal reguleren, of maken we wél een onderscheid tussen de fysieke en de online-wereld? Dat roept de grote vraag op of wij een nieuw rechtssysteem moeten doordenken, of dat het volstaat om het bestaande recht hier en daar aan te passen. Dat is een wetenschappelijke vraag.”

Hoe koppel je die vraag terug naar de praktijk?
“In de vijf jaar dat ik lid was van de WRR [Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, ak], heb ik gezien hoe ontzettend belangrijk het is dat wat wetenschappers bedenken ook bruikbaar is in de praktijk van bijvoorbeeld beleidsjuristen. Ik werk meestal meerdere scenario’s uit, want de werkelijkheid is niet eendimensionaal. Als het er dan om gaat, de beste oplossing aan te reiken, dan moet je uiteindelijk kiezen voor de oplossing die het meeste effect sorteert in de samenleving. Dat hoeft zeker niet de in wetenschappelijk opzicht mooiste oplossing te zijn. Aansluiten bij de realiteit van onze samenleving is wel iets anders dan doen wat de samenleving wil. Ik zoek naar balans tussen beide kanten. Zo probeer ik ook het debat te verrijken.”

“Valorisatie wordt vaak ten onrechte weggezet als iets dat niet echt wetenschappelijk is”

Je bent wetenschapper vanuit politiek engagement?
“Ja. In mijn werk zie ik het als een belangrijke opdracht om te informeren over de consequenties van bepaalde keuzes. Er zijn geen gemakkelijke antwoorden, want elke keuze heeft weer andere consequenties.”

Hoe maak je de vertaalslag naar de wetenschappelijke praktijk, want daar gaat het toch vooral om publiceren?
“Een deel van Tilburg Law School is sterk internationaal gericht, een ander deel zet belangrijke stappen om initiatieven in de praktijk te brengen. Wij hebben talloze projecten gericht op de wisselwerking tussen wetenschap en samenleving, maar ik vind wel dat we dat meer moeten verdisconteren in ons honoreringssysteem. Valorisatie wordt vaak ten onrechte weggezet als iets dat niet echt wetenschappelijk is. Met als gevolg dat er ook onvoldoende financiering voor is, omdat je dan niet voor beurzen in aanmerking komt. Zo heeft Ton Wilthagen de startersbeurs ontwikkeld, een enorm succes met een goede wetenschappelijke visie, maar met weinig internationale publicaties. Moet je hem daarop dan afrekenen?”

“Wat de focus op de samenleving betekent voor ons wetenschappelijk kwaliteitsbeleid hebben we onvoldoende doordacht. We hoeven niet nog meer te valoriseren, want dat doen we al heel veel. Valorisatie zit in de genen van deze faculteit. De vraag is vooral: Hoe meet je dat? Er is nog geen idee over hoe we dat willen beoordelen en honoreren.”

Worden wetenschappers bij TLS ook beoordeeld op publicaties?
“Wij hebben wel een systeem om te kijken naar de kwaliteit van publicaties, maar wij doen dat intern. Die lijsten stellen wij zelf op. Het puntensysteem fungeert als een kapstok om een inhoudelijke discussie te voeren. Punten toekennen en meten zegt lang niet alles. Toch is in het algemeen de universiteit steeds meer een wereld geworden waarin mensen beoordeeld worden. Dat zie je ook bij NWO- en ERC-aanvragen. Als je kijkt hoe nu beoordeeld wordt, zie je dat wetenschappers met internationale peer-reviewed-publicaties veel beter aangeschreven staan dan goed gekwalificeerde wetenschappers die een enorme bijdrage leveren aan de samenleving. Die laatsten komen niet eens in aanmerking voor ERC.”

“Te veel nadruk op rankings betekent disrespect voor de rijkdom in wetenschap”

Zijn internationale rankings belangrijk?
“Ik vind dat rankings minder belangrijk zouden moeten zijn dan nu het geval is. Alles door zo’n uniforme mal halen doet geen recht aan de rijkdom van wetenschap. Die veelzijdigheid moeten we juist koesteren. Ik weet dat het fel klinkt, maar te veel nadruk op rankings betekent disrespect voor de rijkdom in wetenschap, dat vind ik echt. Bovendien wil ik mij graag meten met de andere juridische disciplines, niet met economische. Binnen de KNAW en NWO komt er steeds meer erkenning voor die rijkdom, maar er is ook een bestuurlijk belang om rankings belangrijk te vinden. Als wetenschappelijk geëngageerd bestuurder wil ik echter ook graag de relativiteit ervan benadrukken.”

