De politie is niet je beste vriend

Politieagenten discrimineren. Met die boodschap liet antropoloog Paul Mutsaers het wetenschappelijk en maatschappelijk debat ontvlammen. Nu hij alle kritiek en aandacht heeft overleefd, blikt hij terug.

Toen Paul Mutsaers een jaar of zes was, zag hij bij het Tilburgse poppodium Noorderligt mensen met hanenkammen en piercings. Ze rookten jointjes en dronken bier. Nooit konden ze eens rustig zitten, want ze moesten zich legitimeren of werden weggejaagd door de politie. Mutsaers begreep dat niet en zag onrechtvaardigheid. Jaren later promoveerde hij juni 2015 op politiediscriminatie in Nederland, met zijn proefschrift A Public Anthropology of Policing: Law enforcement and migrants in the Netherlands. Daarin toont hij aan dat politieagenten in Nederland een te grote handelingsvrijheid hebben gekregen, waardoor het veel waarschijnlijker is dat ze etnische minderheden discrimineren.

Zijn proefschrift maakte veel los. Burgers konden de politie ineens onderbouwd verwijten maken, politici riepen om maatregelen, wetenschappers deden (bevestigend) vervolgonderzoek en Mutsaers werd een gevraagd gast in de media. De politie heeft het met lede ogen aangezien. Moesten ze nu reageren op dit onderzoek of niet? Een beruchte stuiptrekking is hoe de politie omging met het bericht dat ze in Tilburg stopformulieren zouden gaan gebruiken. Om discriminatie door de politie in beeld te brengen, zouden agenten bij iedere aanhouding de reden daarvoor opschrijven en de etniciteit van de burger. Maar zodra Univers en andere media er lucht van kregen, haalde de politie het persbericht offline dat de stopformulieren gebruikt zouden worden. Vervolgens liet de Nationale Politie weten dat er van de plannen werd afgezien. Dertig minuten later ontkende de politie Zeeland-West-Brabant dat er überhaupt sprake was geweest van de plannen.

Ondertussen staat de boodschap van Mutsaers’ proefschrift onverminderd overeind. Reden tot zorg, want de 55.000 á 60.000 agenten die dagelijks handelen, zorgen ervoor dat mensen anders gaan kijken naar onze samenleving. Somaliërs uit Tilburg-Noord bijvoorbeeld, doen geen aangifte meer en treden niet op als getuige. Mutsaers: “Ze zien de politie meer als een veiligheidsrisico dan als partner.”

Waarom controleert de politie bepaalde groepen vaker dan andere?

“Het meest gegeven argument is efficiëntie. Maar dat is heel makkelijk onderuit te halen. Je kan alleen door willekeurig te selecteren een betrouwbaar beeld krijgen van criminaliteit. Door je te focussen op bijvoorbeeld Marokkanen, besteed je een gigantisch deel van je capaciteit aan een kleine groep mensen. Andere groepen verlies je uit het oog. Dat is helemaal niet efficiënt, en ook nog eens onrechtvaardig, want in strijd met de grondwet.”

Heeft de politie dan geen goede redenen om dit te doen? Marokkanen zijn bijvoorbeeld oververtegenwoordigd in misdaadcijfers.

“Die cijfers zijn nooit objectief. In alle schakels van de strafrechtketen zijn beleidskeuzes daarvoor bepalend. Neem de reclassering. Die werkt met risico-inschattingstechnieken en categorieën. Een categorie is geboorteland, dat bijvoorbeeld wordt gebruikt om te bepalen wanneer iemand voorwaardelijk mag worden vrijgelaten. Etniciteit is dus geïnstitutionaliseerd als medebepalende factor in een strafproces. Dan kun je niet stellen dat die statistieken neutraal zijn.”

“In Hilvarenbeek worden grapjes gemaakt tegenover burgers, in Noord wordt er keihard opgetreden.”

Wat heb je gedaan toen je meeliep bij de politie?

“Participerende observatie. Achter in de auto, tijdens verhoren, bij verkeerscontroles en huiszoekingen. En dan zie je dat verkeerscontroles in Hilvarenbeek er heel anders aan toegaan dan in Tilburg Noord. In Hilvarenbeek worden grapjes gemaakt tegenover burgers, in Noord wordt er keihard opgetreden. Dat zijn indicaties. Wat we nodig hebben is grootschalig statistisch onderzoek. Daar wil de politie nog niet aan, misschien verandert dat nog.”

