Resilience after terrorisme: ‘Radicalisme is pervers idealisme’
Het zijn de twee meest urgente topics van het moment, maar was het nu een symposium over terrorisme of over vluchtelingen? Weet je wat, we doen ze gewoon allebei, moeten de organisatoren hebben gedacht. Dus ging het donderdagmiddag tijdens ‘Resilience after Terrorism’ over IS én over de vluchtelingencrisis. Terrorisme leeft, zo bleek uit de opkomst van ongeveer 150 studenten. Vooral internationals, keurig gekleed, alsof ze naar een diploma-uitreiking gingen.
Onbetwiste hoofdact was mister ‘multiculturele drama’ himself, Tilburgs hoogleraar Europese studies Paul Scheffer, die zich van z’n zachte kant liet zien. (Moslim)terrorisme is sinds ‘Brussel’ dichterbij dan ooit, maar de Nederlandse samenleving is al veel langer serieus geïnfecteerd, zo doceerde Scheffer. Zo was de ‘rapid rise’ van Fortuyn grotendeels te danken aan 9/11.
Daarvoor hadden we het old skool mickey mouse–terrorisme van ETA, RAF en IRA, dat toch net iets makkelijker uit te roeien bleek dan dat van IS. Dat was homegrown terrorisme binnen een beperkt kringetje, het moslimterrorisme kent een veel grotere sociale context. Duizenden jongeren die uit de hele wereld afreizen om te strijden voor een kalifaat; het is in de wereldgeschiedenis nog niet eerder vertoond. Het is volgens Scheffer een nostalgisch idee dat nog uit de middeleeuwen stamt, maar het aantal potentiële rekruten is gigantisch. In steden als Lyon, Malmö of Brussel wonen er duizenden in achterstandsgebieden. Juist die schaal is het probleem. “Frankrijk kent vijf miljoen mensen met een moslimachtergrond. Slechts negenduizend daarvan zijn een potentieel gevaar. Maar zelfs zo’n grote groep is niet te volgen door de veiligheidsdiensten.” Ander probleem: we weten niet hoe bepaalde conflicten zich in het Midden-Oosten of Noord-Afrika ontwikkelen, en die hebben direct invloed op het terrorisme hier.
Het huidige terrorisme is, kortom, een serieus probleem, maar niet onuitroeibaar, volgens Scheffer. We moeten volgens de hoogleraar allereerst erkennen dat radicalisme niet uit nihilisme voortkomt, maar uit idealisme. Zoals wij ooit in Spanje ten strijde trokken tegen Franco. Alleen gaat het hier om pervers idealisme. “Er moet een open cultuur van debat komen binnen de islam. Geen cultuur waarin één religie de ware is.” Dat kan volgens Scheffer alleen als we ‘de ander’ dezelfde vrijheden gunnen als onszelf. “Een verbod op een hoofddoek of religieuze uitspraken is het verkeerde antwoord op de opkomst van radicalisme. We moeten een open confrontatie van ideeën nastreven en niemand de mond snoeren.”
Ook Jan Jaap de Ruiter, waarschijnlijk Neerlands meest genuanceerde arabist, pleit voor meer tolerantie. En dan zeker ook van moslimzijde. Een ‘ideology of violence’ moet een ‘ideology of tolerance’ worden, zonder gewelddadige dogma’s. “Teveel moslims leven in ‘a house of testimony’ waar ze niet-moslims willen laten zien hoe te leven.” Dat werkt dus niet in een geglobaliseerde wereld, waar we met z’n allen moeten zien samen te leven. “De vluchtelingen kunnen vorm geven aan een nieuwe, meer tolerante ideologie. Dát is mijn ideaal.” Of een fata morgana. Hoe dan ook, het bruggetje naar de vluchtelingen is gemaakt.
En van die vluchtelingen was er één in levenden lijve: ‘Simon’ (30) uit Syrië, die graag anoniem wilde blijven uit angst voor represailles van Assad. Hij had tijdens zijn interview met spreekstalmeester Raoul Beeldsnijder by far het meest indrukwekkende relaas. Hoe voor 2012 z’n leventje nog gewoon z‘n gangetje ging in kustplaats Latakia, maar hoe met het begin van de burgeroorlog alles overhoop gehaald werd. In leven proberen te blijven, dat werd het normale leven. Tot hij tien maanden geleden met groot gevaar voor eigen leven via Turkije in een veel te volle rubberboot en voor schandalig veel geld vluchtte naar Griekenland en uiteindelijk in Nederland terecht kwam. Want hier is de kans op hereniging met zijn vrouw en kind het grootst. Als hij aan ze denkt, wordt hij een beetje gek in zijn hoofd.
Eigenlijk was alles wat hierna kwam nog slechts klein bier.
Door Dieter van den Bergh