Vertaalde toespraak van minister Dijsselbloem

Als service aan de lezers van Univers, hierbij de uit het Engels vertaalde toespraak van minister Dijsselbloem afgelopen maandag tijdens de Opening van het academisch jaar.

Bedankt voor het vertrouwen in mij, mijnheer de voorzitter, en bedankt dat u denkt dat ik een belangrijke rol speel in de formatie van de volgende regering. Ook bedankt dat u denkt dat het gaat over mijn laatste begroting, want dat betekent dan weer dat de formatie heel kort wordt.

50 jaar geleden ben ik geboren, niet ver hiervandaan. Het was een tijd waarin Philips nog een synoniem was voor gloeilampen, een tijd waarin globalisering betekende dat je één keer per jaar Chinees at en waarin een meeting met buitenlanders betekende dat je met Belgen of Duitsers aan het praten was. Het was ook de tijd waarin de Universiteit van Tilburg net de deuren van haar faculteit Rechtsgeleerdheid had geopend, waarin de hoepel nog steeds een attractie op de jaarlijkse kermis en Lans Bovenberg pas zes jaar oud was. En kijk eens naar waar we nu staan.

Ik spreek vandaag in het Engels. Niet om een statement te maken; zoals bekend bestaat er een groot openbaar interesse in en een voortdurend debat over het gebruik van de Engelse taal op universiteiten. Ik spreek in het Engels om puur praktische redenen. 15 procent van uw studenten en de helft van de promovendi komt uit het buitenland. De globalisering maakt gestage vorderingen. En dat doet Tilburg University ook. Uw universiteit behoort tot de top van de wereld als het gaat om de sociale en met name de economische wetenschappen.

Bovendien: de 12.000 studenten, ca. 300 promovendi en bijna 900 onderzoekers, docenten en hoogleraren van Tilburg University hebben een gemeenschappelijk doel: het oplossen van problemen in de samenleving. U doet dit op een uitermate verfrissende wijze. Deze zomer, bijvoorbeeld, heeft u 35 Syrische vluchtelingen uitgenodigd om de Nederlandse bedrijfscultuur beter te leren kennen, waardoor zij hun kansen op een baan vergroten. Ik kan u niet vertellen hoe blij ik was met dit initiatief.

Als we iets uitzoomen en naar het grotere plaatje kijken, zien we een veelbelovende toekomst voor Brabant. Eindhoven is nog steeds de slimste regio ter wereld. En vorig jaar opende Tesla haar eerste fabriek buiten de Verenigde Staten, in Tilburg.

Als we nog een niveau hogerop gaan, zien we dat onze nationale economie het ook duidelijk beter doet. Vanuit macro-economisch oogpunt heeft Nederland sinds de crisis grote vooruitgangen geboekt. De staatsschuld krimpt, de werkloosheid loopt eindelijk terug en na jaren van daling zien we dat de huizenmarkt – die zo sterk heeft bijgedragen aan onze langdurige recessie – ook weer aantrekt.

Bovendien scoort Nederland goed in de internationale rankings: De Nederlandse economie staat op de vijfde plaats van de meest competitieve economieën ter wereld, na Zwitserland, Singapore, de VS en Duitsland. Daarmee verslaat Nederland Japan, China en het Verenigd Koninkrijk.

Onze infrastructuur is een van de beste ter wereld, in het bijzonder op het gebied van weg- en waterbouw. De verhoogde fietsrotonde in Eindhoven is hier een goed voorbeeld van. We zijn ook één van de belangrijkste mondiale internet hubs, met de op één na hoogste online connectiviteit en de meest competitieve internet markt.

Als we de prestatie-indicatoren van welzijn (i.e. levensverwachting, gezondheid, alfabetisering en onderwijsniveau) meerekenen, staat Nederland op de lijst van meest welvarende landen ter wereld op de vierde plaats en wordt daarnaast als ​​vijfde genoemd in de Human Development Index van de Verenigde Naties. En om dit alles af te ronden: volgens Unicef is ​​Nederland voor kinderen de beste plaats ter wereld om op te groeien.

