De tentakels van de staat
Soms haalt het verleden het heden in. Zoals toen ik deze week de film Das Leben der Anderen (bekroond met een Oscar in 2007) weer eens zag.
Het verhaal speelt in Oost-Duitsland, begin jaren tachtig. De Stasi, de binnenlandse veiligheidsdienst van de DDR, bespioneert zo veel mogelijk burgers. Wie om wat voor reden dan ook ‘verdacht’ is, mag zich nooit onbespied wanen, is de stelregel. Daar moeten enkele honderdduizenden Stasi-medewerkers en -informanten voor zorgen, want computers waren er nog niet. Alles was ‘handwerk’.
De film schetst een grauw, beklemmend beeld van een samenleving waar de overheid altijd over je schouder meekijkt. Zo volgen we een agent van de Stasi die de opdracht krijgt een toneelschrijver en zijn vriendin maandenlang te observeren en af te luisteren. Dat gaat klassiek ouderwets, vanaf een kale zolder boven het appartement van de toneelschrijver, met in het geniep geplaatste microfoontjes, een bandrecorder en een reusachtige koptelefoon. Plus het hengelen en open stomen van alle verdachte post uit zijn brievenbus.Rijst de vraag: hoe efficiënt zou de Stasi zijn geweest als de DDR nu nog had bestaan?
Héél efficiënt, denk ik. De veiligheidsdienst zou vast en zeker alle datastromen onderzoeken: telefonie, internet, e-mail, sociale media. Meeluisteren doet de Stasi vanzelfsprekend ook. Officieel alleen wanneer daar een “noodzakelijk doel” voor is. En oh ja, wát een noodzakelijk doel is, dat bepaalt de Stasi natuurlijk zelf.
Verder mag de veiligheidsdienst complete woonwijken afluisteren wanneer zich daar verdachte elementen bevinden. Ook alle e-mails uit een bepaalde straat mogen worden ingezien en computers van familie en kennissen van een verdacht persoon mogen worden gehackt. Overbodig te vermelden dat de Stasi op afstand ongemerkt de microfoon of webcam van je laptop aan kan zetten.
Ja, de tentakels van de staat. Het is maar goed dat zoiets vandaag de dag compleet ondenkbaar is, zéker in ons vrije westen. En al helemáál in Nederland.