Over piemels en konijntjes (en de maatschappij)
Ik ben erg goed in het veranderen van piemels in konijntjes. Dit talent heb ik ontwikkeld doordat één van mijn schoolgenoten de onrembare neiging voelde om elk object in zijn omgeving te bekladden met een aftekening van zijn geslachtsdeel. De muren van mijn middelbare school staan volgeklad met dergelijke aftekeningen van mannelijkheid. Mannelijkheid, want ik heb nog nooit een vagina op de muur getekend gezien. Ik heb trouwens ook nog nooit een vrouw een piemel op de muur zien tekenen. Nee, deze cultuuruiting lijkt zich te beperken tot de mannelijke kant van onze samenleving, die vanaf de tienerjaren de blijkbaar onweerstaanbare neiging ontwikkelt om hun geslachtsdeel overal af te beelden.
Het doet me enigszins denken aan een hond die tegen een boom aan plast om zijn territorium af te bakenen, of een pandabeer die op z’n kop gaat staan om zo hoog mogelijk zijn plas tegen een boom te verspreiden. Blijkbaar voelt het mannelijk schoon van onze diersoort ook vanaf de tienertijd de drang om het territorium af te bakenen. Bij gebrek aan mogelijkheid om ergens tegen aan te plassen of de piemel ergens in te steken, is de oplossing blijkbaar om hem op de muur of op het object van verlangen te tekenen. Liefst zo groot en zo vaak mogelijk. Waarschijnlijk ook nog zo hoog mogelijk, als mannen enigszins op pandaberen lijken.
Op de universiteit heb ik nog nooit piemels op de muren zien staan. Met de jaren neemt de drang tot het tekenen van piemels blijkbaar af, maar niet de drang tot het afbakenen van het territorium. Op de universiteit worden territoria op een intellectuele wijze afgebakend: het territorium van de rechtenstudenten draagt de naam ‘Montesquieu’, terwijl de geestenwetenschappers zich bevinden in het ‘Dantegebouw’. Laten we nu eerlijk zijn: de naam van iemand die belangrijker en bekender is dan jij aan je gebouw geven, is gewoon de aanstellerige wijze van je piemel op de muur tekenen en roepen dat die meer ‘publicaties’ heeft dan die van je buurman.
Ten slotte is er is een derde vorm die ontstaat wanneer we echt te oud en verbitterd worden voor het tekenen van piemels. Met de jaren van wijsheid worden de piemels namelijk verwisseld voor koopcontracten, voor hekken van inkt en hout. Mettertijd wordt het territorium afgebakend met onzichtbare maar ondoordringbare grenzen, komt het geroep van wij en zij en komen de politieke kreten van verweer en van ‘ga terug naar je eigen land’. Met de jaren wordt het territorium niet meer afgebakend door piemels op muren of namen van academici, maar door geweld, angst en haat.
En daar kan zelfs ik geen konijntjes meer van maken.