Als je dit alles zo hoort, zou je geneigd zijn te denken dat, als Cees Nooteboom nu ook nog de Nobelprijs voor literatuur wint, we helemaal perfect zijn als land. Dat is natuurlijk niet het geval. Hoewel we overduidelijk positief afsteken als we ‘ons Nederland’ vergelijken met andere landen, staan we nog steeds voor vele uitdagingen en problemen. Maar waarom scoren wij dan zo hoog op al deze lijsten? Ja, we hebben een uitstekende infrastructuur. Ja, we hebben goede instellingen. En ja, ons land is een prachtige locatie voor de handel. Maar we zijn ook een land dat probeert om iedereen te voorzien van gelijke kansen als het gaat om onderwijs, inkomen, en welvaart.

Vandaag wil ik me richten op die gelijke kansen, omdat we ons niet moeten laten misleiden door de hoge internationale rankings, die ons mogelijk een vals gevoel van topprestatie en voltooiing geven. We behoren qua werkgelegenheid weliswaar tot de besten ter wereld, maar dat helpt de 541.000 Nederlandse mannen en vrouwen zonder baan niet echt verder. Voor een genuanceerder perspectief moeten we eerst een nauwkeurigere blik werpen op onze eigen maatschappij. Dan wordt het beeld meteen al wat minder rooskleurig.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) schreef onlangs in een rapport: “Om in Nederland vooruit te komen heb je als burger economisch kapitaal, zoals inkomen en welvaart, nodig. Maar daarnaast zijn ook andere vormen van kapitaal noodzakelijk, zoals onderwijs, een goede positie op de arbeidsmarkt, fysieke en geestelijke gezondheid en een kwalitatief hoogwaardig persoonlijk netwerk.”

De vraag is dus: kán werkelijk iedereen vooruitkomen in Nederland? Het antwoord is: nee. Verschillende organisaties, waaronder de OESO en de Nederlandse Onderwijsinspectie, hebben ​​gewaarschuwd voor een groeiende ‘kansenkloof’. Hoe is het ontstaan van een dergelijke kloof mogelijk in één van de meest gelijke landen ter wereld? In Nederland hebben we een progressief belastingsysteem en een systeem van sociale zekerheid, waarmee we inkomens en vermogen zeer evenwichtig en effectief kunnen verdelen. En ieder jaar zorgt die benodigde gelijke verdeling tijdens de nieuwe begroting weer voor gepassioneerde debatten over het zogenaamde ‘koopkrachtplaatje’.

Dientengevolge komt ongeveer 70 procent van de Nederlanders er volgens het SCP relatief goed mee weg. Maar de overige 30 procent loopt het risico te worden buitengesloten. De helft van deze groep wordt geclassificeerd als ‘onzekere werknemers’. Dit zijn middelbaar opgeleide mensen met een laag inkomen, die vaak werkloos zijn. De andere helft van de groep bestaat uit ‘degenen die al op achterstand liggen’. Deze mensen hebben het laagste inkomen, de laagste welstand en de minste educatie. Ze missen goede netwerken en hebben meer lichamelijke en psychische problemen. Vrouwen, ouderen en Nederlanders met een niet-westerse achtergrond zijn overmatig vertegenwoordigd in deze groep. De laagste dertig procent van deze groep loopt het grootste risico slachtoffer te worden van de genoemde kansenkloof.

