Het basisinkomen, waarom eigenlijk niet?

Het basisinkomen is populair. Er wordt vandaag zelfs over gesproken in de Tweede Kamer. Mede door constante aandacht van figuren als Philippe van Parijs en Rutger Bregman die er recentelijk een boekje over schreef, denken steeds meer mensen serieus na over de invoering van het basisinkomen. Her en der worden er ook experimenten mee gedaan – bijvoorbeeld hier in Tilburg. En in Zwitserland is onlangs zelfs een referendum gehouden over de vraag of ze het basisinkomen zouden invoeren. Niet zo vreemd dus dat ook het basisinkomen steeds meer in de sociaal-wetenschappelijke belangstelling komt te staan. Zo was er afgelopen jaar ineens een fiks aantal studenten Sociologie dat graag hun bachelorthesis wilden schrijven over steun voor het basisinkomen. En ook in de befaamde European Social Survey, die volgend jaar beschikbaar komt, zijn vragen over gesteld over de steun voor een eventueel basisinkomen. Hiermee kunnen goed landenverschillen in kaart gebracht worden.

Nou goed, hoe staat het eigenlijk met steun voor een basisinkomen in Nederland? In 2006 (de gegevens zijn wat gedateerd) heb ik gegevens verzameld over denkbeelden over sociale zekerheid in Nederland. Daarin hebben we de vraag gesteld in hoeverre men het eens is met de stelling: “In de toekomst zou het mogelijk moeten zijn om een fatsoenlijke woonruimte en een minimumuitkering van de overheid te krijgen zelfs als mensen niet willen werken.” Ook hebben we de stelling voorgelegd dat de overheid iedereen een gegarandeerd minimum inkomen moet bieden. Toegegeven – dit meet hooguit op een indirecte manier de steun voor het basisinkomen – maar het is in ieder geval wel zo dat mensen die sterk voor het basisinkomen zijn deze beide vragen sterk bevestigend zullen beantwoorden. Uit de verdeling van de scores op de variabele die staat voor steun voor het basisinkomen blijkt in ieder geval dat de meningen behoorlijk verdeeld zijn. De grootste kluit Nederlanders is te vinden in het midden – zij zijn niet sterk voor of tegen het basisinkomen. Maar er zijn ook behoorlijk wat Nederlanders die sterk voor of sterk tegen het basisinkomen zijn. De vraag is, of dit nu, met alle recente aandacht anders zou zijn, maar op dat antwoord zullen we nog eventjes moeten wachten…

basisink

Maarre….wat verklaart eigenlijk deze verschillen tussen individuen? Waarom zijn sommigen zo voor en anderen zo tegen? Daarvoor zijn grofweg drie verklaringen te bedenken, die allen verbonden zijn met iemands sociaal economische positie. Eén verklaring richt zich op de vraag waarom mensen met een zwakke sociaal economische positie zo verschrikkelijk voor het basisinkomen zijn, en twee richten zich op de vraag waarom diezelfde mensen eigenlijk tegen de invoering van het basisinkomen zijn.

De eerste verklaring is eigenlijk heel simpel: en is gericht op economisch eigenbelang. Deze verklaring komt in literatuur ten aanzien van denkbeelden over de verzorgingsstaat betrekkelijk veel voor. Mensen met een zwakke sociaal economische positie zijn vanouds, om hun precaire economische situatie te beschermen, voor maatregelen waar ze het beter van zullen krijgen. Sterker nog, vanwege hun kwetsbare positie hebben ze een hekel aan sociaal economische ongelijkheid, en moedigen ze maatregelen die nivellerend  werken aan. Het basisinkomen kan dus worden gesteund door deze figuren precies omdat het economisch nivellerend werkt. En dat blijkt ook zo te zijn in de gegevens van 2006: Lager opgeleiden en mensen met minder inkomen steunen het basisinkomen omdat zij barsten van het gelijkheidsstreven. Hier staan natuurlijk de sociaal economisch beter gesitueerden tegenover: Die trekken het basisinkomen niet, omdat zij sociaal economische ongelijkheid eerder accepteren.

basisink2De tweede verklaring richt zich als gezegd op de vraag waarom mensen in een sociaal economisch precaire situatie tegen de invoering van het basisinkomen zouden zijn, en richt zich op de rol van arbeidsethos – het idee dat je moet werken voor je geld. Dat het je maatschappelijke plicht is. En dat werken altijd op de eerste plaats zou moeten komen. Voor hen is het hele idee dat je niet persé meer hoeft te werken voor je geld een waanzinnig idee. Werken, de norm die voor hen zo hoog in het vaandel staat, blijkt dan niet meer nodig voor het verwerven van een inkomen, en precies om deze reden trekken mensen met een sterk ontwikkeld arbeidsethos dit alles maar matigjes. Conform de literatuur blijkt dat dit soort denkbeelden vooral onder lager opgeleiden te vinden zijn, en niet onder hoger opgeleiden. En juist omdat die lager opgeleiden meer vinden dat arbeid een maatschappelijke plicht is waar je je niet aan kunt onttrekken, zijn de lager opgeleiden tegen het basisinkomen…

Ten slotte, de derde reden waarom mensen in een sociaal economisch precaire situatie tegen de invoering van het basisinkomen zullen zijn ligt hem in de kritiek ten aanzien van verzorgingsstatelijke instituties. Eerder onderzoek liet al zien dat onder lager opgeleiden er veel kritiek is ten aanzien van de verzorgingsstaat: het maakt mensen alleen maar lui, het verdeelt het geld aan de verkeerden maar de mensen die het ‘echt’ nodig hebben worden niet bediend, en het is nodeloos bureaucratisch en inefficiënt. Als gevolg van de vrees dat de invoering van een basisinkomen gepaard gaat met een verdere uitbreiding van de toch al kostbare verzorgingsstaat, hebben met name de laag opgeleiden reserves.

Dat mensen met een laag inkomen en lager opleidingsniveau sterk egalitair zijn blijkt trouwens uit een hele vloot aan sociaal wetenschappelijk onderzoek, dus dat hoeft niet te verbazen. Dat ze daarom ook de invoering van het basisinkomen zullen ondersteunen hoeft dus niet te verbazen! Maar dat dezelfde categorie mensen óók sterke bedenkingen zal hebben ten aanzien van het basisinkomen is wellicht minder bekend – zij zijn juist gekant tegen het basisinkomen vanwege hun sterke arbeidsethos en hun kritische blik ten aanzien van verzorgingsstatelijke instituties.

In een van zijn laatste interviews (in de Correspondent) stelde Philippe van Parijs nog dat hij ‘duizenden bezwaren gehoord had’, ‘maar dat hij geen fataal probleem is tegengekomen.’ Welnu, hier is er eentje: Zelfs de mensen die er ogenschijnlijk het meest bij gebaat zijn, hebben redenen om het idee van zo’n basisinkomen niet te omarmen. Ze vinden werken voor je geld belangrijk, en trekken de verzorgingsstatelijke instituties maar matigjes. Laten we daarom eerst maar eens overtuigend aantonen dat de invoering van het basisinkomen geen werkschuw tuig oplevert, én niet gepaard gaat met een ondoorgrondelijke bureaucratische toestand van heb ik jou daar. Werk aan de winkel dus voor de voorstanders van het basisinkomen.

PA

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.