Is topwetenschap verenigbaar met valorisatie?
“Kijk naar de Verenigde Staten. Daar zie je dat de tophoogleraren hun onderzoek vormgeven in wisselwerking met de samenleving. Een prachtig voorbeeld is economieprofessor John List uit Chicago, die in 2014 in Tilburg een eredoctoraat kreeg.”

“Overigens: dat wij in een internationale ranking onderaan hangen, kan vrij goed verklaard worden door het feit dat wij hier geen beta’s hebben. Als je kijkt naar de verschillende disciplines in Tilburg, scoren wij helemaal niet slecht. Sowieso hoop ik dat de wetenschapsagenda van 2016 meer oog heeft voor het belang van de sociale wetenschappen. De afgelopen jaren stonden wel heel erg in het teken van topsectoren en het idee dat ‘innovatie’ alleen maar technologische innovatie betreft. Maar de huidige Europese crisis is een financiële crisis én een mensenrechtencrisis én een institutionele crisis. Met andere woorden: de sociale wetenschappen zijn cruciaal voor de toekomst van Europa. Daar kan geen topsector iets aan doen hoor, aan het oplossen van die vraagstukken.”

Ligt misschien de nadruk op technologische innovatie, omdat die beter meetbaar is?
“Wellicht, maar dat rechtvaardigt niet dat al het geld daarnaartoe gaat. Het migratievraagstuk is natuurlijk een maatschappelijk probleem, maar het is voor een deel ook te vertalen in harde euro’s. Denk aan de kosten voor opvang, maar ook aan de arbeidskracht die juist weer geld op kan leveren.”

“Een ander mooi voorbeeld is de RFID chip van Philips, waarmee je producten kunt volgen tot bij de mensen thuis. Philips had onvoldoende stilgestaan bij de maatschappelijke aspecten van een dergelijke technologische toepassing. Dat heeft ze veel geld gekost. Het werd niet goed gepresenteerd en er was te weinig aandacht voor de privacy-consequenties, waardoor het minder een economische succes is geworden dan gehoopt. Het feit dat je maatschappelijke factoren onvoldoende hebt meegenomen, vertaalt zich in een concreet verlies. Het is niet ééndimensionaal: er is een wisselwerking tussen technologie en maatschappij.”

Wat is voor jou belangrijk in onderwijs?
“Mijn ambitie is om te laten zien dat recht niet saai is. Het recht is zeker geen netjes aangeharkt tuintje.”

Waartoe worden rechtenstudenten opgeleid?
“Wij leiden advocaten, bedrijfsjuristen, rechters, maar ook wetgevingsjuristen op. Een wetgevingsjurist in Den Haag zit heel sterk op het snijvlak van beleid en wetgeving. Ik denk dat het heel moeilijk is voor een wetgevingsjurist om alleen maar in het hokje van het recht te zitten. Ze moeten vanuit de beleidscontext redeneren. Wij leiden onze studenten daarom niet uitsluitend op in het systeem van het recht, maar proberen we ze ook iets mee te geven van de economische, psychologische en technologische context waarbinnen een rechtssysteem functioneert. Een goede bedrijfsjurist bij Philips moet snappen hoe Philips zich strategisch heeft te positioneren. Dat vergt inzicht in de bedrijfscontext, in management en in micro- en macro-economie.”

Dat klinkt als zware opleiding. Lukt dat wel in vier jaar?
“Ik vind niet dat onze studenten overbelast zijn. Natuurlijk kunnen ze zichzelf voorbijlopen, maar het standaardcurriculum dat wij aanbieden is een goed uitgedokterd programma dat doet wat je redelijkerwijs van een vierjarige opleiding mag verwachten. Wij geven de student op kwalitatief goed niveau de basis mee om de rechtspraktijk in te vliegen, maar bij ons is het dan niet klaar. Als je rechter of advocaat wilt worden, komen er nog drie jaar achteraan. Sowieso is de realiteit niet meer dat we een opleiding zijn van vier jaar. Wij zijn in toenemende mate een instelling voor postdoctorale opleidingen. Of denk aan advocaten die een proefschrift willen schrijven.”

En de belasting van docenten?
“Net als elders is de last op de schouders van het wetenschappelijk personeel enorm.”