De kansenkloof, ook wel opportunity gap genoemd, manifesteert zich op vele manieren: Indien u bijvoorbeeld in de kansrijke groep valt, leeft u met grote waarschijnlijkheid zo’n zeven jaar langer en blijft u meer dan een decennium langer in goede gezondheid dan de ‘kansarmen’. De ‘kansrijken’ daarentegen scheiden minder, hebben een rijker sociaal leven, wonen over het geheel genomen in betere, gezondere en veiligere huizen en hebben een betere toegang tot informatie. Je kunt hier zelfs spreken van een digitale kloof. De op deze wijze uitgesloten personen zijn pessimistischer over de toekomst, over Europa en over globalisering dan de ‘ingeslotenen’, de insiders. En ze hebben daar ook alle reden toe, omdat zij een groter risico lopen qua werkloosheid, slechte gezondheid, armoede en sociaal isolement.

Harvard-hoogleraar Robert Putnam schrijft in zijn boek ‘Our Kids’ over dit probleem. Hij richt zich daarbij op de Verenigde Staten, waar de sociale kloof veel zichtbaarder is dan in Nederland. Zijn boek laat echter duidelijk zien wat een diepe kansenkloof kan doen in vrijwel ieder land. Een dergelijke kloof schaadt de economie, zorgt voor politieke onrust en maakt dat een hele generatie jongeren zich, volledig buiten hun schuld om, inadequaat voelt. En ik wil hier graag aan toevoegen dat er een evident verband bestaat tussen het aantal mensen dat zich buitengesloten voelt en de opkomst van het populisme. Een correlatie die we ook in de VS kunnen constateren.

Daarom moeten we ons twee dingen afvragen:

1. Wat veroorzaakt deze kansenkloof?

2. Wat kunnen we doen om de kloof te sluiten?

Iedereen in Nederland heeft, ongeacht de sociaaleconomische achtergrond, toegang tot onderwijs. In haar meest recente verslag over de Staat van het Onderwijs waarschuwde de Nederlandse Onderwijsinspectie echter voor het uitsluiten van bepaalde groepen en voor de gevaren van een neerwaartse spiraal. Het blijkt dat kinderen van hoogopgeleide ouders steeds meer en betere kansen hebben dan kinderen van ouders die duidelijk minder onderwijs hebben genoten.

Volgens de Inspectie zijn hiervoor verschillende oorzaken aan te wijzen: hoogopgeleide ouders zijn meer betrokken bij het onderwijs van hun kinderen. Ze zijn tevens beter geïnformeerd over de schoolkeuze en zetten zich actiever in om hun kinderen op de juiste en beste scholen te krijgen. Ze zijn alerter op problemen en beter in staat om hun kinderen naar huiswerkbegeleiders en buitenschoolse docenten te sturen. Leerkrachten spelen hierin ook een rol. Zij hebben vaak hogere verwachtingen van kinderen van hoogopgeleide ouders en juist een lagere verwachting van kinderen met laagopgeleide ouders, ongeacht de intelligentie of vaardigheden van de kinderen in kwestie. Zoals Putnam zegt: “Er is een sluipend pessimisme omtrent de kansen voor opwaartse mobiliteit van de volgende generatie.”

Kinderen die niet dezelfde kansen op een ​​goede opleiding hebben, maken ook ​​minder kans op een goede baan. De meeste nieuwe banen vereisen geschoolde werknemers – en dit zal in de toekomst nog meer van toepassing zijn. Bovendien kunnen nieuwe technologische ontwikkelingen zoals de robotica de vraag naar laaggeschoolde werknemers in bepaalde sectoren zelfs elimineren. In een studie uit 2015 van het Internationaal Monetair Fonds kwam men tot de conclusie dat de technologische vooruitgang een belangrijke rol speelt in de toename van de sociale en economische ongelijkheid. Of, zoals de economen Jeffrey Sachs en Laurence Kotlikoff stellen: ‘Slimme machines controleren en bedienen ons nu bij het winkelen, checken onze bloeddruk, masseren onze rug, geven ons aanwijzingen, beantwoorden onze telefoons, printen onze documenten, verzenden onze tekstboodschappen, wiegen onze baby’s, lezen ons onze boeken voor, doen het licht aan, poetsen onze schoenen, bewaken onze huizen, vliegen onze vliegtuigen, schrijven onze testamenten, onderwijzen onze kinderen, doden onze vijanden, en de lijst gaat maar door.’

