Gezichtsverlies
Ik heb nu toch echt een bril nodig. Daar kwam ik achter toen ik mij met een boek had geïnstalleerd onder een parasol op een zonnig terras, glaasje witte wijn op tafel. Een paar dagen eerder had ik het boek als ongelezen exemplaar in mijn boekenkast aangetroffen en ik was inmiddels al over de helft met lezen. Het was de historische roman De Klopgeest van Gerrit Komrij, ooit tweedehands gekocht, die zich jarenlang verborgen had weten te houden tussen zijn soortgenoten op een van de bovenste planken. Het verhaal is gesitueerd in het Amsterdam van eind negentiende eeuw en gaat over de belevenissen van een tweetal jongemannen die elk op hun eigen wijze op weg zijn naar een betere toekomst. En toen gebeurde het.
Eén van deze hoofdpersonen geeft zich op zeker moment over aan gedachten over de verhouding tussen mannen en vrouwen. Een interessante passage die men kan aantreffen op pagina 147 van de eerste, gebonden druk: “Voor een man bestaat elke vrouw uit twee vrouwen, de aangeklede en de niet-aangeklede. De ene gestalte is er voor hem nooit zonder de andere.” Een vrouw kan redeneren en organiseren wat ze wil, zo laat Komrij zijn personage vervolgen, maar de man tegenover haar ziet onveranderlijk een uitgeklede vrouw die redeneert en organiseert. Al eeuwenlang maken X-Ray-stralen deel uit van het gezichtsvermogen van de man. “Een man is niet in staat om een vrouw langer dan een seconde als een redelijk wezen te zien,” is de trieste conclusie.
Daar was ik me helemaal niet van bewust, dat elke vrouw voor een man uit twee exemplaren bestaat. Voor de meeste vrouwspersonen die ik in aangeklede verschijningsvorm ken of tegenkom, komt de gedachte aan haar niet-aangeklede variant niet eens bij me op, en dat is maar goed ook, daar prijs ik mij gelukkig om. Maar die middag op het terras zag ik toch diverse fraaie exemplaren rondlopen. Zou ik ook over X-Ray-stralen beschikken, zoals dat romanpersonage van Gerrit Komrij beweert? Ik besloot het eens uit te proberen, een klein experiment zonder oneerbare bijbedoelingen, een wetenschappelijke proef als het ware, en ik richtte mijn blik op een jongedame die recht tegenover mij stond te praten met een vriendin die minder voor dit experiment in aanmerking kwam.
Maar dat viel tegen. Hoewel de dame in kwestie vanwege het warme weer erg luchtig gekleed was, tastte ik met mijn ogen voortdurend mis. Mijn blik schampte af, was te wazig, te ongericht. Nu stond ze ook niet echt stil, dat moet worden gezegd, maar dan nog. Ik nam een slokje wijn, concentreerde me en probeerde het nog eens, de ogen tot het uiterste ingespannen. Maar nee, ook nu lukte het niet, en ook een derde keer slaagde ik er niet in om in deze aangeklede vrouw de ongeklede variant tevoorschijn te halen. Ik kreeg niet eens haar schoenen uit. Mijn ogen schoten zwaar tekort. Teleurgesteld rekende ik af en ging op huis aan. Toch maar eens een afspraak met de opticien maken.