Waarom lieten ze jou wel meelopen dan?

“Ik was gedurende mijn onderzoek in dienst van de politieacademie. Dan ben je meer one of us. Ze nemen het probleem ook wel serieus. Maar als je kwalitatief onderzoek doet, kunnen ze het sneller als een verhaal afdoen. Als ze door kwantitatief onderzoek worden geconfronteerd met harde cijfers, is dat anders.”

Toch konden ze jouw onderzoek niet makkelijk wegwuiven. Er was veel belangstelling voor.

“Veel kranten namen contact met me op. Er stonden felle woorden in het persbericht over mijn proefschrift, zoals road block. Dat is een ander woord voor verkeerscontrole, maar klinkt een stuk heftiger. Alsof het rechtstreeks uit een gewelddadige Amerikaanse tv-serie komt. Vrij snel werd ik opgebeld door een woordvoerder van de nationale politie. Hij vroeg of het niet wat genuanceerder kon. En hoe ik aan die termen kwam. Dat zijn jullie termen, zei ik. Het interessante van antropologisch onderzoek is dat je je baseert op uitspraken van mensen zelf. Via informele kanalen hoorde ik trouwens dat er nagedacht werd over een rechtszaak. En ik kreeg wat nare mailtjes.”

Was dat bedreigend?

“Dat niet. Vooral dat telefoongesprek was heel diplomatiek. Het is de kunst om dan in je wetenschappelijke stoel te blijven zitten. Te zeggen: dit zijn mijn gegevens, ik heb ze geanalyseerd, ik refereer naar honderden andere bronnen in binnen- en buitenland waar ook wordt gesproken over politiediscriminatie. We hebben te maken met een groter probleem. Ik was overigens wel totaal verrast. Er is kennelijk een groot verschil tussen de interne en externe communicatie bij de politie. Ik sprak een keer op een leiderschapsbijeenkomst. Luid applaus. Ze waren zeer enthousiast en zeiden tegen me: goed gedaan, hier kunnen we mee aan de slag. Maar na publicatie was de officiële reactie dat ze zich niet in mijn bevindingen konden vinden.”

“De commissaris wordt van alle kanten bekeken, maar niemand ziet wat de straatagent doet.”

Op een gegeven moment besefte je: al die aandacht en kritiek zijn ook wetenschappelijk interessant

“Het is een verlenging van je werk. Je publiceert data, presenteert het, er komt een reactie op en dat is weer nieuwe data. Wat bijvoorbeeld inzicht geeft in hoe de politie omgaat met de problematiek. Het is wel persoonlijker en meer confronterend. Door een organisatie bloot te leggen, creëer je een productieve ongemakkelijkheid. Productief omdat je verschillende partijen zoals de politie, wetenschap, politiek en burgers in staat stelt erop te reflecteren. Dat is goed voor het democratisch proces.”

En ongemakkelijk omdat je zelf mikpunt wordt van kritiek. Volgens de politie ben je een “asshole”?

“Ik denk dat ik een asshole voor ze ben, omdat ik een beeld laat zien waar ze zich niet in kunnen vinden. De term is gemunt door de Amerikaanse politiewetenschapper John van Maanen. De asshole is iemand die de definitie van de situatie, zoals gegeven door de politie, niet automatisch accepteert. Dat wordt door de politie dan weer niet geaccepteerd. Op straat definiëren zij immers wat er gebeurt.”

De politie discrimineert. Dat probleem is toegenomen omdat de politie minder bureaucratisch is geworden. Maar minder bureaucratie, dat is toch juist goed?