Bovendien kunnen robots de kloof ook nog op een andere manier vergroten. Econoom David Autor stelt dat de lonen voor hoogopgeleide werknemers met speciale vaardigheden sneller zullen stijgen dan de lonen voor de middelbaar en lager opgeleiden. Dus zelfs als het tij voor iedereen keert, zullen niet alle boten even hoog op deze opwaartse golf varen. Dit vergroot het gat tussen de ‘ingeslotenen’ en de ‘buitengeslotenen’.

Er ligt een dubbele uitdaging voor ons. Ten eerste moeten we de curve voor blijven. We moeten slimmer en innovatiever zijn om te blijven profiteren van de globalisering en de technologische vooruitgang. Ten tweede moeten we de verdeling van de voor- en nadelen van globalisering en technologische ontwikkeling opnieuw in evenwicht brengen. De winnaars en de ‘verliezers’ drijven uit elkaar; dat moet gestopt worden. Het gaat hier over kansen voor iedereen. Het gaat om méér investeren in mensen, om zo te voorkomen dat ze achterop geraken. En het gaat om de resterende ‘eenheid van de samenleving’. Dit is het grote probleem. En daarvoor hebben we alle hulp nodig die we maar kunnen krijgen uit de academische wereld.

Natuurlijk, de gelijke verdeling van inkomen, welvaart en kansen leidt tot een relatief gelijke samenleving. En onderwijs is de sleutel tot het bestrijden van ongelijkheid. Volgens de OESO geldt: ‘Veel beleidsbeslissingen leiden tot een dubbel rendement omdat ze de inkomensongelijkheid verminderen, terwijl op hetzelfde moment het BBP per hoofd van de bevolking op lange termijn sterk gestimuleerd wordt. Voorbeelden hiervan omvatten het beleid om educatieve mogelijkheden minder afhankelijk te maken van de persoonlijke en sociale omstandigheden.’

Elk jaar publiceert de OESO het ‘Onderwijs in een Oogopslag’ (Education at a glance), het jaarlijkse verslag over het onderwijs in de ontwikkelde landen. Tijdens de financiële crisis raakte de OESO gealarmeerd over het feit dat in sommige landen, waaronder de VS en het Verenigd Koninkrijk, de uitgaven voor onderwijs in de loop van de crisis aanzienlijk gedaald waren. Een kwestie van verkeerde prioriteiten en kortzichtigheid. Nu, na de crisis, ben ik blij om te zien dat – in ieder geval in de eurozone – de budgetten voor onderwijs over het algemeen relatief weinig van de crisis te lijden hebben gehad en nu zelfs weer toenemen. In Nederland is het bedrag dat we uitgeven aan onderwijs per student zelfs gestegen gedurende deze regeringsperiode.

Maar enkel focussen op de kwantiteit van overheidsinvesteringen is niet voldoende. In de Eurogroep bespreken wij ook regelmatig de kwaliteit van de overheidsuitgaven. Eén van de kwesties die daar aangestipt werd, is educatie. Wanneer we kijken naar de kwaliteit van het onderwijs, zien we grote verschillen tussen de landen. Zo besteden Italië en Portugal bijvoorbeeld net zoveel aan onderwijs als Finland, berekend als een percentage van het BBP. Maar terwijl Italië en Portugal slechts gemiddeld scoren in vergelijkende onderwijs-evaluaties, heeft Finland de hoogste score van de EU. Sommige landen slagen er dus in om meer te presteren met dezelfde budgetbesteding. Deze landen moeten onze voorbeelden zijn.

