SCHIP AHOI!
Gisteren ging Willem II hard onderuit tegen Ajax. Ik zag het op tv, ik las het in de krant. Ik houd van voetbal maar het is een liefde op afstand geworden. Vroeger ging ik nog wel eens kijken, zeker als er een grote ploeg op bezoek kwam. Zo herinner ik mij een wedstrijd tegen Ajax van lang geleden.Ik zou niet weten wie er toen deel uitmaakten van de Tricolores, en van de Ajacieden is alleen de naam van John van ’t Schip blijven hangen. Dat was ook degene die ervoor zorgde dat de bezoekers met 1-0 voor kwamen te staan. Vlak voor ons in het vak stond een afdeling Amsterdammers die er uitzagen als vertegenwoordigers van de zogeheten harde kern. Ze hadden een ruw voorkomen, waren bovengemiddeld stevig gebouwd en beschikten over een weinig verfijnde motoriek en een rauw stemgeluid. Bij het doelpunt van Van ’t Schip begonnen zij eensgezind “Schip ahoi. Schip ahoi, Schip ahoi” te zingen. En vervolgens zetten zij een gezang in waarin ze hun hoop tot uitdrukking brachten dat Rotterdam weer eens gebombardeerd zou worden. Een direct verband met de voetbalwedstrijd kon ik zo gauw niet ontdekken, maar het zal ongetwijfeld met voetbalhumor te maken hebben gehad.
Zij zetten een gezang in waarin ze hun hoop tot uitdrukking brachten dat Rotterdam weer eens gebombardeerd zou worden
De stemming bij deze volkse gasten zakte iets in toen er een wonder geschiedde en Willem II de gelijkmaker aantekende. Onze groep werd daarentegen wat luidruchtiger en ook een beetje lacherig richting de Ajax-supporters. Die keken ons aan met een wat zurige blik, waarin toch ook doorschemerde dat het allemaal nog wel goed zou komen. Daarin vergisten zij zich. Tegen het einde van de wedstrijd scoorden de Tricolores nogmaals en kwamen met 2-1 voor te staan. Aan Tilburgse zijde steeg de vrolijkheid tot ongekende hoogte. Bijna uitzinnig van vreugde begon een aantal Tilburgers in mijn directe omgeving op hun beurt “Schip ahoi, Schip ahoi, Schip ahoi” te zingen. Geen idee waarom, zal ook wel voetbalhumor zijn geweest. Omdat ik sterk betwijfelde of de ruwe gasten uit de hoofdstad deze humor wel konden waarderen, begon ik te vrezen dat wij hiermee aanleiding hadden gegeven voor een handgemeen, iets waarin zij ongetwijfeld beter waren geschoold dan wij. Toen klonk het laatste fluitsignaal. De Amsterdammers draaiden zich om. “Tot de volgende keer, heren,” zeiden ze, “en nog een prettige dag verder.” Kijk, dat is nu echte voetbalhumor.