Olympisch hockeyer Marcel Balkestein in Wall of fame
Vandaag om half twaalf wordt in het Sportcentrum de beroemde sportersmuur oftewel de Wall of Fame geopend. Oud Olympisch hockeyer Maarten Balkenstein geeft dan een lezing. Op het toppunt van zijn roem, in 2012, gaf Maarten een interview aan Univers over succes en verlies. Hieronder kun je het lezen.
September 2012
3,5 miljoen Nederlanders keken vorige maand toe hoe hij ons land verdedigde tegen Duitsland in het Olympisch hockeyteam. Het werd een zilveren medaille voor de voormalig student fiscale economie Marcel Balkestein (31). De euforische winst staat echter in groot contrast met intens verlies: slechts enkele maanden geleden overleed zijn broer. “Hij steunde me in alles, was mijn beste vriend.”
‘Nu ben ik álles kwijt,’ schoot afgelopen maart door zijn hoofd, toen hij bij het ziekenhuis arriveerde. Zijn broer Jean-Paul – precies dertien maanden ouder – was plotseling overleden aan een hartstilstand, tijdens het joggen in het bos. Een voorbijganger rende direct toe om te reanimeren en ook de ambulance was er snel bij, maar het hielp niet. Zonder moment van afscheid, was hij in één klap enigs kind. Balkestein: “Mijn vader is 85 jaar. Hij zei meteen: ‘Had mij dan laten gaan.’”
De hockeyer had al een periode vol beproevingen achter de rug. Zijn relatie strandde na tien jaar en allerlei blessures maakten dat hij maandenlang uit de running lag. Balkestein: “Het staat allemaal in schril contrast met dit gemis. Jean-Paul was mijn beste vriend, steunde me in alles. Van kinds af aan beschermde hij me, hield me altijd de hand boven het hoofd. Een keer pakten we stiekem de auto van mijn oma, om rond te toeren. Per ongeluk reed ik een deuk erin. Zonder dit op te biechten, zetten we de wagen terug. Mijn broer bleef bij hoog en laag beweren dat ik het écht niet gedaan had. Typisch Jean-Paul.”
Heeft zo’n medaille nog wel waarde voor je na zijn dood?
Hij knikt. “Juíst. Jean-Paul vond het prachtig dat ik naar de Olympische Spelen zou gaan. We spraken af om samen te feesten in het Holland Heineken House. Daar verheugde hij zich enorm op. ‘Nu zal ik die medaille binnenhalen ook,’ besloot ik na zijn dood. Als eerbetoon. Het blijft natuurlijk relatief. Ik zou de zilveren plak zo inwisselen, als ik hem daarmee terug kan krijgen. Maar Londen was het enige leuke dat ik nog over had, dus ben ik extra hard gaan knokken. Het zit in mijn aard. Tegenslagen maken me krachtig.”
Een soort bewijsdrang?
“Ja. Als mensen zeggen dat ik mijn doelstellingen vast niet behaal, zet ik nog een extra tandje erbij. Ik heb altijd hard moeten werken. Zoveel talent heb ik niet. Ik heb de top vooral bereikt door discipline. Niet drinken, feestjes missen, keihard trainen. Altijd dat beetje extra geven. Als je dat niet doet, blijf je een middenmoter. Daar pas ik voor. Ik wil het beste uit mezelf halen. Op sportgebied, maar ook in werk en mijn relatie.”
Wat maakt winnen zo mooi?
“Toen ik in Den Bosch op het podium stond en zag dat meer dan tienduizend man waren toegestroomd voor onze huldiging, voelde ik me even een held. Als klein jongetje moedigde ik sporters aan in het PSV-stadion en ineens sta je daar zelf als winnaar. Op zo’n moment ben ik heel trots op mezelf. Dan weet ik waar ik het allemaal voor heb gedaan. Het is mooi om te zien dat Nederland genoten heeft van ons spel en dat we mannenhockey weer op de kaart hebben gezet. Natuurlijk heb ik ook een sterke intrinsieke motivatie. Maar de waardering van buitenaf speelt zeker een rol.”
‘Het voelt als net niet,’ twitterde je de dag na de finale.
“Ja, zilver is toch net geen goud hé? Ik ga altijd voor het hoogst haalbare. De beste verdediger van de wereld wilde ik worden. De tweede plek voelt dan even zuur, zeker omdat we die al in onze zak hadden na de halve finale tegen Groot-Brittannië. Toch wordt de medaille iedere dag mooier. Juist door alle waardering die we van het publiek krijgen. Daardoor ga ik langzaamaan beseffen dat onze prestatie heel bijzonder is. Van tevoren had ik dit niet durven dromen en moet je kijken hoever we gekomen zijn! Mijn medaille heb ik opgedragen aan Jean-Paul. Zo zit er toch nog een gouden randje aan.”