In Nederland moeten we dus ook kijken naar de kwaliteit van ons onderwijs. Zoals u zich wellicht herinnert, was ik in 2008 voorzitter van de commissie die de hervormingen van ons onderwijssysteem in de jaren ’90 beoordeelde. De commissie concludeerde dat veel van deze hervormingen ineffectief zijn gebleken en dat de manier waarop ze werden opgesteld en geïmplementeerd veel schade heeft veroorzaakt. Dit kwam mede doordat het merendeel van de beleidselementen niet wetenschappelijk getest en de werkzaamheid van de maatregelen niet op voorhand bewezen was.

Daarom was ik dit jaar dan ook erg blij met het rapport van het Nederlands Centraal Planbureau, ‘Kansrijk Kennisbeleid’ genaamd. Dit rapport is een direct antwoord op de roep om meer bewezen effectieve innovatie in het onderwijs. Het CPB concludeerde dat ons systeem op verschillende manieren verbeterd zou kunnen worden, bijvoorbeeld door meer te investeren in de opleiding en coaching van leerkrachten, om hen zo beter en intensiever in de voor onderwijs benodigde sociale vaardigheden te trainen. Het CPB adviseerde echter ook, dat het op dit moment veel belangrijker is dat er meer wordt gedaan voor kinderen die achter lopen op school. Kinderen die – verre van toevallig – het vaakst getroffen worden door de kansenkloof. Sterker nog, onderzoek suggereert dat kinderen met hoogopgeleide ouders er in de zomervakantie zelfs in slagen om hun niveau nog met een paar punten te verhogen, terwijl kinderen met laagopgeleide ouders gedurende die tijd juist weer enkele punten laten vallen. We moeten dat effect tegengaan. Een voorbeeld van een mogelijke investering die helpt om dit specifieke thema op te lossen, is de zogenaamde zomerschool. Extra schooltijd tijdens de zomervakantie voor die kinderen, die anders een heel jaar zouden moeten herhalen. Het is een effectieve manier om hen extra te ondersteunen en om hun kansen te verbeteren. De Onderwijsminister zal over twee weken dan ook extra investeringen in gelijke kansen in het onderwijs bekend maken.

We zullen tevens ons economisch aanpassingsvermogen moeten vergroten, om er zo voor te zorgen dat mensen niet buitenspel worden gezet door trends als technologische innovatie of migratie, en dat we allemaal de kans krijgen om de vruchten van de globalisering te plukken. We hebben behoefte aan een hoog opgeleide beroepsbevolking om te kunnen blijven concurreren in de economie van morgen. De Europese Investeringsbank (EIB), waarvan de ministers van Financiën de presidenten zijn, investeerde in 2014 bijna 14 miljard euro in de Europese jeugd. Zo investeerde de EIB dit jaar in Nederland bijvoorbeeld 15 miljoen euro voor onderzoek en ontwikkeling van het bedrijf van Erik de Bruijn – alumnus van Tilburg University – dat 3D-printers produceert. Nu, na zes jaar, heeft dit bedrijf al 200 mensen in dienst.

Het project van de EIB heeft een tweeledig doel. Als eerste moeten kleine en nieuwe bedrijven betere toegang tot financiële middelen krijgen en daarmee gestimuleerd worden tot innovatie en het creëren van banen. In de tweede plaats wil het EIB de inzetbaarheid van werkloze jongeren verhogen door het verbeteren van hun vaardigheden met behulp van onderwijs en opleiding. Vanaf de lancering in 2013 tot eind 2014 steunde dit EIB-initiatief de creatie van werkgelegenheid voor ca. 800.000 jongeren in heel Europa.

