Paul Frissen: “Alles weten is tragisch”
Bestuurskundige Paul Frissen (Tilburg Law School) schreef Het geheim van de laatste staat, een prikkelend betoog over het ‘recht op geheimzinnigheid’. In alle openheid voelde Univers hem aan de tand over zijn boek.In de democratische rechtsstaat waarin we leven lijkt transparantie wel het grootste goed. Maar juist om ons gevoel van vrijheid te garanderen, heeft de staat geheimen nodig. Een noodzaak die óók geldt in ons eigen leven: een deel daarvan moet zich ‘gewoon’ kunnen blijven afspelen in het duister, anders gaat het mis. Frissen: “Achterkamertjespolitiek? Dat hoort er gewoon bij.”Voor de meesten heeft ‘transparantie’ dus een positieve connotatie. In uw boek noemt u het een hoera-begrip. Maar is transparantie misschien minder goed voor ons dan we denken?
“Door de eeuwen heen speelde ‘transparantie’ al een essentiële rol. In die zin is dit toverwoord ouder dan je denkt. En in ons moderne democratische proces heeft transparantie natuurlijk een heldere functie. Zo moeten de daden van een regering controleerbaar zijn. Maar aan transparantie zit zeker een grens. Zo geloof ik absoluut niet in het bekende ‘Ik heb niets te verbergen’. Daarmee willen politici of topbestuurders op een stoere wijze uitdrukken dat ze integer en betrouwbaar zijn. Prachtig, maar het klopt gewoon niet. Elk mens heeft per definitie geheimen, al is het maar je pincode.”
“Elk mens heeft per definitie geheimen”
Bij ‘transparantie’ lijkt sprake van een normatief kader. In de zin van: opvattingen of maatregelen die iedereen kan zien, moeten haast wel deugen…
“Zeker. Maar die overtuiging berust op een denkfout. In ‘transparantie’ zit een duidelijke tragiek. ‘Blote’ feiten, bijvoorbeeld die uit politiek en bestuur, moet je eerst interpreteren en duiden. Anders heb je er weinig aan. En verregaande transparantie – letterlijk alles out in the open, zeg maar – is pertinent niet goed. Kort gezegd: ‘alles weten is tragisch’. Het leidt tot een ontluisterende wereld waarin je als mens geen geheimen meer mag hebben. Waarin je volstrekt niet meer kunt afwijken.”
In uw boek noemt u de ‘Commissie Stiekem’: de Tweede-Kamercommissie die is belast met het parlementaire toezicht op de geheime diensten. Dat lijkt me nu typisch een orgaan dat krampachtig beweegt tussen de polen ‘transparant’ en ‘geheim’.
“Voor mijn boek deed ik uitgebreid onderzoek naar het reilen en zeilen bij de (Nederlandse) geheime dienst. Dat heeft geleid tot een ‘Kleine antropologie van het staatsgeheim’. In dat verband heb ik eens geprobeerd te achterhalen waar die zo intrigerende naam ‘Commissie Stiekem’ vandaan komt. Ik weet het niet 100 procent zeker, maar volgens mij heeft een Vrij Nederland-journalist hem verzonnen. De naam geeft goed aan hoe − met name links georiënteerde media – reageren op het begrenzen van de openheid en het sanctioneren van geheime informatie. Ze hebben daarmee blijkbaar veel moeite.”
Wat vindt u van het befaamde lek?
“Voor politici vormen de spelregels van de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (de officiële naam) kennelijk ook een probleem. Zij vinden het niet leuk om informatie te horen waarmee ze niet naar buiten mogen… Maar de vraag waarover zo veel heisa ontstaan is – wie heeft gelekt? – vind ik niet zo interessant. Kijk, zo’n CIVD heeft natuurlijk alle bestaansrecht. Voor mij is veel wezenlijker dat er een fundamenteel debat ontstaat over het functioneren van de geheime diensten, zoals dat bijvoorbeeld in de Verenigde Staten op vrij objectieve wijze gebeurt.”
“Politici vinden het niet leuk om informatie te horen waarmee ze niet naar buiten mogen…”
U gaat uitgebreid in op De Cirkel. In die roman beschrijft Dave Eggers een wereld van verregaande openheid en uniformiteit. Daarmee verwijst hij naar bedrijven als Facebook en Twitter. Hoe kijkt u zelf naar de rol van sociale media in ons leven?
“De Cirkel is een zogenaamde dystopie- het tegenovergestelde van een utopie. Het boek toont een wereld die ten onder is gegaan aan transparantie. Mensen zijn niet meer vrij en worden geleefd door de dwang om ‘open’ te zijn. Ik vind dit boek helemaal niet zo vergezocht. Ikzelf probeer de sociale media een beetje te vermijden. Maar mijn vrouw liet me laatst iets opmerkelijks zien. Facebook bestond twaalf jaar en had voor gebruikers een fotocollage gemaakt, met beelden uit de tijdlijn van de gebruiker. Bij zulke dingen heb ik dus zeer gemengde gevoelens. Eigenlijk zou er vanuit de overheid een systeem van checks and balances moeten komen, dat regelt hoe we prudenter met deze vormen van ‘transparantie’ kunnen omgaan.”
In de Tilburgse lokale politiek wordt er vaak geklaagd over ondoorzichtigheid. De raad zou niet altijd goed worden geïnformeerd. Raadsleden hebben het woord ‘achterkamertjespolitiek’ voor in de mond liggen.
“Achterkamertjespolitiek hoort erbij. Maar dit begrip heeft een uitgesproken negatieve connotatie. Onterecht. Neem het zuiver democratische fenomeen van de coalitie-onderhandeling. Dat gebeurt in die bewuste achterkamertjes, en dat is maar goed ook. Als je echt scherp onderhandelt, dan gebeuren er nog weleens dingen die de buitenwacht liever niet hoort of ziet. Partijen kunnen snel gezichtsverlies lijden. Ook is het niet ondenkbaar dat informatie die hier naar voor komt, later tégen je wordt gebruikt. Toen ik zelf nog politiek actief was – in het Nijmegen van de jaren ’70 – was er een tendens om de coalitiedeal juist in het openbaar uit te onderhandelen. Maar dan krijg je een regelrechte schijnvertoning. Als ze zo op de vingers worden gekeken, laten partijen heus niet het achterste van hun tong zien. Het échte knopen doorhakken gebeurt vervolgens toch weer in de achterkamertjes. Dat is nu juist een prima voorbeeld van het ‘geheim van de staat’, een geheim dat de democratie nodig heeft om optimaal te kunnen functioneren.”