Zijn gang ligt nog vol ingepakte tassen en een grote feloranje koffer. Balkestein heeft nog geen tijd gehad om ze uit te pakken sinds hij terug is uit Londen. Van de ene huldiging vloog hij na de andere, om direct daarna het vliegtuig naar Spanje te nemen voor een weekje strand met twee hockeyvrienden. De eerste paar dagen gierde de adrenaline nog door zijn lijf. Toen die onrust zakte, kon hij eens kalm uitkijken over zee om z’n leven te overzien.
Van jongs af aan wilde hij al bij het Nederlands elftal, maar aanwaaien kwam het hem niet. De Brabander heeft zich altijd hard moeten bewijzen op het hockeyveld. In 2005 werd hij geselecteerd voor Oranje, maar het jaar daarna viel hij weer af. Het betekende geen Olympische Spelen in Peking. Een enorme teleurstelling, maar hij knokte stug door, inclusief allerlei blessures – teen, jukbeen en een volledig afgescheurde achillespees. Met een ijzersterke mentaliteit sloeg hij zich razendsnel door de revalidatieperiodes heen. Afgelopen maand resulteerde het harde werken in de ultieme beloning: schitteren op de Olympische Spelen in Londen.
In zijn Eindhovense tuin zit hij nu ietwat achteruit gezakt met een glas water aan een grote houten tafel, zes stoelen eromheen. Zijn spijkerbloes hangt losjes over een donkerblauwe broek, daaronder gympies. In rap tempo babbelt hij met Brabantse tongval over de grootse euforie en het intense verdriet van afgelopen jaar. Aan de muur in de gang prijken vier grote foto’s van de twee broers: samen in het bubbelbad, samen op vakantie onder een waterval.
Je praat heel makkelijk over Jean-Paul.
“Daar sta ik zelf ook verwonderd over. Ik ben geen dag in bed blijven liggen om te huilen. Daar heb ik me erg schuldig over gevoeld naar hem toe. Iedereen om me heen huilde constant. Dat had ik niet. Maar ja, er is geen gebruiksaanwijzing om te rouwen he? ‘Mis ik hem dan niet?,’ dacht ik. Maar natuurlijk mis ik hem ontzettend.”
Is dat gevoel altijd aanwezig?
“Het zijn kortstondige heftige momenten. Vaak denk ik: ‘Fuckzooi, hier had je gewoon bij moeten zijn.’ Zeker in Londen. Of ik vraag me af: hoe zou hij dit gevonden hebben? Laatst schoot ineens de vraag door mijn hoofd: wie moet er nu getuige zijn op mijn bruiloft? Er komen nog moeilijke tijden aan. Zijn verjaardag, zijn eerste sterfdag, kerstmis. Vroeger zaten we met z’n zessen aan tafel – wij allebei met onze vriendin erbij – nu zit ik daar alleen tegenover mijn ouders.”
Bezoek je zijn graf vaak?
“In het begin ging ik iedere dag. Dat wordt minder. Er staat een bankje in het bos met een kaars en bloemen erbij. Daar ga ik regelmatig even zitten. Dan steek ik de kaars aan, en luister op mijn iPod het liedje dat op de begrafenis is gedraaid.”
Hij pakt zijn laptop erbij en speelt via YouTube het nummer Genoten van Guus Meeuwis, dat treffend aansluit bij de troostrijke herinneringen die hij koestert aan zijn broer: ‘Ik heb genoten van jouw liefde, genoten van jouw vriendschap en van jou.’ Balkestein zet het volume lager en vertelt door: “De eerste maanden leek het alsof hij gewoon op vakantie was, dat hij nog terug zou komen. Nu is het besef wel doorgedrongen dat ik hem voorgoed kwijt ben. Ik denk vooral terug aan onze dierbare geschiedenis. Ook zijn begrafenis zat vol leuke anekdotes.”
Heb jij ook gespeecht?
“Ja, ik ben heel blij dat ik dat gedaan heb. Ik heb mijn verhaal wel eerst tien keer geoefend, voor mijn ouders en vrienden, om de ergste emotie alvast eruit te halen… Wil je hem lezen?” Hij opent het document op zijn laptop. Jean-Paul was ‘koning spiekbrief’, las Balkestein in de kerk voor. Hij verhandelde de briefjes op het schoolplein. Balkestein begint te lachen: “Mijn ouders leerden JP op de begrafenis ineens van een heel andere kant kennen! Grappig was dat.”