Een andere manier om het aantal arbeidsplaatsen te vergroten, is de verlaging van de belastingdruk op arbeid en dan met name het reduceren van de ‘fiscale wig’: het verschil tussen de netto-inkomen van een werknemer en de totale kosten van arbeid voor de werkgever. Bijna alle landen in de eurozone hebben een belastingwig die hoger is dan het OESO-gemiddelde. Dit belemmert onze inspanningen om groei te stimuleren en banen te creëren, maar we boeken vooruitgang op dit gebied. In de Eurogroep hebben we een benchmark waartegen we onze belastingdrukprestaties afzetten. Samen met het delen van ‘best practices’ stimuleert dit hervormingen en een verlaging van de belastingdruk op arbeid in onze lidstaten. Nederland deed dit met een belastingverlagingspakket van 5 miljard. Volgend jaar zullen we belastingvoordelen introduceren voor werkgevers die werknemers in de lagere loonschalen in dienst nemen. Een aantal landen in de eurozone, zoals Spanje, Oostenrijk, België en anderen doen inmiddels hetzelfde. Het verkleinen van de belastingwig bevordert niet alleen economische groei en werkgelegenheid. Indien goed ontworpen, vermindert dit ook de inkomensongelijkheid.

Het is ook van belang dat mensen die hun baan verliezen als gevolg van globalisering en technologische vooruitgang, weer een nieuwe baan kunnen vinden. Gelukkig leidt technologische vooruitgang ook tot het ontstaan ​​van allerhande nieuwe banen. Uit onderzoek door de voormalige chef-econoom van de Wereldbank, Justin Lin, blijkt dat de ontstane nieuwe functietitels goed zijn voor een groot deel van de gecreëerde werkgelegenheid in de Verenigde Staten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan functies als app-ontwikkelaar, grafisch ontwerper of IT-systeembeheerder. Maar tegelijkertijd moeten we het mensen makkelijker maken om toegang te krijgen tot deze nieuwe beroepsgroepen. Maar al te vaak ageren gereglementeerde beroepsgroepen als een soort van ‘closed shop’, waardoor juist een nieuwe grens gecreëerd wordt tussen insiders en outsiders. In Europa zijn meer dan 1.000 beroepen in verschillende landen gereguleerd of beschermd. Een groot aantal van deze banen kunnen en moeten we toegankelijker maken voor jongeren. Natuurlijk vereisen sommige beroepen strenge kwalificaties en zelfs bescherming door nationale regeringen, maar moet dat dan daadwerkelijk ook gelden voor schoorsteenvegers, notarissen en uitsmijters?

Zoals velen van u weten, heeft studeren in het buitenland grote academische voordelen, maar het draagt ook bij aan het uit de weg ruimen van de mentale barrières om in de toekomst in een ander land te gaan werken. Daarom moedigen wij studenten aan om een tijdje in het buitenland te gaan studeren met behulp van het Erasmus-programma. In Eindhoven groeit de internationale gemeenschap zo snel dat de regering op Prinsjesdag voorstellen zal presenteren, waarmee Eindhoven onder andere haar onderwijsdiensten kan aanpassen, om zo de succesvolle economische ontwikkeling te ondersteunen. Ook zijn we vastbesloten om nieuwe, succesvolle bedrijven te financieren en om de benodigde, grote transities in verband met klimaatverandering en duurzame energie te faciliteren. Voor het einde van dit jaar zullen we onze voorstellen voor een nieuw Nederlands investeringsinstituut indienen.

Tot nu toe heb ik gesproken over maatregelen die ervoor zorgen dat we allemaal voorbereid zijn op de toekomstige arbeidsmarkt. Maar het is minstens zo belangrijk dat we innovatief blijven. Dit brengt mij terug bij de academische wereld. Ik heb al gesproken over robots en hoe ze een grote impact kunnen hebben op de kansenkloof. Maar dit is geen reden om bezwaren te hebben tegen robotica. Degenen die denken dat we ons moeten ontdoen van alle robots, moeten bedenken dat we helemaal niet in opstand willen komen tegen de robots;  we willen juist dat de robots ons helpen om op te staan en te groeien.

