Afrekencultuur in het onderwijs

Universitair hoofddocent Sander Bax klaagde steeds vaker over de gebrekkige werklust onder studenten. Onterecht en gemakzuchtig, vindt hij nu. Het onderwijssysteem zelf moet op de schop.

In de laatste maanden van 2016 betrapte ik me erop dat ik vaker dan voorheen meehuilde met de wolven in het bos. Het geweeklaag van docenten over de gebrekkige motivatie en werklust van hun studenten is van alle tijden (‘vroeger was alles beter’); het enige verschil was dat ik er nu zelf ook aan meedeed. Misschien was het een confrontatie met mezelf: de tijd waarin ik studeerde – de tijd waarin alles beter was, de tijd waarin wij onze colleges uit eigen beweging grondig voorbereidden, naar bibliotheken togen om het studiemateriaal eigenhandig te bemachtigen en waarin wij de verantwoordelijkheid namen om elk college tot een waar academisch feest te maken – die tijd ligt steeds verder achter me.

De realiteit

Maar er is meer aan de hand dan weemoed. De hoeveelheid vragen die studenten per mail op hun docenten afsturen neemt de laatste jaren exponentieel toe – en die vragen gaan vaak over informatie die gewoon na te lezen is in de cursusbeschrijving. Ook lijkt het studenten met het jaar meer moeite te kosten om het collegemateriaal te verwerven en om de collegebijeenkomsten goed voor te bereiden. De realiteit van het academisch onderwijs in de 21e eeuw is dat veel studenten alleen willen overwegen om een tekstfragment te lezen als het ruim van tevoren door de docent digitaal beschikbaar is gesteld. En dan is er nog de toetsing. De beste manier om studenten te activeren is het afnemen van een toets. Zodra er een resultaat behaald moet worden, ontpoppen de studenten die tot dan toe onvoorbereid in de collegebanken hadden gezeten zich tot actieve, bekwame, hardwerkende en bevlogen studenten.

Onderwijssysteem maakt afhankelijk

Docent, collegemateriaal en toetsing zijn geen hulpmiddelen voor de student om zijn eigen ontwikkeling vorm te geven, maar zij zijn geworden tot kaders die studenten nodig hebben om tot functioneren te komen. Dat is een pijnlijke conclusie. Zeker als we beseffen dat deze studenten hun havo- of vwo-opleiding genoten hebben in het tijdperk van na de Tweede Fase en het Studiehuis. Wie het zich nog kan herinneren, weet dat die onderwijsvernieuwing destijds werd ingezet om leerlingen alvast te leren om zelfstandiger te werken, zodat ze beter toegerust in het hoger onderwijs zouden arriveren. Ondanks die goede bedoelingen is er een onderwijssysteem ontstaan dat leerlingen juist afhankelijker lijkt te maken, gericht op presteren op de korte termijn.

Kritische denkers…

Dit lijkt me iets om als universiteit in 2017 goed over na te denken. Zeker nu we in het Tilburgse Onderwijsprofiel aandacht willen gaan geven aan persoonlijke ontwikkeling, burgerschap en Bildung. We willen niet simpelweg academisch geschoolde werknemers opleiden, maar ons doel als universiteit moet zijn om de intellectuelen van de toekomst op te leiden. Onze studenten moeten kritische denkers zijn, die onafhankelijk, zelfstandig en bevlogen een actueel probleem te lijf kunnen – of dat nu een maatschappelijke of politieke kwestie is, een technisch probleem op de werkvloer of een ingewikkeld (didactisch of ethisch) dilemma in zorg of onderwijs.