De broers hadden diepe gesprekken met elkaar en delen een groot sportverleden. Vanaf hun vijfde zaten ze samen op hockey en tennis en regelmatig stonden ze tegenover elkaar in finales. Jean-Paul won altijd. “Heel irritant. Op mijn twaalfde won ik eindelijk een keer van hem. Geweldig vond ik dat! Ik heb altijd slecht tegen mijn verlies gekund.”
Hoe uitte je dat?
“Ik kon met rackets gooien. Of ik bleef urenlang boos rondlopen. Ik ben nogal een verhit menneke. Schelden deed ik nooit. Maar ik kan wel verhaal gaan halen bij de scheidsrechter. Jean-Paul niet, die bleef altijd rustig, bedachtzaam. Daardoor won hij waarschijnlijk ook zo vaak. Uiteindelijk besloot hij niet door te gaan met hockey. Hij koos voor het sociale leven in Heeze, met de biertjes en feestjes. Ik vond het moeilijk dat hij linksaf sloeg en ik rechtsaf. Ik miste hem op het veld. Hij had veel talent. Maar hij bleef me in alles steunen, kwam naar zoveel mogelijk wedstrijden kijken.”
Je was jaloers op zijn vriendengroep las ik net?
“We hebben dezelfde vrienden, ik was jaloers op de band die hij met ze had. Hij zag ze veel vaker, deelde alles met ze. Ik was door trainingen en wedstrijden vaak afwezig. Als ik ze dan wel zag, dacht ik: ‘ja, ik kan nu niet praten over dingen die me dwars zitten. Ze zien me aankomen.’ Dat is wel veranderd. Ik heb afgelopen jaar geleerd om meer over mijn gevoelens te praten. Vroeger was ik sneller bang wat mensen van me dachten. Dat ze me bijvoorbeeld een eikel zouden vinden. Nu zeg ik gewoon hoe ik me voel.”
Zijn er meer dingen die je nu anders doet?
“Ik heb geleerd om waardevollere keuzes te maken. Bijvoorbeeld om echte vrienden te onderscheiden van mensen die alleen iets van me willen omdat ik sportman ben. Als ik moest kiezen tussen een sportgala of een avondje naar Hans Teeuwen met vrienden, ging ik naar het gala. Nu kies ik voor mijn vrienden. Ook waardeer ik de mensen om me heen meer. Ik stuur even een sms’je, of bel vaker op. De band in onze vriendengroep is een stuk hechter geworden. Ja, als je er dan toch een voordeel uit moet halen, dan is dat het. Mijn ouders en al onze vrienden waren erbij in Londen. Heel fijn was dat. Ik ben niet gelovig, dus ik heb niet het gevoel dat Jean-Paul meekijkt. Maar doordat zij er allemaal waren, was hij er ook een beetje bij. Ik heb ontzettend genoten in Londen. Sowieso geniet ik heel bewust van iedere dag. Het kan zo voorbij zijn.”
Ben je daar bang voor?
Hij schudt z’n hoofd. “Ik heb wel allerlei onderzoeken gehad, want Jean-Paul is gestorven aan een verdikte hartspier. Dat is erfelijk en duursport versterkt de kans dat het fout kan aflopen. Maar de specialisten hebben bepaald dat ik gewoon mag sporten. Ik blijf überhaupt niet lang stilstaan bij dingen die mis kunnen gaan.”
En wat brengt de toekomst?
“Ik blijf sowieso nog twee jaar in het Nederlands elftal, ik hoef nu nog geen rekening te houden met een vriendin. Nog een keer de Olympische Spelen zie ik niet snel gebeuren, dan ben ik 35 jaar. Ik wil graag een gezin, ik ben dol op kinderen. Het komt allemaal wel, daar heb ik alle vertrouwen in. Ja, ik ben heel positief ingesteld. Iedere dag sta ik met een glimlach op.”
Marcel in werk & sport
Jarenlang hockeyde Marcel Balkestein (1981) in zijn woonplaats Heeze. In 2001 maakte hij de overstap naar Oranje-Zwart uit Eindhoven waar hij verdediger werd. Vier jaar later schopte hij het tot het Nederlands elftal en mocht deelnemen aan de Champions Trophy in India. Tot zijn grote teleurstelling viel hij daarna af voor de selectie. Het gaf hem wel de kans om na zes jaar zijn studie fiscale economie aan Tilburg University af te ronden. In 2008 werd hij wederom geselecteerd voor Oranje. Afgelopen augustus maakte hij zijn droom waar en sleepte een zilveren plak in de wacht op de Olympische Spelen in Londen. Zijn topsport combineert hij met werk bij ABN-Amro als accountmanager. Ook geeft Balkestein als topsporter presentaties, clinics en gasttrainingen.
Door Lieke Meertens