En dat is precies wat u hebt gedaan, hier aan de Universiteit van Tilburg. Uw Centrum voor Cognitie en Communicatie (Center for Cognition and Communication) heeft in samenwerking met andere universiteiten – en met de steun van particuliere investeringen en het Europees Comité – L2TOR ontwikkeld. L2TOR is een robot die helpt om kinderen talen te leren. Dit is fantastisch, maar het wordt nóg beter als we bedenken dat het verwerven van vreemde talenkennis cruciaal is in de huidige, geglobaliseerde wereld. En omdat kleine kinderen nu eenmaal grappig rondwandelende informatiesponzen zijn, kunnen ze al op vroege leeftijd een tweede taal leren, voor schoolaanvang, en zelfs als hun ouders die taal niet spreken. Stel u zich eens voor wat een robot zou kunnen bereiken in het tijdsbestek van één zomer!

Natuurlijk hoeft u zich nu niet meteen uitsluitend te concentreren op het bouwen van robots. En ik vraag u ook zeker niet om al het onderzoek in de economie, de econometrie of de rechten te laten vallen om direct te beginnen met het construeren van Wall-E, R2-D2 en Iron Man. Doet u gewoon uw best in uw specifieke vakgebied. Ik weet dat Schumpeter op dit moment furore maakt. Iedereen is op zoek naar het volgende subject dat al het oude verstoort en het de nieuwe inluidt. Maar de realiteit is, zoals u allen weet, dat het huis der wetenschappelijke vooruitgang nog steeds steen voor steen gebouwd moet worden. Dus degenen onder u die pensioenstelsels onderzoeken, zorg ervoor dat we alle state-of-the-art en uitermate complexe calculaties ter beschikking hebben, zodat ons pensioenstelsel tot de beste van de wereld kan blijven behoren. Degenen onder u die macro-economie bestuderen, bouw nóg meer geavanceerde modellen die ons de effecten van het begrotings- en belastingbeleid beter laten begrijpen. Degenen onder u die gedragseconomie studeren, zorg dat u nog meer details achterhaalt over hoe mensen reageren op prikkels. Zo kunnen we onze economie en de financiële markten beter structureren, het goede gedrag stimuleren en het slechte gedrag voorkomen. Want dat is wat u het beste doet, hier aan de Tilburg University: onderzoek op het meest geavanceerde niveau, maar altijd met het oog op hoe de samenleving kan profiteren van uw bevindingen. Ga door met dit goede werk.

Zoals ik in het begin hopelijk al duidelijk heb kunnen maken, doet Nederland het steeds beter. In feite doet Nederland het zelfs heel goed, volgens de internationale rankings. Maar deze ranglijsten vertellen ons weinig over de toekomstige risico’s en uitdagingen. Daarom kunnen we ons niet veroorloven om achterover te leunen. Sinds de Olympische Spelen in Rio is het niet bepaald moeilijk om ons voor te stellen, hoe we hiermee om moeten gaan. Neem Anna van der Breggen, die vorige maand een gouden medaille won. Weet u wat ze deed op de dag nadat ze gewonnen had? Ze trainde keihard verder.

Ze stopte niet; ze bleef doorgaan met zich voorbereiden op toekomst. En daarmee is zij een voorbeeld voor ons. Laten we ons dus voorbereiden. Voor ons liggen bekende en onbekende uitdagingen. Een uitdaging die ons recht in het gezicht aanstaart, is de groeiende tweedeling in onze westerse samenlevingen, en Nederland maakt daarop geen uitzondering. De kansenkloof kan een groter gat genereren tussen hoogopgeleide en laaggeschoolde werknemers. Tussen jong en oud. Tussen insiders en outsiders. De kloof brengt onrust, polarisatie, en voedt populisme. Daarom is het maken van de juiste beleidskeuzes zo belangrijk. En u bent belangrijk. We kunnen kansenongelijkheid bestrijden door het creëren van nieuwe banen, door het verbeteren van eenieders kansen in ons onderwijs, door nieuwe investeringen te genereren, door mensen in contact te brengen en te houden met de arbeidsmarkt en… door het hebben van academici die met kinderen pratende robots ontwikkelen.

Hartelijk dank.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.