“Al decennia worden scholen, faculteiten en opleidingen gefinancierd op basis van een pervers outputmodel”

Die ambitie is prachtig – maar het was ooit ook de ambitie van de Tweede Fase en het zal straks óók de ambitie zijn van Onderwijs 2032. Als we allemaal in die richting denken, hoe kan het dan dat die dromen van de zelfverantwoordelijke leerling en student zo hardnekkig botsen op de realiteit van klaslokaal en collegezaal? Enkele structurele mechanismen in het onderwijssysteem dwarsbomen deze ambitie op een fundamentele manier. En zo lang die niet veranderen, zal onze didactische droom luchtfietserij blijven.

Wantrouwen

Ons onderwijssysteem is georganiseerd op basis van wantrouwen. Dat wantrouwen is geïnstitutionaliseerd in het systeem van onderwijsvisitaties waarin een opleiding geëvalueerd wordt op basis van een dossier waarin evaluatieresultaten, in- en uitstroomgegevens en scriptiecijfers in extensieve tabellen en grafieken verantwoord moeten worden. Het gaat daarbij niet om wat er in de colleges gebeurt, om de vraag of bevlogen docenten studenten weten te inspireren, maar het gaat steeds meer om de betrouwbaarheid van de toetsing. Een andere fundamentele misvatting in dit visitatiesysteem is de gedachte dat kwaliteit altijd kwantitatief gemeten moet kunnen worden.

Afrekencultuur

Het onderwijs is bovendien een afrekencultuur geworden. Alles draait om leerlingaantallen en studentenaantallen. Al decennia worden scholen, faculteiten en opleidingen gefinancierd op basis van een pervers outputmodel. Het aantal diploma’s bepaalt de hoeveelheid geld die een onderwijsinstelling te verdelen heeft, niet het aantal studenten dat daadwerkelijk in de collegebanken zit, laat staan de kwaliteit van de colleges of het bredere belang van het onderzoeksgebied in kwestie. De overheid heeft daar met de zogenaamde ‘prestatie’-afspraken nog een tweede kwantitatief afrekenmodel aan toegevoegd: het aantal college-uren in het eerste jaar, het aantal docenten dat een bko heeft gehaald, de resultaten op een ondoorzichtig in elkaar gezette enquête: alles moet gemeten, beoordeeld en afgerekend worden.

“Het gemakzuchtige geweeklaag over studenten: een rookgordijn”

Die outputfinanciering maakt dat het onderwijssysteem waarin wij werken georganiseerd is alsof het een vrije markt zou zijn. Wie het onderwijs als markt denkt, maakt van studenten consumenten en verandert docenten in verkopers die een product aan de man te brengen hebben. Zo’n systeem verdeelt de verantwoordelijkheden op een manier die precies tegengesteld is aan het didactisch ideaal dat ik eerder schetste: de docent is verantwoordelijk voor het product, de student hoeft slechts te consumeren.

Dubbele boodschap

De studenten van vandaag krijgen dan ook voortdurend een dubbele boodschap. Docenten proberen hun duidelijk te maken dat ze zelfstandige, kritische denkers moeten worden, maar de manier waarop het onderwijs georganiseerd is, vertelt hen dat ze passieve consumenten mogen zijn. Veel onzekerheden die ik bij de zogenaamde ‘millenial’-student ontwaar, zouden wel eens voort kunnen komen uit deze dubbele boodschap die wij als instelling zelf uitzenden. Dat maakt het gemakzuchtige geweeklaag over studenten – dat inderdaad van alle tijden is – tot een rookgordijn waarachter de structurele problemen van ons onderwijssysteem verborgen blijven.

 

Sander Bax is universitair hoofddocent Literatuurwetenschap, Cultuurgeschiedenis en Vakdidactiek Nederlands. Ook is hij coördinator van de Online Culture-bachelortrack ‘Universitaire Lerarenopleiding Nederlands’ en coördinator van de KCW-mastertrack ‘Art, Media and Society’. In 2015 publiceerde Bax De Mulisch Mythe: schrijver, intellectueel, icoon.

Advertentie.

Bekijk meer recent nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte. Meld je aan voor de nieuwsbrief van Univers.