“De VSNU rapporteerde vorig jaar dat de gemiddelde financiering van een student in een paar jaar tijd is gedaald van 20.000 naar 15.000 euro per student. Terwijl het prijspeil gestegen is. Dat betekent dat we met flink minder hetzelfde moeten doen. Of méér eigenlijk, gelet op al die rapporten over visitaties en accreditaties. Als je ziet met wat voor bureaucratische rompslomp dat gepaard gaat- dat is echt ongelofelijk. Met name voor faculteiten die grote opleidingen hebben, zoals deze, is dat knellend. De bureaucratische lasten en de vermindering van de bekostiging zitten allemaal op de onderwijskant, dat raakt de grote opleidingen zoals psychologie, economie en ons ook. We doen het goed, maar wel in zware tijden.”

“Maar hier zit ook weer een perverse prikkel. In 2015 publiceerde een KNAW-commissie waar ik in zit de studie Ruimte voor ongebonden onderzoek. Daaruit blijkt onder meer dat de tekorten in het onderwijs in de praktijk door wetenschappers gecompenseerd worden door te beknibbelen op hun onderzoekstijd. Aan de andere kant zie je dat wetenschappers in onderzoeksgroepen die niet of nauwelijks onderwijsprogramma’s hebben tot wel 90% van hun tijd aan onderzoek kunnen besteden. Die staan op een 3-0 voorsprong bij het aanvragen van subsidies. Daar komt nog bij dat er topsectoren vastgesteld worden. Ik denk dan: pas op, want je verliest zo veel diversiteit.”

Wat is de toekomst van het onderwijs?
“Met name digitalisering biedt mogelijkheden om hiermee om te gaan. Wat we hier proberen met digitalisering is bijvoorbeeld om de klassieke leerstukken van het recht, uit te leggen in een videoclip. Het flip-the-classroom-principe. Als we in kennisclips de basisconcepten uitleggen, kunnen we de colleges benutten voor andere dingen. Verder hebben we een Digital Global Classroom met twee grote schermen, die gekoppeld kunnen worden aan de iPhones en iPads van de studenten. Informatie die door studenten wordt gevonden, kan zo direct op die schermen gepresenteerd worden. Ook kunnen we op die manier verbinding leggen met een expert op afstand, bijvoorbeeld een advocaat op de Zuidas. Er is ook de mogelijkheid om met buitenlandse universiteiten samen een college te geven. Zo bieden wij samen met Stanford University en University of Windsor een vak aan.”

Vraagt dat ook iets anders van de docent?
“Zeker, iedere docent die een kennisclip maakt krijgt speciale training door een extern bedrijf over presenteren voor de camera. Dat is behoorlijk anders dan spreken in een collegezaal. Het vergt wel een investering en dat is niet altijd makkelijk als de werkdruk al hoog is. Die aanvankelijke weerstand is nu wel overwonnen, omdat docenten zien dat het wat oplevert. Ik wil niet zeggen dat ze in de rij staan voor kennisclips, maar er is inmiddels wel een breedgedragen enthousiasme. We gaan de digital classroom nu trouwens ook mobiel maken: de Mobile Digital Classroom. Met dat plan hebben we net de Innovation Challenge van SURF gewonnen. Kortom, er zijn allerlei manieren om het lesgeven minder zwaar en zelfs leuker te maken, ook voor de studenten. Het blijft zaak om goed om te gaan met de weerbarstige realiteit.”

“Het gaat ook om de ‘beleving’ van de 4-5 jaar die de student hier meemaakt. De student moet zich kunnen onderdompelen in een academische wereld”

Tot slot: je zit in de raad van advies van Academic Forum. Waarom vind je dat belangrijk?
“Als wij studenten een wetenschappelijke omgeving willen bieden, die uit meer bestaat dan alleen maar onderzoek en onderwijs, dan is Academic Forum cruciaal. Het gaat ook om de ‘beleving’ van de 4-5 jaar die de student hier meemaakt. De student moet zich kunnen onderdompelen in een academische wereld. Dat geldt ook voor de wetenschapper. Natuurlijk is daar ook binnen de opleiding oog voor, maar wij zullen nooit zoiets als Night University kunnen organiseren.”

“Belangrijk is daarbij dat we alle studenten aanspreken. Soms wordt wel gezegd dat we al genoeg organiseren, maar dat vind ik niet terecht. Heel veel dingen zijn alleen maar voor een bepaalde doelgroep. We hebben outreaching, honors programs, een topklas, maar wat doen we aan Bildung voor alle studenten? Daar kunnen we nog wel wat stappen zetten. Er is natuurlijk wel Nexus, maar dat gebeurt erg ver weg. Ik denk niet dat veel studenten daarvan ooit ook maar gehoord hebben. Maar ik hoor van studenten wel hele enthousiaste verhalen over Night University. Dat zie ik ook als Bildung.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.