“Echt niet. Onder het mom van new public management zijn allerlei ideeën overgenomen uit de bedrijfswereld. Maar een handhavende instelling als de politie is geen commercieel bedrijf. Dat minder bureaucratisch zijn zit trouwens niet zozeer in papierwerk of overregulatie. Daar denken mensen dan snel aan en dat kan inderdaad zeer belemmerend zijn. Ik bedoel een duidelijke hiërarchie in besluitvorming en verantwoording. Dat is bij de politie moeilijk, hoe lager in de hiërarchie, hoe meer vrijheid (discretionaire ruimte) je hebt. De hoofdcommissaris wordt van alle kanten bekeken, terwijl niemand ziet wat de straatagent doet. Dat is een probleem, want vrijwel iedere buitenlandse studie laat zien: hoe groter de discretionaire ruimte, hoe groter de kans op discriminatie.”

“De politie heeft een actief doelgroepenbeleid”

Agenten zijn dus onzichtbaar. Maar tegelijkertijd zijn ze heel belangrijk geworden?

“Er is geen duidelijke scheiding meer tussen privé en ambt. Er wordt tegen agenten gezegd: je kan alleen een legitieme politieagent zijn, als je authentiek bent. Jezelf blijft. Niet als je je verschuilt achter rollen of standaardprocedures. Er wordt gezegd: de stereotyperingen die je hebt, horen bij jou als persoon en jouw persoon doet ertoe. Ze zijn veel meer bezig met wie je bent, dan wat je kunt en doet. Waarom dit allemaal gebeurt? Burgertevredenheid. Het idee is dat mensen een agent willen die zich kan inleven in situaties.”

Politieagenten worden zelfs geïnstrueerd om aan stereotypering te doen?

“De politie heeft een actief doelgroepenbeleid. Er wordt gezegd: vandaag gaan we Oost-Europeanen uit het stadscentrum verdrijven, want er worden teveel zakken gerold. Terwijl de bevoegdheid er niet is. Agenten hebben dus veel vrijheid, en door de instructies die ze krijgen zorg je ervoor dat die gekleurd wordt.”

Je pleit voor meer bureaucratie. Dat is geen sexy verhaal. Hoe zou dat er überhaupt uitzien?

“Je kan stopformulieren invoeren om de vrijblijvendheid van de agent weg te nemen. Daarop noteer je bijvoorbeeld reden van aanhouding en de etniciteit van aangehouden mensen. Als een agent buitenproportioneel etnische minderheden aanhoudt, kun je die agent daar op aanspreken. Ook kan je burgerraden invoeren. Als burgers nu een klacht hebben komen ze uiteindelijk binnen de politie terecht. Dat is een probleem. En weg met het continu psychologiseren van de problematiek. De hoofdcommissaris zei over mijn onderzoek dat het om incidenten gaat, de oplossing was volgens hem individuele agenten op bewustwordingstraining sturen. Dan maak je het probleem alleen maar erger. En natuurlijk kan een bureaucratie eng zijn. Want die is zo goed of slecht als het regime dat erboven staat. Maar je moet er als verstandige mensen wel over kunnen nadenken.”

Wat trekt jou trouwens in de antropologie?

“Het maakte het bekende vreemd en het vreemde bekend. Ik wil laten zien dat de dingen die hier voor lief worden genomen niet zo logisch zijn. De antropologie van de politie is een nieuw veld. Lang heeft de antropologie niet durven kijken naar machtshebbers. Er is veel onderzoek gedaan naar mensen die het onderwerp werden van politieaandacht, maar heel weinig naar de politie zelf. Dat vind ik moeilijk als me wordt gevraagd naar etnisch profileren. Dan gaat het wéér over de doelgroepen van politie, terwijl we veel inzichtelijker moeten krijgen hoe de politie er vanbinnen uitziet. We zijn verleerd ons te verbazen over wat daar gebeurt.”

Uit Univers 5, jaargang 54.Paul Mutsaers (1984) liep voor zijn promotieonderzoek tussen 2008 en 2013 mee met de politie in Amsterdam, Bergen op Zoom en Tilburg. Daar zag hij dat etnische profilering door de politie aan de orde van de dag is. De politie discrimineert. Juni 2015 verdedigde Mutsaers zijn proefschrift, dat sindsdien veel stof heeft doen opwaaien. Momenteel doet hij onderzoek naar anti-politieprotesten. Hoe kun je die protesten als wetenschapper echt kennen, als ze zich niet op straat maar op het dark web afspelen? En hij herschrijft zijn proefschrift voor een uitgave bij Oxford University Press.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.